Gemeente Sneek
direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Stationsgebied
Status: onhegesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0091.2010Stationsgebied-onhe

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gezondheidszorg, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie en verenigingsleven;

b.      voor zover gronden zijn voorzien van één (of meerdere) bijzondere aanduiding(en) dan zijn de gronden tevens bestemd voor:

1.       een museum ter plaatse van de aanduiding museum;

2.       dienstverlenende bedrijven en instellingen ter plaatse van de aanduiding dienstverlening;

c.       voor zover gronden zijn voorzien van één (of meerdere) bijzondere aanduiding(en) dan zijn de gronden uitsluitend bestemd voor:

1.       stadstuinen ter plaatse van de aanduiding plantsoen;

d.      voor zover gronden zijn voorzien van één (of meerdere) bijzondere aanduiding(en) dan zijn op de gronden uitgesloten:

1.       verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding verenigingsleven uitgesloten;

2.       gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding gezondheidszorg uitgesloten;

met de daarbij behorende:

e.       parkeervoorzieningen;

f.        groenvoorzieningen en water;

g.      bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorziening.

 

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:

a.             met betrekking tot de onder lid 10.1  genoemde gebouwen geldt dat:

1.       een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;

2.       indien op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven het bebouwingspercentage niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage mag bedragen;

3.       de goothoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte;

4.       de bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;

5.       de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;

b.      met betrekking tot bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat;

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevels niet meer dan 2 m mag bedragen;

2.       de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak niet meer dan 11 m mag bedragen;

3.       de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak niet meer dan 5,5 m mag bedragen.