direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachten - Vogelzang 100
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2020SNO012-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Smallingerland heeft het voornemen ontvangen om direct ten westen van Vogelzang 100 te Drachten een woning te realiseren. Dit is echter niet mogelijk op basis van de geldende regeling, omdat voor het bouwvlak ter plaatse een maximaal aantal wooneenheden van 13 geldt. Met het voorgenomen plan is sprake van 14 wooneenheden in dit bouwvlak.

In het geldende bestemmingsplan Drachten Noord-Oost is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarvan gebruik gemaakt kan worden om de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen. Door middel van toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden binnen de geldende woonbestemming het maximaal aantal wooneenheden vergroot, zodat de voorgenomen woning planologisch zijn toegestaan. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het gehele bouwvlak waar de ontwikkeling binnen plaats vindt. De ontwikkeling zelf vindt plaats op de gronden direct ten oosten van Vogelzang 100 te Drachten. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020SNO012-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Drachten Noord-Oost, dat is vastgesteld op 24 september 2010. In dit bestemmingsplan heeft het de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis. Ook zijn de bijbehorende tuinen en erven, groen-, parkeer- en speelvoorzieningen, waterpartijen, wegen, straten en paden en openbare nutsvoorzieningen toegestaan. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen het bouwvlak is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen en zijn maximaal dertien wooneenheden toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020SNO012-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is in artikel 21.5.1 lid b de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het maximaal aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerde gemeentelijk woonplan, zoals dat op moment van wijziging geldt;
  • 3. de geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Naast het geldende bestemmingsplan zijn een aantal parapluplannen en een partiële herziening van toepassing op het plangebied. Het gaat om de volgende plannen:

  • Partiële herzieningen Wonen-werken en Werk aan huis, vastgesteld op 12 juni 2012;
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015;
  • Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016;
  • Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017;
  • Voorbereidingsbesluit Parapluplan Wonen, vastgesteld op 10 december 2019.

Voor de bovenstaande partiële herziening en parapluplannen geldt dat deze ook in de voorgenomen situatie van kracht blijven en dat deze niet worden gewijzigd met dit wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt juridische regeling van het plan toegelicht. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling is aanleiding voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

De grond waar de voorgenomen ontwikkeling plaatsvindt zijn onderdeel van het perceel Vogelzang 100, kadastraal bekend als perceelnummer 5925 sectie A kadastrale gemeente Drachten. Het perceel is aan de westzijde ingericht met een vrijstaande woning, bestaande uit één bouwlaag met kap en aan de achterzijde enkele aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De oostzijde van het perceel is onbebouwd en ingericht als tuin behorende bij de aanwezige woning. De gronden zijn voornamelijk ingericht als gazon met enkel struiken.

Het plangebied ligt in een woonwijk in het noordoosten van Drachten. In de directe omgeving staan vrijwel uitsluitend woningen. Het lint aan de zuidzijde van de Vogelzang bestaat uit vrijstaande woningen van één bouwlaag met kap. Ten noorden hiervan staan rijwoningen. Aan de zuidzijde van het plangebied staan garageboxen. Ten noordoosten van het plangebied staat een middelbare school.

In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020SNO012-0401_0003.jpeg" Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om ten oosten van de huidige woning aan de Vogelzang 100 een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. Het perceel wordt daarmee opgesplitst in twee percelen. Omdat de regels uit de geldende woonbestemming van toepassing blijven, krijgt het nieuwe woonhuis een maximum goothoogte van 6 meter, een maximum bouwhoogte van 10 meter en een dakhelling tussen de 30 en 60 graden. De woning mag een maximale oppervlakte van 150 m2 hebben en moet in dezelfde rooilijn worden gebouwd als de naastgelegen woningen. Verder is ruimte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Er wordt voorzien in twee parkeerplaatsen op eigen terrein. In figuur 2.2 is met een oranje gearceerd vlak aangeduid op welk perceel binnen het plangebied de nieuwe woning wordt gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020SNO012-0401_0004.jpeg"

Figuur 2.2 Aanduiding van het perceel waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woning wordt ingepast in het bestaande woonlint aan de Vogelzang. Het plangebied ligt midden in een woonwijk en is omgeven door andere woningen. Daarmee is de woning functioneel goed passend in de omgeving. Doordat dezelfde juridisch-planologische regeling van toepassing is in het plangebied als op de omliggende woonpercelen, wordt ook qua type en vorm van de woningen aangesloten bij de omgeving. Er wordt een vrijstaande woning gerealiseerd, bestaande uit één bouwlaag met een kap. Hier is in het woonlint aan de zuidzijde van de Vogelzang vrijwel uitsluitend sprake van. Omdat het plangebied een perceel midden in een woonwijk betreft is een landschappelijke inpassing niet noodzakelijk.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Vogelzang. In westelijke richting wordt aangesloten op de Zuiderhogeweg, via welke in zuidelijke richting de A7 bereikt kan worden. Op die manier is het plangebied op goede wijze ontsloten en bereikbaar.

Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt in de toekomstige situatie zeer beperkt toe, doordat er een nieuwe woning in het plangebied wordt gerealiseerd. De toegenomen verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bedraagt 10 motorvoertuigen per etmaal, op basis van publicatie 381 van het CROW. Hierbij is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk' en een ligging in de 'rest bebouwde kom'.

De parkeerbehoefte voor de nieuwe woning bedraagt 2 parkeerplaatsen. Er wordt op eigen perceel voorzien in deze parkeerbehoefte, waardoor geen afwikkeling op de omgeving plaatsvindt.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en in het parkeren.

2.3 Planologische inpasbaarheid

Om de ontwikkeling van één extra woning mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in de bestemming 'Wonen - 1' (artikel 21.5.1 lid b). Via deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk het maximaal aantal wooneenheden te wijzigen.

  • 1. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld

De voorgenomen vrijstaande woning sluit aan bij het heersende bebouwingsbeeld. Doordat het geldende juridisch-planologische kader van toepassing blijft, zullen de bouwregels gelijk zijn aan die van de woningen in de omgeving. Zo sluit het type woning aan op de bestaande woningen in de omgeving. Bovendien wordt de woning in de bestaande rooilijn van de naastgelegen woningen gebouwd. Daarmee wordt geen afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.

  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerde gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijzigen geldt, passen.

In paragraaf 3.3 is gemotiveerd hoe de woningen passen binnen het gemeentelijke woonplan dat is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten.

  • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Het plangebied grenst aan de Vogelzang. Dit betreft een 30 km/uur weg. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen geluidzoneringsplichtige wegen aanwezig. De dichtstbijzijnde is de Noorderdwarsstraat, die op een afstand van circa 270 meter van het plangebied een maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur kent. Tussen deze straat en het plangebied is een hoge mate van bebouwing, dat zorgt voor een geluidafschermende werking. Gezien deze tussenliggende bebouwing en de ruimte afstand tot de weg wordt aangenomen dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijks- provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De ontwikkeling in het plangebied raakt geen van deze nationale belangen.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking

In dit geval wordt één nieuwe woning gerealiseerd Op basis van jurisprudentie is dit niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk. Overigens ligt het plangebied wel binnen bestaand stedelijk gebied en past de voorgenomen woning binnen het gemeentelijke woonplan.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij één nieuwe woning in een bestaand woonlint wordt gerealiseerd. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat dit binnen het geldende gemeentelijke woonplan past. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.1 van de Verordening Romte Fryslân. De ontwikkeling in het plangebied past daarmee binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Drachten Noord-Oost

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Drachten Noord-Oost. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noordoostelijke deel van de kern Drachten. Stedelijke functies zoals wonen zijn voorzien binnen deze kernen.

De toename van het aantal woningen in het plangebied past binnen de voorwaarden die in de betreffende wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. Daarmee is in het geldende bestemmingsplan al vooruitgelopen op deze ontwikkeling en past de ontwikkeling ook binnen het gemeentelijk beleid. Dit geldt eveneens voor de aanpassing van het bouwvlak en de betreffende wijzigingsbevoegdheid die daarvoor geldt.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar De wenselijke toevoeging van de gemeente gaat hierbij uit van een toevoeging van 60 gezinswoningen per jaar. De focus van het woningbouwbeleid ligt op inbreiding, vanuit duurzaam ruimtegebruik. De voorgenomen woning in dit wijzigingsplan past binnen dit gestelde aantal en vindt plaats op een inbreidingslocatie.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieuaspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit bouw van een woning op een perceel in een bestaand woonlint. Dit wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Maar als een perceelsgebonden ontwikkeling, waardoor een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrielawaai, dus alleen het aspecten 'wegverkeerslawaai' zou aan de orde kunnen zijn.

Toetsing

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van spoorwegen en geluidgezoneerde bedrijventerreinen. De wegen in de directe omgeving van het plangebied betreffen allemaal wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Deze wegen zijn niet geluidzoneringsplichtig. De dichtstbijzijnde geluidzoneringsplichtige weg betreft de Noorderdwarsvaart, op circa 270 meter ten noorden van het plangebied. Gezien deze ruime afstand valt de voorgenomen woning niet binnen de geluidzone van deze weg.

De Vogelzang betreft een erfontsluitingsweg in een woonwijk, die voornamelijk door bestemmingsverkeer gebruikt wordt. Gezien de lage toegestane snelheid en het relatief kleine aantal verkeersbewegingen kan verwacht worden dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder ter plaatse van de voorgenomen woningen niet wordt overschreden. Bovendien zal de woning voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, wat er voor zorgt dat sprake is van goede isolatie waardoor in de woning een goed akoestisch klimaat zal zijn. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van een woonwijk in het noordoosten van Drachten en wordt omringd door woonpercelen. Andere functies liggen op grotere afstand. De dichtstbijzijnde functies betreffen een middelbare school ten noordwesten van het plangebied en een concentratie van detailhandel, horeca en dienstverlening aan de Noord- en Zuidkade ten zuiden van het plangebied.

De middelbare school staat op circa 80 meter afstand van het plangebied. Voor een dergelijke inrichting geldt op basis van de VNG-brochure een richtafstand van 30 meter. De woning valt buiten deze richtafstand.

Ter plaatse van de concentratie aan detailhandel, dienstverlening en horeca aan de Noordkade en Zuidkade zijn bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Omdat de inrichtingen op minimaal 260 meter afstand liggen wordt voldaan aan de richtafstanden.

Omdat wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van bedrijven en andere inrichtingen in de omgeving is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met de ontwikkeling van een nieuwe woning wordt een bodemgevoelig object gerealiseerd. De gronden waar de woning wordt gerealiseerd zijn reeds voorzien van een woonbestemming. Op basis van de huidige juridisch-planologische regeling kan daarom worden aangenomen dat de grond geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Op het bodemloket zijn eveneens geen verontreinigingen bekend ter plaatse van de voorgenomen woning.

Desondanks zal in het kader van de vergunningsaanvraag een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. De verwachting is dat hier geen belemmeringen uit voort komen voor de ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

Met dit wijzigingsplan wordt slechts één woning mogelijk gemaakt in aanvulling op de bestaande woningen in het plangebied. Gezien de aard en omvang van het plan kan op voorhand gesteld worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek is niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft De Alde Feanen, op circa 8 kilometer afstand ten westen van het plangebied. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor De Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is om die reden niet noodzakelijk. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

Stikstofdepositie

De Alde Feanen betreft eveneens het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Gezien de aard en omvang van het voornemen, waarbij slechts één woning wordt gerealiseerd, kan gesteld worden dat sprake is van een beperkte aanlegfase en daarmee een beperkte stikstofuitstoot. In de gebruiksfase zal de stikstofuitstoot eveneens zeer beperkt zijn. De woning wordt gasloos opgeleverd en als gevolg van de ontwikkeling is er sprake van een zeer beperkte verkeersgeneratie. In combinatie met de zeer ruime afstand tot stikstofgevoelige gebieden kan daarom aangenomen worden dat geen sprake is van significante stikstofdepositie. Een onderzoek is niet noodzakelijk.

4.6.2 Soortenbescherming

In het plangebied wordt een woning gerealiseerd op gronden die nu al tuin behorend bij de naastgelegen woning in gebruik zijn. Ter plaatse worden slechts enkele aanwezige planten en struiken gerooid om ruimte te maken voor de woning. Het is niet aannemelijk dat zich in de huidige situatie beschermde soorten in het plangebied bevinden gezien de inrichting en het gebruik van de gronden. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om na te gaan of sprake is van archeologische waarden in het gebied is het FAMKE geraadpleegd. Conform de kaart IJzertijd - Middeleeuwen geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van minimaal 5.000 m². Conform de kaart Steentijd - Bronstijd is archeologisch onderzoek uitsluitend noodzakelijk bij ingrepen met een minimaal oppervlak van 2,5 hectare. Omdat de oppervlakte van de woning en bijgebouwen deze grenswaarden niet overschrijdt is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Uit de CHK komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden waar in dit wijzigingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Daarom is geen nader onderzoek naar dit aspect noodzakelijk.

4.9 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 202001301-2-22357) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft daarmee een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 1.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Het plangebied ligt wel vrij voor de boezem. Hier zal rekening mee worden gehouden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Voldoende

Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Als gevolg van het plan neemt de verharding toe met 150 m² binnen stedelijk gebied. Deze toename blijft onder de grenswaarde voor watercompensatie. Daarom is compensatie niet noodzakelijk.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.

Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de initiatiefnemer en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In het kader van de externe veiligheid is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat in de (directe) omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar rekening mee gehouden moet worden bij de uitvoering van dit plan. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan Drachten - Vogelzang 100 gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is de woonbestemming toegepast ter plaatse van de voorgenomen woning.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Drachten Noord-Oost.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Drachten Noord-Oost zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Wonen - 1') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Hierop zijn geen reacties binnen gekomen.

Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken.

Vervolgens wordt het plan, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

In dit geval is een anterieure overeenkomst opgesteld waarmee het kostenverhaal voldoende is vastgelegd. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.