Plan: | Wijzigingsplan Maartenswouden hoek De Lanen - De Akkers |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0090.BW2020SMA003-0401 |
Voor het nieuw te realiseren woongebied op de hoek van De Lanen en De Akkers in de woonbuurt Maartenswouden te Drachten geldt het bestemmingsplan 'Maartenswouden' (vastgesteld op 3 maart 2015). Dit plan maakt het mogelijk om ter plaatse een woongebouw met appartementen te realiseren. In de loop van de planperiode is er geconstateerd dat de huidige bestemming onvoldoende aansluit bij de huidige woonwensen binnen de gemeente. De huidige bestemming maakt, zoals gezegd, alleen de realisatie van maximaal 22 appartementen mogelijk. Voorliggend 'Wijzigingsplan Maartenswouden, hoek De Lanen en De Akkers' is opgesteld om binnen het plangebied 4 vrijstaande woningen te realiseren. Deze mogelijkheid wordt geboden door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen. Het college van Burgemeester & Wethouders van de Gemeente Smallingerland heeft per brief (d.d. 1 juli 2020) aangegeven in principe medewerking te verlenen aan dit wijzigingsplan.
Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in de wijk Maartenswouden te Drachten in de gemeente Smallingerland. Het gaat om een aantal kavels op de hoek van De Lanen en de Akkers behorend bij het perceel kadastrale gemeente Drachten, sectie D, perceelnummer 4529. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in het hiernavolgende figuur.
Binnen het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Bestemmingsplan Maartenswouden, vastgesteld 3 maart 2015.
Onderhavig wijzigingsplan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan Maartenswouden is opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt hieronder nader toegelicht.
Wijzigingsbevoegdheid 'Wonen - Woongebouw'
Het geldende bestemmingsplan Maartenswouden maakt het op een eenvoudige manier mogelijk om de huidige bestemming 'Wonen - Woongebouw' te wijzigen naar een andere woonbestemming. In artikel 19 lid 5 onder 1.b van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3', mits aan de volgende voorwaarden kan worden voldaan:
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Het geldende bestemmingsplan bevat verder een algemene wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 24 lid 1 en lid2. Daarin is opgenomen dat dat Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat:
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor wijzigingen ten behoeve van ondergeschikte uitbreiding van een woonperceel.
Bovengenoemde algemene wijzigingen kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De toetsing aan deze wijzigingscriteria is verwerkt in de tekst van de toelichting van dit wijzigingsplan. Zoals uit dit wijzigingsplan zal blijken kan aan alle wijzigingscriteria worden voldaan en kan de wijziging uitvoerbaar geacht worden.
Paraplubestemmingsplannen
Daarnaast gelden tevens de onderstaande paraplubestemmingsplannen. In cursief is aangegeven hoe hiermee is omgegaan in onderhavig wijzigingsplan
Dit wijzigingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daarop volgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 ten slotte bevat de juridische vormgeving.
De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten
Hoofdstuk 6 Juridische regeling
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Wat betreft de ruimtelijke structuur wordt aandacht gegeven aan de volgende elementen: de wegenstructuur (verschillende typen en/of categorieën wegen), groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren. In verband met de overzichtelijkheid is het opnemen van toelichtende kaarten wenselijk.
Met betrekking tot de functionele structuur worden, voor zover aanwezig, de volgende elementen opgenomen: wonen (aantal woningen, aantal bewoners, type woningen, ouderdom van de woningen) wooncentra, centrumvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, de aanwezigheid van detailhandel en/of horeca en bedrijven. Van alle elementen wordt een omschrijving en beschrijving gegeven. Ook hierbij is het opnemen van toelichtende kaarten wenselijk.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie grotendeels uit braakliggend grasland. Aan de westzijde van het plangebied loopt het gras over in een bosje. Aan de noordzijde is een waterpartij aanwezig. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan De Lanen en aan de zuidzijde aan De Akkers.
Planologische situatie
In het geldende bestemmingsplan 'Maartenswouden' (vastgesteld op 3 maart 2015) zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Wonen - Woongebouw', 'Water' en 'Groen'. In de onderstaande figuur is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Wonen - Woongebouw
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maar ook voor de daarbij behorende:
Op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maar ook voor de daarbij behorende:
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maar ook voor de daarbij behorende:
Het planvoornemen bestaat uit het planologisch mogelijk maken van het realiseren van 4 vrijstaande grondgebonden woningen.
Hiertoe wordt de bestemming 'Wonen - Woongebouw' en een deel van de bestemmingen 'Groen' en 'Water' gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1'. Dit maakt de realisatie van 4 vrijstaande woningen mogelijk binnen het plangebied. In de nieuwe planologische situatie kent het perceel op grond van bijlage 2 bij de regels uit het geldende bestemmingsplan 'Maartenswouden' de volgende bestemming:
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maar ook voor de daarbij behorende:
Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.
Verordening Romte Fryslân en Grutsk op 'e Romte
De Verordening Romte Fryslân stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.
In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt dat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening bestaat dan in het landelijk gebied. Het plangebied valt binnen de contouren van het bestaand stedelijk gebied. In de Verordening Romte is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan.
In onderhavige situatie is sprake van een wijzigingsplan waardoor vier vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd in de plaats van een woongebouw met maximaal 22 wooneenheden. Het planologisch toegestaan aantal woningen op het perceel neemt af en leidt daarmee niet tot overschrijding van toegestane aantal woningen volgens het woningbouwprogramma of strijdigheden met de in de verordening opgenomen regels. De ontwikkelingen in het plangebied passen daarmee binnen het provinciale beleid.
Omgevingsvisie De romte diele
Een nieuwe Omgevingsvisie is in voorbereiding en wordt in oktober 2020 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de Provincie Friesland. De Omgevingsvisie geeft de komende jaren richting aan de activiteiten van de provincie. Waar werken we naar toe, welke toekomst zien we voor ons? Dat staat beschreven in de ambitie. Met de samenleving willen we goede ideeën en mooie plannen voor Fryslân realiseren. In de Omgevingsvisie zijn de volgende vier opgaven benoemd:
Het aanbod aan woningen valt onder de opgave 'leefbaar, vitaal en bereikbaar'. De ontwikkelingen in het plangebied passen naar verwachting ook binnen de nieuwe nog vast te stellen Omgevingsvisie.
Structuurvisie Smallingerland (2013)
De Structuurvisie Smallingerland geeft inzicht waarom bepaalde ontwikkelingen, die afwijken van bestemmingsplannen, wel of niet wenselijk zijn. De visie maakt het voor iedereen duidelijk hoe de gemeente de ontwikkeling binnen de rode contouren ziet en op welke wijze zij deze gewenste ontwikkeling mogelijk denkt te maken. Daarnaast helpt de (ruimtelijke) structuurvisie gemeentelijke prioriteiten te stellen.
Ten aanzien van wonen richt de structuurvisie zich op:
Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woonprogramma 2016 - 2025
De gemeente Smallingerland heeft haar woningbouwambities vastgelegd in het gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 t/m 2025. Het programma wordt periodiek tegen het licht gehouden om te zien of het aanbod van plannen zowel kwantitatief als kwalitatief nog aansluit bij de vraag. Het gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma beschrijft de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de verwachte woningbehoefte en het woonbeleid in de komende jaren. Verder is er een actueel woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2016 - 2025. Nieuwbouwprojecten die de afgelopen jaren in gang zijn gezet, zijn beoordeeld op behoefte en haalbaarheid. De nieuwbouwproductie is een beperkt aandeel in de totale woningvoorraad. De gemeente vindt dat deze woningen vooral een toevoeging moeten zijn aan de woningvoorraad qua woningtype/prijsklasse.
Het vergroten van de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving staat centraal in dit woonbeleid. De komende jaren richt de gemeente Smallingerland zich onder andere op de volgende onderdelen:
De gemeente Smallingerland legt met name nadruk op het aan laten sluiten van het aanbod op de vraag, elk plan of project wordt dan ook zorgvuldig afgewogen. Uit deze actualisatie blijkt dat de gemeente, vanuit de woningbehoefte en differentiatie van de woningvoorraad, het wenselijk vindt om in te zetten op grondgebonden woningen van het type vrijstaand en twee onder één kap. De gemeente is terughoudend met het toevoegen van nieuwe appartementen vanwege het grote aanbod in de bestaande voorraad.
Met de wijziging van de bestemming 'Wonen - Woongebouw' naar 'Wonen - 1' wordt het bouwen van vrijstaande woningen mogelijk gemaakt ten koste van appartementen. Het toegestane maximale aantal wooneenheden neemt daarbij af. Het aanbod van vrijstaande woningen sluit aan qua woningbehoefte en differentiatie van de woningvoorraad. Doordat de toegestane maximale maatvoering binnen de bouwvlakken naar verwachting kleiner wordt kan er redelijkerwijs gesteld worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.
Welstandsnota 2018
In de Welstandsnota 2018 zijn de volgende gebiedskenmerken en criteria opgenomen (conform criteria beeldkwaliteit De Hoven, Naturijzone (Maartenswouden)) voor de Naturijzone waarin onderhavig plangebied is gesitueerd:
Plaatsing
Hoofdvorm
Aanzichten
Opmaak
Diversen
Het ingediende plan is conform het stedenbouwkundige advies van de gemeente over hoe te komen tot een invulling van de locatie met vrije kavels.
Toetsing aan gemeentelijk beleid
Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan voldoet aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria:
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat rekening te worden gehouden met weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai. Voor het oprichten van geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder woningen, die binnen de onderzoekszone van (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen liggen, dient een toets aan de geluidsnormen plaatsvinden.
Het wijzigingsplan dient bovendien te voldoen aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria:
Situatie plangebied
In het moederplan is onderzoek verricht naar het geluid van wegverkeer door Servicebureau de Friese Wouden (Onderzoek geluid en luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer t.b.v. actualisatie bestemmingsplan “Maartenswouden” te Drachten’). In het onderzoek zijn de geluidscontouren van de verschillende wegen in de omgeving van het plangebied opgenomen. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de A7, de Zuiderhogeweg, de Overstesingel en de Morra. De wegen binnen het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur en hebben daarom geen zone in het kader van de Wet geluidhinder.
In het onderzoek zijn voor de genoemde wegen de ‘poldercontouren’ berekend. Dit houdt in dat in de berekende contouren het afschermend of reflecterend effect van direct langs de weg gelegen bebouwing of geluidsafschermende voorzieningen niet in de ligging van de geluidscontour is verdisconteerd. Hoewel uit de berekende poldercontouren blijkt dat op diverse locaties in het gebied Maartenswouden de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, is voor de verschillende woonlocaties reeds een hogere waarde verleend in het kader van het bestemmingsplan Maartenswouden uit 2006.
Ten opzichte van het moederplan wijzigt de begrenzing van het bouwvlak en de invulling van het plangebied. Wanneer de poldercontouren die berekend zijn door Servicebureau de Friese Wouden worden vergeleken met de ligging van het plangebied dan kan geconcludeerd worden dat het plangebied alleen gesitueerd is binnen de 48 dB poldercontour als gevolg van de rijksweg A7. Het plangebied ligt buiten de poldercontouren van de overige wegen. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied ten opzichte van de poldercontour van de rijksweg A7 weergegeven.
Ten opzichte van het moederplan wijzigt de situering van het bouwvlak minimaal. Wel worden er minder woningen gerealiseerd waarvoor een hogere grenswaarde van toepassing is. Onderhavig wijzigingsplan leidt daarmee dus tot een afname van het aantal geluidgehinderden.
Conclusie
Ondanks de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van wegverkeerslawaai, is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door bedrijf- en milieuzonering. Onder bedrijf- en milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Bedrijf- en milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de onderlinge afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven & Milieuzonering', waarin richtafstanden zijn opgenomen.Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Situatie plangebied
Ten opzichte van het moederplan wijzigt de begrenzing van het bouwvlak en de bestemming wonen in zeer beperkte mate. Deze wijziging heeft geen invloed op het aspect 'bedrijven en milieuzonering'. Er blijft sprake van voldoende afstand tussen de milieuhinder gevoelige bestemming (wonen) en milieubelastende functies in de omgeving.
Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning voor bouwen dient, op grond van de Wet bodembescherming (Wbb), te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en/of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie of het gebruik van het plangebied. Om hierin inzicht te krijgen dient een bodemonderzoek te worden verricht.
Situatie plangebied
In het moederplan is het volgende opgenomen ten aanzien van bodem: In het kader van het bestemmingsplan uit 2006 is bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein. Daar is uit gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Op 28 maart 2012 is de Nota bodembeheer voor de gemeente Smallingerland vastgesteld. De resultaten van het in 2006 uitgevoerde onderzoek zijn daar in meegewogen. Op basis van de Nota is de ondergrond van het plangebied beoordeeld als schoon (Achtergrondwaarde).
In 2016 is door Aveco de Bondt verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dat ook van toepassing is op onderhavig plangebied. Het bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 1, het betreft deellocatie 2 in het bodemonderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat er gezien de vastgestelde bodemkwaliteit geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu zijn. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik (wonen).
In 2019 is PFAS als verdachte parameter benoemd in het door het Ministerie van Infrastructuur en Water opgestelde tijdelijk handelingskader voor PFAS houdende grond en baggerspecie. Gelet op mogelijk grondverzet is in 2020 door Aveco de Bondt een bodemonderzoek PFAS uitgevoerd. Het bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 2. In de grond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PFAS vastgesteld. De aangetoonde gehalten bevinden zich echter ruim onder de landelijke normwaarden voor natuur en landbouw (achtergrondwaarde). Bij eventuele afvoer van grond vormt PFAS geen belemmering.
Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de luchtkwaliteit zodanig is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Situatie plangebied
Ten opzichte van het moederplan worden minder woningen gerealiseerd waardoor de bijdrage van het plan aan (de verslechtering van) de luchtkwaliteit minder wordt. Bovendien valt de realisatie van 4 woningen ruim binnen de criteria van het Besluit NIBM waarbij geen sprake is van verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
De Wet natuurbescherming (Wnb) vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Bij een ruimtelijke ingreep moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Soortenbescherming
Soortenbescherming is onder de Wnb geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden: Het gebiedsbeschermingsdeel van de Wet natuurbescherming heeft als doel het beschermen van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden) in Nederland. Projecten of andere handelingen en plannen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel (zonder vergunning) niet toegestaan. Naast directe effecten (bijv. ruimtebeslag), dient ook gekeken te worden naar indirecte effecten als gevolg van externe werking (bijv. door geluid, licht en stikstofdepositie).
Natuur Netwerk Nederland: De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd. Het NNN is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale NNN is voor Zuid-Holland uitgewerkt in de Visie Ruimte en mobiliteit. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Situatie plangebied
Soortenbescherming
Aangezien wat bosschages en enkele bomen verwijderd moeten worden, bestaat er de kans dat eventueel aanwezige beschermde soorten verstoord worden. Gelet hierop is er een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in het onderzoeksgebied geen geschikte groeiplaatsen voor beschermde planten of verblijfplaatsen, essentiële foerageergebieden of vliegroutes van niet-vrijgestelde beschermde diersoorten aanwezig zijn. Het uitvoeren van nader onderzoek en/of het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is dan ook niet benodigd. Het betreffende onderzoek is opgenomen onder Bijlage 3.
Gebiedsbescherming
Binnen het projectgebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Aangezien het plangebied niet in het Natuurnetwerk Nederland is gelegen, vormt dit aspect geen belemmering.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ruim 4,5 kilometer van het projectgebied en betreft Van Oort's Mersken. Effecten zoals geluid en/of licht zijn gelet op deze afstand op voorhand uit te sluiten. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is het wel noodzakelijk om middels een onderzoek aan te tonen dat de voorgenomen ontwikkeling geen relevante stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied. Door Aveco de Bondt is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor zowel de aanleg- alsmede de gebruiksfase. Uit dit onderzoek is gebleken dat op geen enkel moment de huidige norm van 0,00 mol/ha/jaar wordt overschreden. Het aanvragen van een Wet natuurbeschermingsvergunning is derhalve niet benodigd. Het betreffende onderzoek is opgenomen onder Bijlage 4.
Conclusie
Het aspect 'flora en fauna' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Situatie plangebied
Ten opzichte van het moederplan zijn de wijzigingen van dusdanig beperkte aard dat er geen ontwikkelingen zijn die archeologische waarden kunnen schaden. De provincie Fryslân heeft voor het hele grondgebied een archeologische verwachtingskaart (FAMKE) opgesteld. Hieruit blijkt dat pas bij ontwikkelingen van meer dan 5000 m² archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Dergelijke ontwikkelingen worden door het voorliggende wijzigingsplan niet mogelijk gemaakt. De wijzigingen zijn bovendien van dusdanig beperkte aard dat er geen ontwikkelingen zijn die cultuurhistorische waarden kunnen schaden. Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden en monumenten.
Conclusie
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.
De relatie tussen water en ruimtelijke ordening wordt steeds belangrijker. In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk moeten worden overwogen.
Situatie plangebied
Ten opzichte van het moederplan wordt een kleiner bouwvlak mogelijk gemaakt (van circa 1.550m2 naar 1.100m2 bouwvlak) en worden minder woningen en dus parkeerplaatsen voorzien. Het wijzigingsplan leidt dus tot een afname van verhard oppervlak en tot een lagere belasting op het rioolstelsel.
In het moederplan is reeds geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn tegen de uitvoerbaarheid van het plan vanuit het oogpunt van de waterhuishouding, mits rekening wordt gehouden met de kerende werking van aanwezige regionale keringen in beheer bij Wetterskip Fryslan. De wijziging heeft geen impact op de kerende werking van aanwezige regionale keringen. Verder is de aanwezige waterberging in het gebied gerealiseerd conform het plan zoals dit in maart 2015 is vastgesteld (dus uitgaande van 22 appartementen). De aanwezige waterberging is dus ruim voldoende voor het beoogde plan. In het gebied is verder een gescheiden rioolstelsel aanwezig waarop aangesloten kan worden.
Op 10 juli 2020 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. De uitkomst daarvan is dat er sprake is van een korte procedure. In Bijlage 5 is het wateradvies korte procedure opgenomen.
Conclusie
Bij het doorlopen van de digitale watertoetsprocedure zal sprake zijn van geen belang voor het waterschap of de korte procedure. Het aspect 'water' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Situatie plangebied
In het moederplan is reeds geconcludeerd dat geen normen voor externe veiligheid worden overschreden. Ten opzichte van het moederplan worden bovendien minder woningen gerealiseerd binnen het plangebied waardoor de bevolkingsdichtheid lager wordt dan waar in het geldende bestemmingsplan vanuit is gegaan. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' levert geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan.
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
Vanuit het oogpunt van kabels en leidingen mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
Verkeer
De bestaande infrastructuur in de omgeving blijft onveranderd ten opzichte van huidige situatie en de situatie die in het vigerend bestemmingsplan is uitgewerkt. De ontsluiting met de bestaande en nog te realiseren infrastructuur is goed. Voor autoverkeer is het plangebied van meerdere kanten bereikbaar. Erftoegangswegen met een 30-km/uur-regime bepalen de interne verkeersstructuur. Het wijzigingsplan voorziet in minder wooneenheden en daarmee in een lagere druk op de bestaande infrastructuur.
Parkeren
In de Gemeente Smallingerland is de parkeernormennota 2015 leidend in de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen voor een ruimtelijke plan. Middels het op 10 januari 2017 door de gemeenteraad vastgestelde paraplubestemmingsplan 'parkeernormen' zijn de gemeentelijke parkeernormen voor de gehele gemeente planologisch vastgelegd.
Onderhavig plan betreft vrijstaande koopwoningen gesitueerd in het deelgebied 'rest bebouwde kom'. Voor deze categorie geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaats per woningen en 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoekers. Kortom: er dienen 8,8 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd voor de bewoners en 1,2 voor de bezoekers. In totaliteit betreft het dus 10 parkeerplaatsen. In het plan zijn per kavel twee parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien en nog vier parkeerplaatsen in de openbare ruimte. In totaal voorziet het wijzigingsplan dus in 12 parkeerplaatsen waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de geldende parkeernorm.
Conclusie
De aspecten 'verkeer' en 'parkeren' leveren geen belemmering op ten aanzien van het wijzigingsplan. In de planregels voor onderhavig wijzigingsplan is de planologische regeling uit het paraplubestemmingsplan 'parkeernormen' overgenomen.
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
Conform artikel 3.1.1 Bro zal voor dit bestemmingsplan vooroverleg met het Wetterskip en de Provincie Fryslân gevoerd worden. Het Wetterskip is tevens geïnformeerd middels de digitale watertoets.
Gezien de relatief geringe planologische betekenis is voorgesteld af te zien van het ter inzage leggen van een voorontwerp bestemmingsplan. Er is dan dus direct een ontwerp van dit wijzigingsplan, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, van 19 november tot en met 30 december 2020 ter inzage gelegd. Eén ieder is in de gelegenheid geweest zijn of haar zienswijze daarop in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal vastgelegd is.
Op basis van deze overweging mag het voorliggende wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.
Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.
Artikel 2: Wijze van meten
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.
Bestemmingsregels
Artikel 3: Wonen - 1
De in het plan opgenomen bestemming 'Wonen - 1' ziet toe op de te realiseren woonfunctie, al dan niet in combinatie aan-huis-verbonden werkactiviteiten dan wel bêd & brochje. Verschillende vormen van gebruik zijn als strijdig met de woonbestemming aangemerkt. Hierbij gaat het om bedrijfsmatige activiteiten die het kleinschalige en de aan-huis-verbonden werkactiviteiten overschrijden. Ter onderscheid hiertoe zijn criteria (zoals oppervlaktebepalingen) geformuleerd.
Vastgelegd is dat een bouwperceel voor een woning voor niet meer dan 60% mag worden bebouwd met hoofdgebouwen. Bouwregels zijn nader in de regels vastgelegd. Het gaat hierbij onder meer om de maatvoering, het bouwen in rooilijnen en het bewaren van afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en dergelijke.
Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.
Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.
Overgangs- en slotregels
Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 8 en 9 van de regels opgenomen.