direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijewei 76 te Boornbergum
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het plan om aan de Nijewei 76 te Boornbergum de bestaande woning te slopen, om daarvoor in plaats drie vrijstaande woningen terug te bouwen. De voorgenomen ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van de geldende regeling, omdat voor het huidige bouwvlak een maximaal aantal wooneenheden van 3 geldt. Met het voorgenomen plan is sprake van 5 wooneenheden in dit bouwvlak.

In het geldende bestemmingsplan Kleine kernen west is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarvan gebruik gemaakt kan worden om de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen. Door middel van toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden binnen de geldende woonbestemming het maximaal aantal wooneenheden vergroot, zodat de voorgenomen woningen planologisch zijn toegestaan. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel met het adres Nijewei 76 te Boornbergum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Kleine kernen west', dat is vastgesteld op 12 juni 2012. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of een bêd en brochje. Ook zijn de bijbehorende tuinen en erven, groen-, parkeer- en speelvoorzieningen, waterpartijen, wegen, straten en paden en openbare nutsvoorzieningen toegestaan. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De hoofdgebouwen mogen alleen binnen het geldende bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen het bouwvlak is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen en zijn drie wooneenheden toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is in artikel 21.5.1 lid d de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het maximaal aantal woonhuizen te wijzigen Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerde gemeentelijk woonplan, zoals dat op moment van wijziging geldt;
  • 3. de geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Daarnaast is in het bestemmingsplan in artikel 30.1 lid b de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

  • 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheden. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Naast het geldende bestemmingsplan zijn tevens een aantal parapluplannen en een partiële herziening van toepassing op het plangebied. Het gaat om de volgende plannen:

  • Partiële herzieningen Wonen-werken en Werk aan huis, vastgesteld op 12 juni 2012;
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015;
  • Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016;
  • Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017;
  • Voorbereidingsbesluit Parapluplan Wonen, vastgesteld op 10 december 2019.

Voor de bovenstaande partiële herziening en parapluplannen geldt dat deze ook in de voorgenomen situatie van kracht blijven en dat deze niet worden gewijzigd met dit wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt juridische regeling van het plan toegelicht. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling is aanleiding voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Het perceel Nijewei 76 ligt in het noorden van de dorpskern van Boornbergum. Het perceel is ingericht met een voormalige boerderij, waarbij aan de voorzijde een woonhuis aanwezig is met een grote schuur daarachter. Beiden bestaan uit één bouwlaag met een kap. Verder achterop het perceel zijn nog twee vrijstaande schuren. De randen van het perceel zijn beplant met een aantal bomen en andere beplanting. Het perceel is onderdeel van een woonlint.

Aan zowel de noord- al de zuidzijde wordt het perceel begrensd door andere woonpercelen (Nijewei 80 en Nijewei 72). Er is in beide gevallen sprake van een vrijstaande woning, bestaande uit één bouwlaag met een kap. Verder ten zuiden van het plangebied, achter het naburige perceel, is een supermarkt gevestigd aan de Nijewei. Hiertegenover is een autobedrijf gevestigd, met een onbemand pompstation. Aan de overzijde zijn meerdere woningen aanwezig. Aan de oostzijde is voornamelijk sprake van agrarische gronden, ingericht als grasland. In figuur 2.2 is een luchtfoto van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van het plangebied

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om de huidige bebouwing op het perceel te slopen en er drie vrijstaande woningen te realiseren. Daarmee wordt het huidige perceel opgesplitst in drie percelen. Het zuidelijke perceel krijgt een oppervlakte van 900 m2. De overige twee percelen krijgen een oppervlakte van 860 m2. Op elk perceel wordt ruimte geboden voor één woonhuis. Omdat de regels uit de geldende woonbestemming van toepassing blijven, krijgen de woonhuizen een maximale goothoogte van 4 meter, een maximale bouwhoogte van 9 meter en een dakhelling tussen de 30 en 60 graden. Verder is ruimte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen en worden per perceel twee tot drie parkeerplaatsen aangelegd. De percelen worden met een eigen oprit ontsloten op de Nijewei. In figuur 2.2 is een situatietekening van de voorgenomen inrichting gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening van de voorgenomen ontwikkeling

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woningen worden ingepast in het bestaande woonlint aan de Nijewei. Daarmee zijn de woningen functioneel goed passend in de omgeving. Doordat dezelfde juridisch-planologische regeling van toepassing is in het plangebied als op de omliggende woonpercelen, wordt ook qua type en vorm van de woningen aangesloten bij de omgeving. Er zullen vrijstaande woningen worden gerealiseerd, bestaande uit één bouwlaag met kap. Hier is ook in de omgeving vrijwel uitsluitend sprake van. Het plangebied blijft net als in de huidige situatie omringd door bomen. Aan de overige zijden is een inpassing niet relevant, omdat hier eveneens sprake is van woonpercelen.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Nijewei. Elk perceel krijgt een eigen oprit. Via de Nijewei kan in zuidelijke richting het centrum van Boornbergum bereikt worden. In noordelijke richting, via de Trisken en vervolgens de Biskopswei kan Drachten bereikt worden. Op deze wijze zijn de toekomstige percelen goed ontsloten en bereikbaar.

Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt in de toekomstige situatie toe, omdat het aantal woonhuizen met twee toeneemt. De toegenomen verkeersgeneratie bedraagt 18 motorvoertuigen per etmaal, op basis van publicatie 381. Hierbij is uitgegaan van twee vrijstaande koopwoningen met een ligging in het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en een stedelijkheidsgraad van 'matig stedelijk'. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Nijewei en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

De parkeerbehoefte bedraagt voor drie woningen 8 parkeerplaatsen. Per perceel is ruimte voor twee tot drie parkeerplaatsen. Daarmee wordt geheel op eigen terrein voorzien in deze parkeerbehoefte.

Door een woning te slopen en in plaats hiervan drie woningen terug te bouwen, neemt het aantal woningen met twee toe.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en in het parkeren.

2.3 Planologische inpasbaarheid

Om de ontwikkeling van twee extra woningen mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in de bestemming 'Wonen - 1' (artikel 21.5.1 lid b). Via deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk het maximaal aantal wooneenheden te wijzigen.

  • 1. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld

De voorgenomen drie vrijstaande woningen sluiten aan bij het heersende bebouwingsbeeld. Doordat het geldende juridisch-planologische kader van toepassing blijft, zullen de bouwregels gelijk zijn aan die van de woningen in de omgeving. Zo sluiten typen vorm woningen aan op de bestaande woningen in de omgeving. Bovendien worden de woningen in de bestaande rooilijn van de naastgelegen woningen gebouwd. Daarmee wordt geen afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.

  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerde gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijzigen geldt, passen.

In paragraaf 3.3 is gemotiveerd hoe de woningen passen binnen het gemeentelijke woonplan dat is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten.

  • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Het plangebied grenst aan de Nijewei. Dit betreft een 30 km/uur weg. In de omgeving van het plangebied zijn geen geluidzoneringsplichtige wegen aanwezig. De dichtstbijzijnde is de Trisken, die op een afstand van circa 320 meter van het plangebied een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur kent. Gezien de afwezigheid van geluidzoneringsplichtige wegen, en het rustige karakter van het dorp, waarbij de Nijewei vrijwel uitsluitend wordt gebruikt door bestemmingsverkeer in Boornbergum, wordt aangenomen dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Om het bestaande bouwvlak aan te passen kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in de Algemene wijzigingsregels (artikel 30.1 lid b). Via deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak te vergroten, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak te wijzigen. Hierbij moet aan één voorwaarde worden voldaan:

  • 1. de vergroting mag maximaal 25 % van de oppervlakte van het bouwvlak zijn

In dit geval wordt het bouwvlak niet vergroot, maar gaat er juist een klein deel vanaf. Op deze manier wordt één vaste voorgevellijn gerealiseerd waardoor alle woningen in een rij komen te staan, op een vaste afstand tot de weg. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijks- provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking

In dit geval worden twee woningen toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie. Op basis van jurisprudentie is dit niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk. Overigens ligt het plangebied wel binnen bestaand stedelijk gebied en passen de voorgenomen woningen binnen het gemeentelijke woonplan.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân en Grutsk op 'e Romte

De Verordening Romte Fryslân stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij de huidige woning wordt gesloopt en wordt vervangen door drie nieuwe woningen. Daarmee neemt het aantal woningen op het perceel toe. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat dit binnen het geldende gemeentelijke woonplan past. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.1 van de Verordening Romte Fryslân. Doordat een erfinrichtingsplan is ontwikkeld voldoet de ontwikkeling aan de ruimtelijke kwaliteitseisen die met de provinciale verordening worden beoogd. Zo wordt een goede ruimtelijke inpassing gecreëerd. De ontwikkelingen in het plangebied passen daarmee binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Kleine kernen west

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Kleine kernen west. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kleinere kernen die in het westen van de gemeente liggen. Stedelijke functies zoals wonen zijn voorzien binnen deze kernen.

De toename van het aantal woningen in het plangebied past binnen de voorwaarden die in de betreffende wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. Daarmee is in het geldende bestemmingsplan al vooruitgelopen op deze ontwikkeling en past de ontwikkeling ook binnen het gemeentelijk beleid. Dit geldt eveneens voor de aanpassing van het bouwvlak en de betreffende wijzigingsbevoegdheid die daarvoor geldt.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar De wenselijke toevoeging van de gemeente gaat hierbij uit van een toevoeging van 60 gezinswoningen per jaar. De voorgenomen woningen in dit wijzigingsplan passen binnen dit gestelde aantal.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieuaspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop- en nieuwbouw van een woning op een perceel, waarvoor drie woningen terug worden gebouwd. Dit wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Maar als een perceelsgebonden ontwikkeling, waardoor een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrielawaai, dus alleen het aspecten 'wegverkeerslawaai' zou aan de orde kunnen zijn.

Toetsing

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van spoorwegen en geluidgezoneerde bedrijventerreinen. De wegen in de directe omgeving van het plangebied betreffen allemaal wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Deze wegen zijn niet geluidzoneringsplichtig. De dichtstbijzijnde geluidzoneringsplichtige weg betreft De Trisken, op circa 320 meter ten noorden van het plangebied. Gezien deze ruime afstand vallen de voorgenomen woningen niet binnen de geluidzone van deze weg.

Boornbergum betreft een relatief klein woondorp waar weinig doorgaand verkeer doorheen kruist. De Nijewei, waar de woningen aan grenzen, wordt dan ook voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer. Gezien de lage toegestane snelheid en het relatief kleine aantal verkeersbewegingen kan verwacht worden dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder ter plaatse van de voorgenomen woningen niet wordt overschreden. Bovendien zullen de woningen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, wat er voor zorgt dat sprake is van goede isolatie waardoor in de woning een goed akoestisch klimaat zal zijn. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van de dorpskern van Boornbergum en wordt omringd door woonpercelen. Andere functies liggen op grotere afstand. De dichtstbijzijnde functies liggen ten zuiden van het plangebied, met tussenliggend andere woningen. Het gaat om een supermarkt en een autobedrijf met een onbemand pompstation. In figuur 4.1 is het plangebied aangeduid en zijn ook deze bedrijven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2020DPW012-0401_0005.jpg"

Figuur 4.1 Omliggende bedrijven ten opzichte van het plangebied

Supermarkt

De supermarkt is gevestigd aan de Nijewei 60. Aan de noordzijde van de supermarkt is het parkeerterrein aanwezig. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde voorgenomen woning wordt op ruim 20 meter afstand van de inrichting gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Autobedrijf

Tegenover de supermarkt, eveneens aan de Nijewei is een autobedrijf gevestigd. Het gaat om een bedrijf dat handelt in auto's en kleine reparaties en services uitvoert. Tevens is een onbemande pomp zonder LPG op het terrein aanwezig. Voor dergelijke inrichtingen geldt een richtafstand van 30 meter. De dichtstbijzijnde voorgenomen woning wordt op ruim 30 meter afstand van de inrichting gerealiseerd, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Bovendien is sprake van tussenliggende woningen die al maatgevend zijn voor dit bedrijf en het bedrijf al beperken.

Omdat voor beide bedrijven wordt voldaan aan de richtafstanden is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met de ontwikkeling van een nieuwe woning wordt een bodemgevoelig object gerealiseerd. De woning wordt gerealiseerd ter plaatse van gronden die in de huidige situatie als agrarische gronden in gebruik zijn. De gronden zijn ingericht als grasland en worden niet bewerkt. Er zijn geen bodemverontreinigende activiteiten uit het verleden bekend. Desondanks is in het kader van dit wijzigingsplan een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er verhoogde gehalten in de bovengrond zijn aangetroffen. De gemeten gehalten zijn echter dusdanig dat een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouw.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

Met dit plan wordt een bestaande woning gesloopt en vervangen door drie nieuwe woningen. Het aantal woningen neemt toe met twee. Daarmee neemt het aantal verkeersbewegingen per etmaal toe met 18. Gezien dit relatief lage aantal kan voor dit plan gesteld worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek is niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Van Oordt's Mersken, op circa 3,4 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor Van Oordt's Mersken zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is om die reden niet noodzakelijk. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of het voornemen kan leiden tot een verhoogde emissie van stikstof is in het kader van dit wijzigingsplan een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Uit deze berekening is naar voren gekomen dat er geen sprake is van significante depositiewaarden ter plaatse van stikstofgevoelige gebieden. Dit geldt zowel voor de aanlegfase als voor de gebruiksfase. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

4.6.2 Soortenbescherming

In het plangebied wordt de bestaande woning en bijgebouwen gesloopt en bomen gekapt en worden drie nieuwe woningen gerealiseerd. In het kader van deze ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, om te onderzoeken of er mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn waar rekening mee gehouden dient te worden. Op basis van dit onderzoek wordt geadviseerd om de werkzaamheden na het broedseizoen uit te voeren. Als de werkzaamheden eerder starten, wordt geadviseerd om kap en sloop te laten begeleiden door een ecoloog, zodat geborgd is dat er geen broedende vogels worden verstoord.

Daarnaast geldt altijd de algemene zorgplicht. Het verstoren, verwonden of doden van dieren (en planten) moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Wanneer er bijvoorbeeld amfibieën worden aangetroffen op de bouwplaats kunnen deze het beste worden opgepakt en verplaatst naar een plek in de omgeving, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Verder zijn er geen vervolgstappen en nader onderzoek noodzakelijk. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om na te gaan of sprake is van archeologische waarden in het gebied is het FAMKE geraadpleegd. Conform de kaart ijzertijd - Middeleeuwen geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van minimaal 5.000 m². Conform de kaart Steentijd - Bronstijd is archeologisch onderzoek uitsluitend noodzakelijk bij ingrepen met een minimaal oppervlak van 2,5 hectare. Omdat de oppervlakte van de woningen en bijgebouwen deze grenswaarden niet overschrijdt is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Uit de CHK komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden waar in dit wijzigingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Daarom is geen nader onderzoek naar dit aspect noodzakelijk.

4.9 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 202001301-2-22357) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft een daarmee invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 4.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Ook is er geen sprake van een gebied met een verhoogd overstromingsrisico.

Voldoende

Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Als gevolg van het plan neemt de verharding toe met maximaal 750 m² binnen stedelijk gebied. In het kader van de watercompensatie die hieruit voortvloeit wordt de bestaande watergang achter de drie voorgenomen woningen verbreed zodat minimaal 75 m2 aan extra oppervlaktewater wordt gerealiseerd.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.

Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de initiatiefnemer en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In het kader van de externe veiligheid is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat in de (directe) omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar rekening mee gehouden moet worden bij de uitvoering van dit plan. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan Nijewei 76 te Boornbergum gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is de woonbestemming toegepast ter plaatse van de voorgenomen woning.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Kleine kernen west.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Kleine kernen west zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Wonen - 1') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

Het ontwerpwijzigingsplan is vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze zes weken zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpwijzigingsplan.

Vervolgens wordt het plan, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

In dit geval is een anterieure overeenkomst opgesteld waarmee het kostenverhaal voldoende is vastgelegd. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.