direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vrijburgh - Duizendblad
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2019SVR008-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor het nieuw te realiseren woongebied aan het Duizendblad in de woonbuurt Vrijburgh geldt het bestemmingsplan 'Vrijburgh'. Dit plan maakt het mogelijk om ter plaatse vrijstaande woningen te realiseren. In de loop van de planperiode is er geconstateerd dat de huidige bestemming onvoldoende aansluit bij de huidige woonwensen binnen de gemeente. De huidge bestemming maakt, zoals gezegd, alleen de realistatie van vrijstaande woningen mogelijk. Voorliggend 'Wijzigingsplan Vrijburgh - Duizendblad' is opgesteld om ook twee-onder-een-kap-woningen mogelijk te maken. Deze mogelijkheid wordt geboden door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegheid die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in de wijk Vrijburgh te Drachten in de gemeente Smallingerland. Het gaat om een aantal kavels langs het Duizenblad behorend bij het perceel kadastrale gemeente Rottevalle, sectie B, perceelnummer 4948. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in het hiernavolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019SVR008-0401_0001.jpg"

Figuur 1. Indicatie van het plangebied (bron: Google Earth Pro)

1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het geldende bestemmingsplan Vrijburgh maakt het op een eenvoudige manier mogelijk om de huidige bestemming 'Wonen - 1' te wijzigen naar een andere woonbestemming. In artikel 10 lid 6 onder 1.b van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 1 en 2', mits aan de volgende voorwaarden kan worden voldaan:

  • 1. Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. De te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
  • 3. De geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • 4. Als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1 en 2', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 11 van het bestemmingsplan 'Vrijburgh' van toepassing.

De toetsing aan deze wijzigingscriteria is verwerkt in de tekst van de toelichting van dit wijzigingsplan. Zoals uit dit wijzigingsplan zal blijken kan aan alle wijzigingscriteria worden voldaan en kan de wijziging uitvoerbaar geacht worden.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daarop volgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vormgeving en hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Bestaande situatie

Planologische situatie

In het geldende bestemmingsplan 'Vrijburgh' (vastgesteld op 22-03-2016) zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Wonen - 1'. De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. voorzieningen en waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.

Op de gronden met de bestemming 'Wonen -1' mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019SVR008-0401_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan ''Vrijburgh" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Toekomstige situatie

Het planvoornemen bestaat uit het wijzigen van de woonbestemming. De wijziging omvat het wijzigen van de bestemming 'Wonen - 1' naar de bestemming 'Wonen - 1 en 2'. Dit maakt een meer gevarieerd woningaanbod mogelijk binnen het plangebied. In de nieuwe planologische situatie kent het perceel op grond van artikel 10.6.1 lid b van de bestemmingsomschrijving uit het geldende bestemmingsplan de volgende bestemming:

De voor 'Wonen - 1 en 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.

Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1 en 2' mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en de mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Met uitzondering van de toepassing van nationaal belang 13 betreffende de “zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten” heeft het planvoornemen verder geen betrekking op nationale belangen. Dit wijzigingsplan is derhalve niet in strijd met het rijksbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ( 2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het ‘Besluit algemene regels ruimtelijke ordening’ (Barro, 7 december 2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân (2007)

Door Provinciale Staten is op 13 december 2006 het “Streekplan Fryslân 2007” vastgesteld. Hierin is het provinciaal beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie voor de periode tot en met 2015 opgenomen. Uitgangspunt van het streekplan is het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee bedoelt de provincie dat in (ruimtelijke) plannen, ontwerpen en in de uitvoering uitdrukkelijk de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Door deze waarden is een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van Fryslân gewaarborgd. Met een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder daarbij de mogelijkheden te beperken van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien. Dit wil de provincie verbinden aan een sterke sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving waarbij zij inzet op het ontwikkelen van onder andere de aanwezige bodem, cultuurhistorische en waterkwaliteiten.

Het beleid voor het wonen in deze kernen is gericht op de eigen behoefte. De verdeling van de mogelijkheden voor het bouwen van woningen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de gemeente.

Verordening Romte Fryslân ( 2014)

Door Provinciale Staten is d.d. 25 juni 2014 de “Verordening Romte Fryslân 2014” vastgesteld die per 1 augustus 2014 in werking is getreden. Deze verordening betreft een integrale herziening van de eerdere “Provinciale Verordening Romte Fryslân” uit 2011. Middels deze verordening stelt Provinsje Fryslân concrete regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (onder meer uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Aan het gestelde in de verordening wordt voldaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Smallingerland (2013)

De Structuurvisie Smallingerland geeft inzicht waarom bepaalde ontwikkelingen, die afwijken van bestemmingsplannen, wel of niet wenselijk zijn. De visie maakt het voor iedereen duidelijk hoe de gemeente de ontwikkeling binnen de rode contouren ziet en op welke wijze zij deze gewenste ontwikkeling mogelijk denkt te maken. Daarnaast helpt de (ruimtelijke) structuurvisie gemeentelijke prioriteiten te stellen.

Ten aanzien van wonen richt de structuurvisie zich op:

  • Eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken. Zorg binnen de wijk/dorp vormt een specifiek aandachtspunt; belangrijk is dat iedereen oud kan worden in zijn/haar eigen wijk/dorp.
  • Geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energieneutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong. Binnen alle lopende en nieuw op te pakken projecten vormt dit het uitgangspunt.
  • Als gekozen wordt voor nieuwe woningbouwontwikkelingen dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling (passendheid, architectuur, eigendomssituatie) op het bestaande.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woonprogramma 2016 - 2025

De gemeente Smallingerland heeft haar woningbouwambities geactualiseerd in het gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 t/m 2025. Het programma wordt periodiek tegen het licht gehouden om te zien of het aanbod van plannen zowel kwantitatief als kwalitatief nog aansluit bij de vraag. De actualisatie beschrijft de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de verwachte woningbehoefte en het woonbeleid in de komende jaren. Verder is er een actueel woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2016 - 2025. Nieuwbouwprojecten die de afgelopen jaren in gang zijn gezet, zijn beoordeeld op behoefte en haalbaarheid. De nieuwbouwproductie is een beperkt aandeel in de totale woningvoorraad. De gemeente vindt dat deze woningen vooral een toevoeging moeten zijn aan de woningvoorraad qua woningtype/prijsklasse.

Het vergroten van de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving staat centraal in dit woonbeleid. De komende jaren richt de gemeente Smallingerland zich onder andere op de volgende onderdelen:

  • beter evenwicht brengen in vraag en aanbod op de woningmarkt
  • netto woningbouwproductie. In het woningbouwprogramma zijn alleen nog projecten opgenomen waarvan verwacht wordt dat deze binnen de planperiode tot uitvoering komen.
  • vergroten van de kwaliteit van wonen en de woonomgeving
  • focus op inbreiding
  • uitleglocaties: o.a. in het uitbreidingsplan Middelgeast (fase 2 en 3) worden bij voorkeur bijzondere woonmilieus gerealiseerd die in Drachten niet mogelijk zijn.
  • Prioriteren binnenstedelijke locaties Drachten.

De gemeente Smallingerland legt met name nadruk op het aan laten sluiten van het aanbod op de vraag, elk plan of project wordt dan ook zorgvuldig afgewogen. Uit deze actualisatie blijkt dat de gemeente, vanuit de woningbehoefte en differentiatie van de woningvoorraad, het wenselijk vindt om in te zetten op grondgebonden woningen van het type vrijstaand en twee onder één kap.

Met de wijziging van de bestemming 'Wonen - 1' naar 'Wonen 1 en 2' wordt naast het bouwen van vrijstaande woningen, ook het bouwen van halfvrijstaande woningen (twee onder één kap) mogelijk gemaakt. Het toegestane maximale aantal wooneenheden per bouwvlak blijft in de nieuwe situatie gelijk. Dit sluit aan bij de wensen uit het gemeentelijk woonplan qua woningbehoefte en differenatie van de woningvoorraad. Ook zal de doelgroep voor de woningtypes door de bestemmingswijziging niet veranderen. Doordat de toegestane maximale maatvoering binnen de bouwvlakken gelijk blijft met de huidige situatie kan er redelijkerwijs gesteld worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld. Hiermee voldoet het wijzingsplan aan de in de wijzigingsbevoegheid gestelde criteria.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Geluidhinder

Om de wijziging van de bestemming 'Wonen - 1' naar 'Wonen - 1 en 2' mogelijk te maken, mag de geluidsbelasting van de nieuw op te richten geluidsgevoelige objecten niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde uit het geldende bestemmingsplan. Het enige wat de wijziging mogelijk maakt is dat er naast vrijstaande woonhuizen, ook het bouwen van halfvrijstaande woonhuizen (twee onder één kap) wordt toegestaan. Hierbij wordt de maximale maatvoering aangehouden van 'Wonen - 1'. Feitelijk verandert er dus niets aan de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige objecten. Verder onderzoek is dan ook niet nodig. De wijziging mag dan ook uitvoerbaar geacht worden.

4.2 Andere aspecten

Alle andere planologisch relevanten omgevingsaspecten zijn in het kader van het bestemmingsplan 'Vrijburgh' reeds beoordeeld. Er is geen sprake van ander gebruik dan het bestemde gebruik, noch is er sprake van uitbreiding van de woonbestemming op grond waarvan de omgevingsaspecten opnieuw beoordeeld zouden moeten worden. Er bestaat dan ook geen aanleiding om deze omgevingsaspecten opnieuw te beoordelen.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Procedure wijzigingsplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn wettelijke regels voor de wijzigingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

Door burgemeester en wethouders wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in Huis aan Huis en via de website) kennis gegeven van het voornemen om dit bestemmingsplan te herzien. De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een wijzigingsplan vervolgens onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden.

Terinzageleggingfase

Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente, wordt het ontwerpwijzigingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door belanghebbenden een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het ontwerpwijzigingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het wijzigingsplan maakt het college het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde wijzigingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door het college niet volledig is overgenomen of indien het college het wijzigingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • Indien het wijzigingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door het college uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het wijzigingsplan ter inzage gelegd.

5.2 Plansystematiek

Algemeen

Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

5.3 Toelichting op de regels

Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels

Artikel 3: Wonen - 1 en 2

De in het plan opgenomen bestemming 'Wonen - 1 en 2' ziet toe op de te realiseren woonfunctie, al dan niet in combinatie aan-huis-verbonden werkactiviteiten dan wel bêd & brochje. Verschillende vormen van gebruik zijn als strijdig met de woonbestemming aangemerkt. Hierbij gaat het om bedrijfsmatige activiteiten die het kleinschalige en de aan-huis-verbonden werkactiviteiten overschrijden. Ter onderscheid hiertoe zijn criteria (zoals oppervlaktebepalingen) geformuleerd.

Vastgelegd is dat een bouwperceel voor een woning voor niet meer dan 60% mag worden bebouwd met hoofdgebouwen. Bouwregels zijn nader in de regels vastgelegd. Het gaat hierbij onder meer om de maatvoering, het bouwen in rooilijnen en het bewaren van afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en dergelijke.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Overige regels

De overige regels zien er op toe dat er een juiste afstemming aanwezig is tussen het wijzigingsplan en wettelijke regelingen zoals die bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan van kracht zijn. Daarnaast ziet artikel 7 er op toe dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in standgehouden

Overgangs- en slotregels

Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 9 en 10 van de regels opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende wijzigingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen.

Op basis van deze overweging mag het voorliggende wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten van het overleg en de binnengekomen zienswijzen zullen na afronding van de ontwerpfase van dit plan in deze paragraaf behandeld worden.

Er zijn geen zienswijzen ontvangen gedurende de ontwerpfase van dit plan.