direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rydwei 6 te Opeinde
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het plan om aan de Rydwei 6 te Opeinde de bestaande woning te slopen en een nieuwe woning te realiseren die meer zuidelijk op het perceel komt te staan. Het bestaande bijgebouw dat eveneens op het erf aanwezig blijft in de huidige vorm bestaan. Op het noordelijke deel van het perceel wordt de verharding verwijderd. Dit deel wordt als agrarische grond in gebruik genomen. De voorgenomen ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van de geldende regeling, omdat de nieuwe woning buiten de huidige woonbestemming wordt gebouwd.

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarvan gebruik gemaakt kan worden om de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen. Door middel van toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de woonbestemming uitgebreid zodat de nieuwe woning binnen de woonbestemming wordt gerealiseerd. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel met het adres Rydwei 6 te Opeinde en de ten zuiden gelegen (agrarische) gronden hiervan die worden betrokken als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', vastgesteld op 11 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn de gronden bestemd voor wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Per bestemmingsvlak is maximaal één woonhuis toegestaan. Verder geldt dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens van het bouwperceel minimaal 3 meter moet bedragen.

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' is binnen het plangebied geen sprake van een bouwvlak. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is in artikel 3.8.1 lid d (bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied') de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt dat de bestemming gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van een erf bij een bestaande woning met dien verstande dat:

  • 1. een erf maximaal mag worden vergroot met de eigen oppervlakte, waarbij de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak maximaal 2.500 m2 mag zijn;
  • 2. een inrichtingsplan dient te zijn opgesteld;
  • 3. voor het overige de regels van artikel 23 Wonen of artikel 25 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling is aanleiding voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Het perceel Rydwei 6 ligt in het buitengebied, ten noorden van Drachten en ten oosten van de kern van Opeinde. Het perceel is ingericht met een vrijstaand woonhuis met een bijgebouw. Zowel de woning als het bijgebouw bestaat uit één laag met kap. De gronden ten noorden en zuiden van het perceel betreffen agrarische gronden, ingericht als grasland, die eveneens in eigendom zijn van de initiatiefnemer. In figuur 2.2 is een luchtfoto van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van het plangebied

Ten westen van de Rydwei, tegenover het plangebied, is een uitvaartcentrum aanwezig. Ten zuiden van het plangebied liggen agrarische gronden en is, even verderop aan de Nijtap, een restaurant gevestigd. Ten noorden en oosten van het plangebied liggen agrarische gronden en is de oostelijke grens beplant met een houtsingel. Langs de Rydwei, ten westen van het perceel, is eveneens sprake van een houtsingel. Voor zowel de westelijke als oostelijk gelegen houtsingel geldt dat deze een beschermende regeling hebben en landschappelijk waardevol zijn. In figuur 2.2 is een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0004.png"

Figuur 2.2. Luchtfoto plangebied met directe omgeving

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om de huidige woning op het perceel te slopen en ten zuiden van de huidige bebouwing een nieuwe vrijstaande woning te realiseren. De nieuwe woning bestaat eveneens uit één bouwlaag met een kap en zal gerealiseerd worden op de agrarische gronden ten zuiden van het huidige perceel. Het huidige bijgebouw zal in de toekomstige situatie behouden blijven. Vergunningsvrij wordt de voorzijde van dit bijgebouw wel herontwikkeld omdat het bijgebouw niet meer aan de woning grenst. De locatie van de voormalige woning wordt ingericht als oprit/parkeerplaats. In figuur 2.3 is het erfinrichtingsplan weergegeven van de toekomstige situatie.

Omdat de woning buiten het huidige woonperceel wordt gerealiseerd, wordt de bestemming ter plaatse aangepast naar een woonbestemming. Om te compenseren dat op de nieuwe locatie van de woning agrarische gronden worden weggehaald, wordt op het noordelijke deel van het perceel de verharding verwijderd en worden deze gronden als agrarische gronden, of dan wel als tuin in gebruik genomen. Dit houdt in dat de parkeerplaats langs de Rydwei wordt verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0005.png"

Figuur 2.3 Erfinrichtingsplan van de toekomstige situatie

2.3 Planologische inpasbaarheid

Om de ontwikkeling mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' (artikel 3.8.1 lid d). Via deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de agrarische bestemming te wijzigen in 'wonen' of 'Wonen - Woonboerderij' ten behoeve van de uitbreiding van een erf bij een bestaande woning of woonboerderij. Hierbij moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden, die in deze paragraaf worden getoetst:

  • 1. een erf maximaal mag worden vergroot met de eigen oppervlakte, waarbij de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak maximaal 2.500 m2 mag zijn.

Het erf wordt gewijzigd met een oppervlakte kleiner dan de oppervlakte van het huidige perceel. In de huidige situatie is de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen' circa 1.830 m2. In totaal krijgt het nieuwe perceel een oppervlakte van circa 2.070 m². De uitbreiding van het erf betreft daarmee circa 240 m2. In het plan wordt alleen de noodzakelijke uitbreiding aan de zuidzijde meegenomen, zodat de nieuwe woning hier binnen de woonbestemming komt te liggen. Om deze uitbreiding te compenseren wordt aan de noordzijde een deel van de woonbestemming gewijzigd in de agrarische bestemming. Zo blijft de bebouwing compact op het perceel en blijft de openheid van het buitengebied behouden.

  • 2. een inrichtingsplan dient te zijn opgesteld.

Voor dit plan is een erfinrichtingstekening gemaakt, die is opgenomen in figuur 2.3. Hierin is de nieuwe woning ten zuiden van het bijgebouw ingetekend. Aan de noordzijde van het perceel worden gronden die nu nog verhard zijn ingericht als agrarische gronden. Langs de bebouwing wordt een groensingel aangelegd voor een goede landschappelijke inpassing. De bestaande groensingels langs de weg blijven behouden en/of worden hersteld. Deze erfinrichting is besproken met en goedgekeurd door het bevoegd gezag.

  • 3. voor het overige de regels van artikel 23 Wonen of artikel 25 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

In dit geval zijn de regels van artikel 23 'Wonen' van overeenkomstige toepassing, aansluitend op het huidige woonperceel met deze regeling. Het noordelijke deel van het plangebied, dat in de toekomst als agrarische gronden in gebruik wordt genomen krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied'

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân en Grutsk op 'e Romte

De Verordening Romte Fryslân stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij de huidige woning wordt gesloopt en wordt vervangen voor een nieuwe woning. Daarmee neemt het aantal woningen op het perceel niet toe en heeft deze ontwikkeling geen invloed op het woningbouwprogramma. Doordat een erfinrichtingsplan is ontwikkeld voldoet de ontwikkeling aan de ruimtelijke kwaliteitseisen die met de provinciale verordening worden beoogd. Zo wordt een goede ruimtelijke inpassing gecreëerd. De ontwikkelingen in het plangebied passen daarmee binnen het provinciale beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het buitengebied is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied. In het buitengebied zijn meerdere erven uitgebreid ten behoeve van bestaande woningen. dit geldt ook voor de ontwikkeling in het plangebied. Voor de uitbreiding van erven ten behoeve van bestaande woningen is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De uitbreiding van het woonerf past in de voorwaarden die in de wijzigingsbevoegheid zijn opgenomen (zie paragraaf 2.3) en daarmee binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop- en nieuwbouw van een woning op een perceel. Dit wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Maar als een perceelsgebonden ontwikkeling, waardoor een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrie lawaai, dus alleen het aspecten 'wegverkeerslawaai' zou aan de orde kunnen zijn.

Toetsing

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van spoorwegen en geluidgezoneerde bedrijventerreinen. Wel liggen er meerdere wegen in de omgeving met een maximale snelheid van 50 km/uur of hoger. Ten noorden van het plangebied loopt de Wâldwei (N31). De beoogde woning ligt op circa 360 meter afstand tot deze weg. Hoewel dit binnen de geluidzone is, is een geluidswal aangelegd ten zuiden van deze weg ter hoogte van het plangebied. Hierdoor wordt het wegverkeerslawaai voldoende afgeschermd waardoor geen geluidsoverlast ter plaatse van de woning ontstaat.

Verder is sprake van de Noorderhogeweg ten oosten van het plangebied, op circa 150 meter afstand. Hier geldt een maximale snelheid van 80 km/uur. Daarnaast ligt ten zuiden van het plangebied op circa 170 meter afstand de Nijtap. Hier is de maximale snelheid 60 km/uur. Hoewel de beoogde woning in de geluidzones van beide wegen valt, is er gezien de ruime afstand en het feit dat in de huidige woning werd voldaan aan de grenswaarden, niet de verwachting dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden ter plaatse van de nieuwe woning. Bovendien zal de woning voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, wat er voor zorgt dat sprake is van goede isolatie waardoor in de woning een goed akoestisch klimaat zal zijn. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Rondom het plangebied is sprake van verschillende bedrijven, waarvoor gemotiveerd dient te worden dat de woning deze bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering en andersom, dat de woning geen hinder ondervindt van deze omliggende bedrijven. Het gaat hierbij om:

  • Een crematorium en uitvaartcentrum ten westen/noordwesten van het plangebied;
  • een restaurant ten zuiden van het plangebied;
  • een tuincentrum ten zuidoosten van het plangebied, en;
  • een agrarisch bedrijf aan de Nijtap ten zuiden van het plangebied.

In figuur 4.1 zijn deze omliggende bedrijven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2019BGB072-0401_0006.png"

Figuur 4.1 Omliggende bedrijven ten opzichte van het plangebied

Crematorium/uitvaartcentrum

Het crematorium/uitvaartcentrum is gevestigd aan de Rydwei 3, tegenover het plangebied. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. De voorgenomen woning komt op meer circa 20 meter van het crematorium/uitvaartcentrum te staan, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand.

Restaurant ten zuiden van het plangebied

Het restaurant is gevestigd aan de Nijtap 45 ten zuiden van het plangebied. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. De voorgenomen woning komt op circa 75 meter afstand van het restaurant, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand.

Tuincentrum ten zuidoosten van het plangebied

Het tuincentrum is gevestigd aan Dukaat 1 op circa 230 meter afstand van het plangebied. Voor een tuincentrum geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Hier wordt ten opzichte van de voorgenomen woning ruimschoots aan voldaan.

Agrarisch bedrijf

Aan de Nijtap 30 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Omdat het bedrijf op circa 160 meter afstand van het plangebied ligt, wordt voldaan aan deze richtafstand.

Conclusie

Voor alle omringende bedrijven wordt voldaan aan de richtafstanden. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor dit plan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met de ontwikkeling van een nieuwe woning wordt een bodemgevoelig object gerealiseerd. De woning wordt gerealiseerd ter plaatse van gronden die in de huidige situatie als agrarische gronden in gebruik zijn. De gronden zijn ingericht als grasland en worden niet bewerkt. Er zijn geen bodemverontreinigende activiteiten uit het verleden bekend. De kans dat de bodem verontreinigd is, is daarom als nihil in te schatten. In het kader van de vergunningsaanvraag zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Voor dit wijzigingsplan is dat niet noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

Met dit plan wordt een bestaande woning gesloopt en vervangen door een nieuwe woning. Het aantal woningen blijft hiermee gelijk aan de huidige situatie. Daarmee zal ook het aantal verkeersbewegingen gelijk blijven als in de huidige situatie. Het plan heeft om die reden geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Een onderzoek is niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Alde Feanen, op circa 6,9 kilometer afstand. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor de Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is om die reden niet noodzakelijk. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

4.6.2 Soortenbescherming

In het plangebied wordt de bestaande woning gesloopt en een nieuwe woning gebouwd op de aangrenzende agrarische gronden. De bestaande woning is op een manier vormgegeven dat niet of nauwelijks ruimte is voor soorten om zich hier te nestelen. Gezien het feit dat het perceel intensief gebruikt wordt, mede door de aanwezigheid van het autoservicebedrijf is de kans dat zich hier beschermde soorten ophouden nihil. Dit geldt de agrarische gronden waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd. Desondanks wordt in het kader van de omgevingsvergunning een quickscan flora en fauna verricht om aan te tonen of sprake is van beschermde soorten.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om na te gaan of sprake is van archeologische waarden in het gebied is het FAMKE geraadpleegd. Conform de kaart IJzertijd - Middeleeuwen geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van minimaal 5.000 m². Conform de kaart Steentijd - Bronstijd is archeologisch onderzoek uitsluitend noodzakelijk bij ingrepen met een minimaal oppervlak van 2,5 hectare. Omdat de oppervlakte van de woning deze grenswaarden niet overschrijdt is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Uit de CHK komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden waar in dit wijzigingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Daarom is geen nader onderzoek naar dit aspect noodzakelijk.

4.9 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 20190725-2-21080) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 1.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Ook is er geen sprake van een gebied met een verhoogd overstromingsrisico.

Voldoende

Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Als gevolg van het plan neemt de verharding af met circa 193 m², waardoor de grenswaarde voor watercompensatie niet overschreden wordt. Daarom is watercompensatie niet noodzakelijk.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.

Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de initiatiefnemer en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In de (directe) omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen waar rekening mee gehouden moet worden bij de uitvoering van dit plan. Wel is sprake van drie risicovolle buisleidingen in de omgeving van het plangebied.

Ten westen van het plangebied lopen twee buisleidingen. Het gaat om een aardgasleiding, waarvan één met een diameter van 12 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Hiervoor geldt een invloedszone van 140 meter aan weerszijden van de buisleiding. De andere buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 0,89 bar. Hiervoor geldt een invloedszone van 45 meter aan weerszijden van de buisleiding. Het plangebied ligt op circa 220 meter afstand, waardoor geen onderzoek noodzakelijk is.

Ook ten oosten van het plangebied loopt een buisleiding. Het gaat hier eveneens om een aardgasleiding. Deze leiding heeft een diameter van 4 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Daarvoor geldt een invloedszone van 45 meter aan weerszijden van de buisleiding. Omdat de buisleiding op circa 650 meter afstand waardoor geen onderzoek noodzakelijk is.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 5.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 5.2 ingegaan.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Daarop hebben Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân gereageerd.

Het Wetterskip heeft in reactie laten weten geen op- en aanmerkingen te hebben op het plan. De belangen van het Wetterskip zijn op goede wijze in het plan verwerkt.

De Provincie Fryslân heeft wel een vooroverlegreactie ingediend. Deze is opgenomen als bijlage 2 bij dit wijzigingsplan. Daarop is paragraaf 4.6 van de toelichting aangepast.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen, van 14 februari 2020 tot en met 26 maart 2020. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend. Het plan is ongewijzigd vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 14 april 2020.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

In dit geval is een anterieure overeenkomst opgesteld waarmee het kostenverhaal voldoende is vastgelegd. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan Rydwei 6 te Opeinde gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is de woonbestemming toegepast ter plaatse van de voorgenomen woning.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Buitengebied zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarische waarden - Besloten gebied') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemmingen.