direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachtster Heawei 29, De Veenhoop
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2018BGB068-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In De Veenhoop aan de Drachtster Heawei 29 is een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw in de vorm van een woonboerderij gevestigd die momenteel in gebruik is als reguliere woning. Het voornemen is om deze boerderij te splitsen in twee woningen.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. Hoewel het perceel een woonbestemming heeft, is slechts één woonhuis toegestaan. Om de gewenste situatie toch mogelijk te maken, kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Via deze wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan woningsplitsing te realiseren en daarmee het aantal woningen te vergroten naar twee. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel met het adres Drachtster Heawei 29. Deze locatie ligt in het buitengebied van het dorp De Veenhoop, ten westen van Drachten. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018BGB068-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 11 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Binnen de bestemming zijn woonboerderijen binnen een bestemmingsvlak toegestaan, waarbij per bestemmingsvlak één hoofdgebouw is toegestaan, tenzij anders aangegeven middels een aanduiding. De voorgenomen woningsplitsing is op basis van de geldende regeling niet toegestaan.

In het bestemmingsplan is in artikel 25 lid 25.8.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming te wijzigen ten behoeve van maximaal 2 woningen, met dien verstande dat:

  • 1. de woningen in de bestaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd;
  • 2. de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
  • 3. voor het overige de regels van artikel 25 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van twee woningen op het perceel is aanleiding voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

Op het perceel Drachtster Heawei 29 te De Veenhoop bevindt zich een kop-rompboerderij met daarbij nog een aantal vrijstaande opstallen. De agrarische bedrijfsvoering is al geruime tijd beëindigd. De boerderij is nu in gebruik als woonboerderij. Het is de bedoeling dat de woonboerderij wordt opgesplitst in twee woningen. De huidige woning in het voorhuis wordt naar achteren uitgebreid met een gedeelte van de bestaande schuur achter de woning. In de rest van de schuur wordt een tweede woning gerealiseerd. Er is hierbij sprake van een interne verbouwing. Op figuur 2.1 is een vooraanzicht van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2018BGB068-0401_0002.png"

Figuur 2.1 Vooraanzicht van het plangebied

Voor de ontwikkeling kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen-Woonboerderij' (artikel 25.8.1 sub b), omdat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden:

  • 1. de woningen moeten in de bestaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd;

Er vindt alleen een interne nieuwbouw plaats, waarmee een extra woning binnen de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt gerealiseerd.

  • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen binnen het gemeentelijk woonplan;

In paragraaf 3.2 is gemotiveerd dat wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • 3. voor het overige zijn de regels van artikel 25 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing.

In de regeling van dit plan zijn de regels uit dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

De Verordening Romte Fryslân stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Er is in deze concrete situatie uitsluitend sprake van het mogelijk maken van een extra woning op een bestaand bouwperceel binnen bestaande bebouwing, waarbij de landschappelijke en cultuurhistorische structuren niet veranderen. De ruimtelijke kwaliteit die met de provinciale verordening wordt beoogd is niet in het geding. In relatie tot 'wonen' is in de verordening opgenomen dat de mogelijkheden hiervoor in overeenstemming moeten zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In de volgende paragraaf is dit gemotiveerd. De ontwikkelingen in het plangebied passen daarmee binnen het provinciale beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het buitengebied is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het buitengebied zijn meerdere voormalige agrarische boerderijen tot woonboerderijen verbouwd. Dit geldt ook voor de boerderij van het plangebied. Voor het splitsen van de woonboerderij is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Het splitsen van de woonboerderij past in de voorwaarden die in de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen (zie hoofdstuk 2) en daarmee binnen het gemeentelijk beleid.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 – 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. De actualisatie beschrijft de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de verwachte woningbehoefte en het woonbeleid in de komende jaren. Verder is een actueel woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2016 - 2025. De nieuwbouwproductie is een beperkt aandeel in de totale woningvoorraad. Nieuwbouw moet vooral een toevoeging zijn aan de woningvoorraad qua woningtype/prijsklasse.

In dit plan gaat het om de realisatie van een woningsplitsing waardoor het aantal woningen in het plangebied met één toeneemt. De woning die als uitbreiding wordt toegevoegd, wordt door de gemeente beschouwd als 'incidentele woningbouw' zoals aangegeven in het gemeentelijk woningbouwprogramma. Voor incidentele woningbouw zijn voor het jaar 2018 en aantal van zes woningen opgenomen in het woningbouwprogramma. Deze ene woning past binnen dit aangegeven aantal. Daarmee is het plan in overeenstemming met het woonbeleid en het woningbouwprogramma van de gemeente Smallingerland.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

In de volgende paragrafen worden alleen de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld. Er wordt niet gebouwd of gesloopt. Het gaat alleen om het opsplitsen van de woonboerderij in twee woningen. Een aantal omgevingsaspecten hoeft om die reden niet te worden onderzocht. Het gaat hier om de aspecten archeologie en cultuurhistorie, bodem, en ecologie .

4.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken en spoorwegen is in de omgeving van het plangebied geen sprake. Daarom hoeft hier ook niet aan getoetst te worden.

De locatie is gelegen op een afstand van circa 40-50 meter uit het hart van de Drachtster Heawei. Het betreft een in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerde weg met een zonebreedte van 250 meter. De verkeersintensiteit op de Drachtster Heawei is echter dermate gering (niet meer dan 1.000 mvt/etmaal) dat zonder meer kan worden gesteld dat de geluidbelasting vanwege de Drachtster Heawei niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Van belang hierbij is dat de aftrek in het kader van art. 110g Wgh 5 dB betreft (stiller worden van het verkeer in de toekomst). Deze waarde mag van de geluidbelasting worden afgetrokken voordat er wordt getoetst aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Gezien de zeer geringe verkeersintensiteit op de Drachtster Heawei vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor het plan.

4.2 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woning bouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m²;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Omdat het wijzigingsplan voorziet in slechts één extra woning, wordt geconcludeerd dat het Besluit NIBM van toepassing is. Verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is daardoor niet aan de orde.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens

.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor het wijzigingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst moet worden:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT);
  • 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving, op circa 1.260 meter ten oosten van het plangebied, een risicovolle buisleiding ligt met een diameter van ruim 10 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Hiervoor geldt een richtafstand van minder dan 180 meter. Het plangebied ligt ruim buiten deze richtafstand. In de omgeving is geen sprake van risicovolle transportroutes en inrichtingen die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.

4.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Rondom het plangebied bevinden zich met name percelen die een woonfunctie hebben en agrarische gronden. Het dichtstbijzijnde bedrijf bevindt zich op circa 1.100 meter ten zuidwesten van het plangebied en betreft een paardenbedrijf. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 50 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de milieuzonering.

4.5 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân . Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding en afvalwaterketen. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure 'geen waterschapsbelang' gevolgd. Verder contact met het Wetterskip is niet noodzakelijk. De watertoets wordt als melding gezien en de watertoets is hiermee voor het Wetterskip afgerond.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 1.1 kilometer afstand, namelijk de Alde Feanen. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor dit NNN-gebied.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

Vanuit ecologie gelden er geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor een globaal inzicht in mogelijk waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De Famke bestaat uit twee advieskaarten; één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Voor beide kaarten geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 5.000 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Omdat met dit plan slechts een interne verbouwing plaatsvindt, wordt deze grenswaarde niet overschreden en zijn er vanuit archeologie geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een wijzigingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In en direct rondom het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden waar bij de uitvoering van dit plan rekening gehouden moet worden.

4.8 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functie gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functie (wonen), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In het kader van dit wijzigingsplan kan het uitvoeren van een bodemonderzoek achterwege worden gelaten. Vanuit bodem gelden er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 5.1 volgt een nadere toelichting.

Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 5.2 ingegaan.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken wordt een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Vervolgens wordt het wijzigingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. De kosten voor het voorliggende wijzigingsplan worden gedekt uit de gemeentelijke leges die voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan Drachtster Heawei 29, De Veenhoop gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gesplitst' toegepast, waarmee maximaal twee woningen op het perceel mogelijk zijn.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Buitengebied 2013 zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen - Woonboerderij') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming.