direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan Gariperwei Oudega
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2017BGB055-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het Wijzigingsplan Gariperwei Oudega met identificatienummer NL.IMRO.0090.BW2017BGB055-0401 van de gemeente Smallingerland;

1.2 Wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Herziening:

Het bestemmingsplan Buitengebied, 1ste herziening 2015 met identificatienummer   NL.IMRO.0090.BP2015BGB035-0401 vastgesteld op 13 december 2016;

1.4 Moederplan:

Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 met identificatienummer NL.IMRO.BP2013Buitengebied-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.5 Parapluplan:

Het Parapluplan parkeernormen met identificatienummer NL.IMRO.0090.PP2016GSL005-0401 vastgesteld op 10 januari 2017.

De begrippen van het moederplan, de herziening hierop en het plan parapluplan zijn van toepassing voor zover niet anders is bepaald in dit wijzigingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

De regels van artikel 2 Wijze van meten van het moederplan, de herziening daarop en het parapluplan zijn van overeenkomstige toepassing voor zover relevant voor dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Werken

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en/of een webwinkel, en eventueel in combinatie met bêd en brochje;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen en woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. gebouwen, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • c. andere bouwwerken.

3.2.2 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
    • 2. het aantal woningen mag niet meer zijn dan 2;
    • 3. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
    • 4. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 150 m² zijn;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 300 m² per bouwperceel zijn;
    • 6. de diepte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
    • 7. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 8 meter zijn;
    • 8. de dakhelling moet minimaal 15° zijn;
    • 9. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan.

3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 6 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter zijn;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en hoofdgebouwen mag maximaal 300 m² per bouwperceel zijn;
  • d. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw moeten ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw.

3.2.4 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter zijn;
  • b. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter;
  • b. de plaats van hoofdgebouwen;
  • c. de plaats van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, in die zin dat:
    • 1. deze minimaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gebouwd dienen te worden;
    • 2. de afstand tot de woning niet meer mag zijn dan 10 meter.

3.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 3.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlage 2.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub a, onder 7, voor een goothoogte van gebouwen van maximaal 6 meter.

3.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlage 2.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een internetwinkel, waarvan:
    • 1. de totale bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
    • 2. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
    • 3. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    • 4. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
    • 5. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
  • c. het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke welstand- en reclamenota 2014;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bêd en brochje, waarvan:
    • 1. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    • 2. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
    • 3. het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een hoofdgebouw worden gerealiseerd.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheden
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in 3.5, sub f, onder 3, voor het toestaan van meer dan 2 eenheden bêd en brochje per adres, mits deze eenheden in een hoofdgebouw worden gerealiseerd, dan wel in een bijgebouw.
3.6.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Parkeerregeling gebruik
5.1.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van het veranderen en/of wijzigen van het gebruik van bouwwerken waardoor op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • b. Deze regeling geldt niet voor het vergunde gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
5.1.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 sub a voor het toestaan van het veranderen van het gebruik van gronden en bouwwerken indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
  • b. Voorafgaan aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b in stand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mist dit geen onevenredig afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Parkeerregeling bouwen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
6.2 Van toepassing verklaring

Voor het overige zijn de algemene regels van het moederplan en de herziening daarop voor zover relevant voor het wijzigingsplan van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het Wijzigingsplan Gariperwei Oudega van de gemeente Smallingerland.