direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Mûntseleane 11 De Wilgen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2016BGB049-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Smallingerland

wijzigingsplan

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.0090.BW2016BGB049-0401    18-10-2016   concept  
    voorontwerp  
projectnummer:   04-11-2016   ontwerp  
20161350     vastgesteld  
     
opdrachtleider:      
     
     
     

1.1 Aanleiding

In De Wilgen aan Mûntseleane 11 staat een voormalig bedrijf. De bedrijfsvoering is hier beëindigd. De nieuwe eigenaren willen de bedrijfswoning gaan gebruiken als reguliere burgerwoning.

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf', met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landelijk bedrijf'. Binnen de bestemming is geen zelfstandige woonfunctie toegestaan. Wonen is namelijk alleen toegestaan als ondergeschikte functie bij de bedrijfsfunctie. Op dit moment is een herziening van het bestemmingsplan in voorbereiding. De gewenste situatie kan mogelijk worden gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in de nog vast te stellen herziening. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel met het adres Mûntseleane 11. Deze locatie ligt in het buitengebied, ten noordwesten van het dorp De Wilgen en daarmee ten westen van Drachten. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2016BGB049-0401_0001.png"

Figuur 1 De Ligging van het plangebied (bron: PDOK Viewer)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Een herziening van dit bestemmingsplan is in voorbereiding. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-landelijk bedrijf'. Binnen de bestemming is geen zelfstandige woonfunctie toegestaan, waardoor het voorgenomen gebruik van het perceel in strijd is met de bestemming.

In de herziening van het bestemmingsplan is in artikel 5 lid 5.7.1 sub b een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen-Woonboerderij'. Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • 1. De bedrijfsactiviteiten zijn volledig beëindigd.
  • 2. Er mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd.
  • 3. De woning dient in het traditionele hoofdgebouw te worden gerealiseerd.
  • 4. Voor het overige zijn de regels van artikel 26 Wonen – Woonboerderij van overeenkomstige bestemmingsplan van toepassing.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

 

2.1 Huidige situatie

Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft ligt aan de Mûntseleane 11. Het gebied is gelegen in het buitengebied van het dorp De Wilgen. Het plangebied is in gebruik ten behoeve van een agrarisch bedrijf en is bebouwd met een bedrijfsgebouw en een bijbehorende bedrijfswoning. Inmiddels is de bedrijfsvoering hier beëindigd. Het perceel is duidelijk weergegeven op figuur 2.1. In dit figuur is een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2016BGB049-0401_0002.png"

Figuur 2 Overzicht van het perceel Mûntseleane 11 (Bron: Bing Maps)

De oprit loopt tussen de bedrijfsgebouwen door naar de achterzijde van het perceel en ontsluit het perceel op de Mûntseleane. De aanwezige bebouwing aan deze weg is dicht op de weg gevestigd en volgt hiermee de loop van de weg. Verder is de Mûntseleane gekenmerkt door de houtwallen die langs beide zijden van de weg lopen.

Het gebied rondom het plangebied heeft een zeer open, landelijk karakter. In de directe omgeving van het plangebied is aan de zuidkant sprake van een vrijstaande woning. In de rest van de omgeving bestaat de bebouwing ook voornamelijk uit vrijstaande woningen en bedrijven en is sterk gerelateerd aan het beloop van de weinige wegen die in het gebied aanwezig zijn. De bedrijven zijn veelal midden- en klein landelijke bedrijven.

Hier en daar is de bebouwing lintvormig. Het gebied wordt verder gekenmerkt door strokenverkaveling en hier en daar onregelmatige blokverkaveling. Er zijn over het algemeen slechts enkele wegen in het gebied, waarvan een deel doodlopend is.

2.2 Toekomstige situatie

Er is in dit plangebied in de toekomstige situatie sprake van een bestemmingswijziging. De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Het gebruik van de bedrijfswoning kan daarom worden omgezet naar een reguliere burgerwoning. Hierbij wordt geen nieuwbouw mogelijk gemaakt, er wordt uitsluitend aangesloten bij de feitelijke situatie. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt door uitvoering van dit plan niet gewijzigd.

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5 lid 5.7.1 sub b van het bestemmingsplan. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen – Woonboerderij'. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden:

  • 1. De bedrijfsactiviteiten zijn volledig beëindigd.
    Aan Mûntseleane 11 is de bedrijfsvoering reeds beëindigd. Dit is dus in overeenkomst met dit criterium.
  • 2. Het toegestane aantal woningen wordt niet overschreden.

In het plangebied is sprake van één bedrijfswoning, dit wordt nu één woning voor reguliere bewoning. Er is geen sprake van nieuwbouw. Aan dit criterium wordt dan ook voldaan.

  • 3. De woning wordt in het traditionele hoofdgebouw gerealiseerd.

De bestaande bedrijfswoning blijft in gebruik als woonruimte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

Het plangebied is gevestigd in landelijk gebied, buiten de dorpskern van De Wilgen. De provincie Fryslân zet in op het versterken van de vitaliteit van het platteland door 'kwaliteitsarrangementen'. Een kwaliteitsarrangement is een concreet project waarin nieuwe passende vormen van o.a. wonen, werken en/of de wijziging van bestaande functies gelijktijdig worden gecombineerd met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied.

Eén van de kwaliteitsarrangementen waar de provincie Fryslân op inzet is het passend hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Hiermee zet de provincie in op het in standhouden van beeldbepalende gebouwen in het landschap, het verwijderen van beeld verstorende bebouwing, het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van bebouwing en omgeving en het behoud van de sociaaleconomische vitaliteit van het platteland. Als passende hergebruiksfunctie wordt onder meer de functie wonen als geschikt bevonden. De woonfunctie is hierbij beperkt tot het oorspronkelijke boerderijgebouw met daarin de woning, of tot de voormalige bedrijfswoning wanneer het een modern agrarisch bedrijf betreft.

Dit wijzigingsplan voorziet in het omzetten van een bedrijfswoning in een reguliere burgerwoning en sluit daarmee goed aan op de ambities van de provincie.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven, gericht op het hergebruik van vrijkomende (niet-) agrarische bebouwing. Hier wordt beschreven dat nieuwe stedelijke functies in landelijk gebied kunnen worden toegestaan indien sprake is van hergebruik, verbouw, of vervanging van vrijkomende gebouwen. Bij hergebruik wordt 'wonen' expliciet als toegestane functie omschreven, met dien verstande dat woningen slechts zijn toegestaan in de voormalige bedrijfswoning. Dat is hier het geval. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.2 Gemeentelijk beleid

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 – 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Bij een actualisatie wordt gekeken naar recente woningmarktontwikkelingen en huishoudensprognoses. Actualisatie is nodig omdat er meer woningbouwplannen zijn dan de verwachte woningbehoefte (meer aanbod dan vraag). Dit betekent dat het aantal plannen voor regulier wonen moet worden verminderd om overaanbod te voorkomen. De actualisatie beschrijft de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de verwachte woningbehoefte en het woonbeleid in de komende jaren. Verder is een actueel woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2016 - 2025. Nieuwbouwprojecten die de afgelopen jaren in gang zijn gezet, zijn beoordeeld op behoefte en haalbaarheid. De nieuwbouwproductie is een beperkt aandeel in de totale woningvoorraad. Nieuwbouw moet vooral een toevoeging moeten zijn aan de woningvoorraad qua woningtype/prijsklasse

In dit wijzigingsplan wordt een bestaande bedrijfswoning omgezet naar een reguliere burgerwoning. Er is geen sprake van een toevoeging van een woning aan de bestaande voorraad. Dit plan is daarmee in overeenstemming met het geactualiseerde beleid.

Bestemmingsplan Buitengebied Smallingerland

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is uiteengezet in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 5.7 die het mogelijk maakt om een bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen – Woonboerderij'. De wijzigingscriteria die hiervoor gelden zijn:

  • De bedrijfsactiviteiten dienen volledig beëindigd te zijn.
  • Er mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd.
  • De woning dient in het traditionele hoofdgebouw te worden gerealiseerd.
  • Voor het overige zijn de regels van Artikel 26 Wonen – Woonboerderij van overeenkomstige toepassing.

Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en voldoet aan de wijzigingscriteria. Hierop is al eerder ingegaan in paragraaf 2.3. Hiermee past het plan dan ook volledig in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- en Natuur Netwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) gebieden. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op 520 meter ten noordwesten van het plangebied. Er kan aangenomen worden dat er geen negatieve effecten op deze en de andere zones zullen optreden, omdat er geen sprake is van nieuw- en herbouw. De beëindiging van de bedrijfsactiviteiten heeft daarnaast eerder een positief effect op de omgeving.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Doordat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd, is het plangebied uitsluitend nog in gebruik als woonperceel. Er vinden op basis van dit wijzigingsplan geen sloop-, demp-, bouw- of kapwerkzaamheden plaats. Er zijn daarom geen aspecten die een negatieve invloed kunnen hebben op eventuele aanwezige beschermde soorten. Geconcludeerd wordt daarom dat een ecologisch onderzoek niet nodig is. Het omgevingsaspect ecologie levert dan ook geen belemmeringen op.

4.2 Milieuzonering bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de huidige situatie is sprake van een bedrijfswoning. Voor het eigen bedrijf geldt dat dit geen milieugevoelige functie is. Voor omliggende bedrijven is de bedrijfswoning wel aan te merken als milieugevoelige functie. Met de functiewijziging in een reguliere burgerwoning wordt de woning een milieugevoelige functie. Voor de woning ten zuiden van het plangebied geldt dat de milieusituatie verbeterd met het einde van de bedrijfsvoering aan de Mûntseleane 11.

Het dichtstbijzijnde gevestigde bedrijf zit op 440 meter afstand van het plangebied. Het betreft hier bedrijvigheid in de vorm van detailhandel. Dit bedrijf valt binnen de milieucategorie 1, hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. Ten noordwesten van het plangebied ligt, eveneens op 440 meter, een bedrijf dat graasdieren houdt en fokt. Dit bedrijf valt binnen milieucategorie 3.1, hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Aan beide richtafstanden wordt dus ruimschoots voldaan.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.3 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodemkwaliteit in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Op basis van de gegevens van het bodemloket zijn geen historische activiteiten bekend die kunnen hebben gezorgd voor bodemverontreiniging. Dit wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming van het plangebied van 'Bedrijf' naar 'Wonen – Woonboerderij'. Hierbij zullen geen nieuwbouwwerkzaamheden plaatsvinden. De locatie van de (bedrijfs)woning is daarbij eerder al geschikt bevonden voor een woonfunctie. Het omgevingsaspect bodem levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.

4.4 Archeologie en Cultuurhistorie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor de ijzertijd - middeleeuwen. Uit de advieskaart voor de steentijd – bronstijd blijkt dat alleen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij grote ingrepen.

Uit de advieskaart voor de ijzertijd – middeleeuwen blijkt dat in het plangebied, zich archeologische resten kunnen bevinden. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2 . Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter dan 5.000 m2 zijn. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect archeologie staat het wijzigingsplan dan ook niet in de weg.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van specifieke cultuurhistorische waarden. Wel ligt het plangebied midden in een gebied dat bestemd is als 'agrarisch gebied met waarden – besloten gebied.' Het gebied omvat enkele landschapskenmerken die behouden moeten worden. De functiewijziging van een bedrijfswoning naar een burgerwoning heeft hierop geen negatieve gevolgen. Er wordt daarnaast geen nieuwbouw mogelijk gemaakt. Het aspect cultuurhistorie heeft dan ook geen gevolgen voor het wijzigingsplan.

4.5 Water

Het Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het wijzigingsplan via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslân is niet nodig. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 1.

4.6 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 11 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Omdat dit plan geen nieuwbouw omvat, maar een functiewijziging van een bestaand gebouw, draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is in niet nodig.

4.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied grenst direct aan de Mûntseleane. Dit betreft een erftoegangsweg, die alleen voor bezoekers toegankelijk is. De weg is gelegen in een 30 km/u zone. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkelingen niet in de weg. Daarnaast worden de omstandigheden voor de omgeving verbeterd doordat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Het omgevingsaspect geluid levert geen belemmeringen op voor dit wijzigingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn waarvan de risicocontouren of de invloedgebieden over het plangebied lopen. Het dichtstbijzijnde risico, buisleidingen, lopen op 2 kilometer afstand ten westen van het plangebied en heeft hiermee geen invloed op het wijzigingsplan. Het omgevingsaspect externe veiligheid levert dan ook geen belemmeringen op voor dit wijzigingsplan.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden moet worden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan wordt voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Dit kan al dan niet leiden tot wijzigingen van het wijzigingsplan.

De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij dit plan is slechts sprake van een planologische wijziging, feitelijk verandert de woonfunctie niet. De bedrijfsactiviteiten zijn al beëindigd en het gebruik van de bedrijfswoning wordt daarom -gewijzigd in een reguliere burgerwoning. Er wordt op basis van dit wijzigingsplan geen nieuwbouw mogelijk gemaakt. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

5.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval is geen sprake van een bouwplan. Er worden door de gemeente geen exploitatiekosten gemaakt, er is dus geen kostenverhaal dat verzekerd moet worden. De gemeentelijke kosten voor het wijzigingsplan worden verhaald via leges.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het Wijzigingsplan 'Mûntseleane 11 De Wilgen' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Smallingerland.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast is het bestemmingsplan in 2015 herzien. De regels van deze herziening, het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste herziening 2015'.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Het gaat hierbij om artikel 26 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en artikel 26 van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1ste herziening 2015'.