direct naar inhoud van Regels
Plan: It West 48 te Oudega
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2015BGB039-0401

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan It West 48 te Oudega met identificatienummer NL.IMRO.0090.BW2015BGB039-0401 van de gemeente Smallingerland;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Wonen - Woonboerderij

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met:
    • 1. nevenactiviteiten;
    • 2. werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel;
  • b. tuinen en erven,

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. ontsluitingen en paden;
  • h. tuinen en erven.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 2.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woonboerderijen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. andere bouwwerken.

2.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonboerderijen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag maximaal 1 hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gesplitst' mag het hoofdgebouw uit 2 woningen bestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van woonboerderijen mogen maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte zijn;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal de bestaande oppervlakte zijn.

2.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 6 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag maximaal de bestaande oppervlakte zijn, met dien verstande dat, indien de bestaande gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw minder is dan 100 m2, deze mag worden uitgebreid tot maximaal 100 m2.

2.2.4 Gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter zijn;
  • b. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

2.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

2.3 Nadere eisen
2.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter;
  • b. de plaats van hoofdgebouwen;
  • c. de plaats van gebouwen indien de afstand tussen gebouwen meer is dan 25 meter;
  • d. de plaats van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonboerderijen, in die zin dat:
    • 1. deze minimaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de woonboerderij gebouwd moeten worden;
    • 2. de afstand tot de woonboerderij niet meer mag zijn dan 10 meter;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

2.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 2.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. het behoud van de bestaande verschijningsvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • h. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013.

2.4 Afwijken van de bouwregels
2.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.2, sub f, voor een goot- en bouwhoogte van maximaal respectievelijk 3,5 en 12 meter.

2.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 2.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

2.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten, indien:
    • 1. de oppervlakte die voor de uitoefening van de nevenactiviteit wordt gebruikt meer is dan 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen met een maximum van 400 m2;
    • 2. de oppervlakte die wordt gebruikt voor productiegebonden detailhandel en therapeutische dagbesteding meer is dan 50 m2;
    • 3. de afstand van een groepsaccommodatie tot een agrarisch bedrijf minder bedraagt dan 100 m of de afstand van een groepsaccommodatie tot de erfgrens van de dichtstbijzijnde woning van derden minder bedraagt dan 50 meter;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel, waarvan:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
    • 3. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    • 4. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
    • 5. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
    • 6. het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. het gebruik van andere gebouwen dan woonboerderijen voor bewoning;
  • d. het gebruik c.q. in gebruik geven van gebouwen voor het uitoefen van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' onder categorie 1 en 2;
  • e. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011;
  • f. de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;
  • g. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;
  • h. het gebruik als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
  • i. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen.
2.6 Afwijken van de gebruiksregels
2.6.1 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen

2.6.2 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 2.5, sub b, onder 6, voor het toestaan van meer dan 2 eenheden bêd en brochje per adres, mits deze eenheden in een hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • b. het bepaalde in lid 2.5, sub c, voor bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' onder categorie 1 en 2 als ondergeschikte activiteit bij het agrarische bedrijf.
  • c. het bepaalde in lid 2.5, sub i, voor nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen bij woonboerderijen, mits:
    • 1. de afstand tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen minimaal 200 meter is;
    • 2. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden minimaal 10 meter is;
    • 3. de afstand tot het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf minimaal 100 meter is;
    • 4. het terrein voor kleinschalig kamperen direct aansluitend aan de bebouwing op het perceel wordt ingericht, achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    • 5. het aantal kampeerplaatsen maximaal 25 is;
    • 6. het perceel minimaal 0,5 hectare groot is.
    • 7. voor het terrein voor kleinschalig kamperen een inrichtingsplan wordt opgesteld.

2.6.3 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 2.6.2 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

2.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
2.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • het aanleggen van paardenbakken.

2.7.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 2.7.1 kan alleen worden verleend als:

  • a. er geen onevenredige licht-, stof- en geluidhinder optreedt voor woningen van derden;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit;
    • 7. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

2.8 Wijzigingsbevoegdheid
2.8.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen door:

  • a. de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
      • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
      • de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 50% is van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
    • 2. onnodige agrarische bedrijfsbebouwing (zoals sleuf- en mestsilo's) van het perceel verwijderd worden;
    • 3. een inrichtingsplan dient te zijn opgesteld, waaruit blijkt dat de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van gebouwen passen in de karakteristiek van de omgeving;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. geen beperkingen ontstaan voor agrarische bedrijven in de omgeving;
    • 6. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 7. er geen sprake is van een onevenredige belasting van de infrastructuur;
    • 8. plaatsing van reclame-uitingen uitsluitend plaatsvindt conform het beleid omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011;
    • 9. per bestemmingsvlak tevens 1 bedrijfswoning bij de bedrijfsactiviteiten wordt gerealiseerd;
    • 10. voor het overige de regels van de bestemming 'Bedrijf' van overeenkomstige toepassing zijn.

  • b. de gronden met de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' ook aan te duiden als 'maatschappelijk', zodat deze gronden in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als zelfstandige functie gehandhaafd moet blijven;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 4. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de milieusituatie;
    • 5. het parkeren op het eigen erf moet plaatsvinden.

  • c. de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - 2' ten behoeve van een recreatiebedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
      • daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt; en
      • de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 50% is van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
    • 2. een inrichtingsplan dient te zijn opgesteld;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 4. per bestemmingsvlak tevens 1 woning wordt gerealiseerd;
    • 5. voor het overige de regels van de bestemming 'Recreatie - 2' van overeenkomstige toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 3 Overige regels

3.1 Relatiebepaling

Ten aanzien van dit wijzigingsplan geldt dat voor het overige de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' van toepassing zijn, zoals die zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Smallingerland.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 4.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 4.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 4.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 4.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 4.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan It West 48 te Oudega .

Behorend bij het besluit van ......................................20..........