direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijewei 80 te Boornbergum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2021DPW013-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het voornemen om ten noorden van de Nijewei 80 te Boornbergum, in lijn met het bestaande woonlint, twee vrijstaande woningen te bouwen. De voorgenomen ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan, omdat ter plaatse geen woonbestemming met bijbehorend bouwvlak is opgenomen.

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de gronden ten noorden van het perceel Nijewei 80 te Boornbergum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021DPW013-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Kleine kernen west, dat is vastgesteld op 12 juni 2012. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor cultuurgrond, sloten, bermen en beplanting, waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden van het gebied wordt nagestreefd. Ook de daarbij behorende paden en kavelontsluitingswegen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, kunstobjecten en openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021DPW013-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan

Strijdigheid

Binnen de geldende bestemming zijn geen woonhuizen toegestaan en is ook het gebruik ten behoeve van woningen niet toegestaan. Daarom is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk om dit mogelijk te maken.

Naast het geldende bestemmingsplan is sprake van meerdere paraplubestemmingsplannen:

  • Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis. Dit bestemmingsplan heeft de regeling voor werk aan huis geactualiseerd.
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen. In dit plan is de bijgebouwenregeling afgestemd op dit parapluplan.
  • Parapluplan terrassen Smallingerland. Dit plan is niet relevant voor dit plangebied.
  • Parapluplan parkeernormen. In dit plan is een parkeerregeling, afgestemd op de gemeentelijke parkeernota, opgenomen.
  • Parapluplan Wonen in Smallingerland. In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen die kamerverhuur en woningsplitsing reguleert.

Deze regelingen zijn overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt juridische regeling van het plan toegelicht. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling is aanleiding voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het noordoosten van Boornbergum, tegen de bebouwde kom aan. Het gebied is ingericht als grasland. Aan de noord-, west- en oostzijde staan bomen geplant op de grens van het gebied. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan het woonperceel Nijewei 80. Verder ten westen en zuiden van het plangebied staan eveneens woonpercelen. Aan de noord- en oostzijde liggen agrarische gronden en begint het buitengebied. Ten zuidoosten van het plangebied zijn sportvelden gesitueerd. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021DPW013-0401_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied

De woningen in de directe omgeving, aan de Nijewei, betreffen allemaal vrijstaande woningen, veelal bestaande uit één bouwlaag met een kap. Verder ten zuiden van het plangebied staat een supermarkt. Hiertegenover is een autobedrijf gevestigd, met een onbemand pompstation.

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om ter plaatse van het plangebied twee woonkavels te realiseren. Op beide kavels is ruimte voor een vrijstaande woning, die aansluiten bij de maatvoering die in de omgeving ook wordt gehanteerd. Zodoende geldt voor de woningen een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter en bestaan de woningen uit één bouwlaag met kap. Beide woningen worden in dezelfde rooilijn gebouwd als de bestaande woningen ten zuiden van het plangebied. In figuur 2.2 is een impressie gegeven van de toekomstige inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021DPW013-0401_0004.jpg"

Figuur 2.2 Impressie van de voorgenomen inrichting

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woningen worden ingepast in het bestaande woonlint aan de Nijewei, het plangebied ligt in het verlengde hiervan. Daarmee zijn de woningen goed functioneel passend in de omgeving. Doordat dezelfde juridische regeling van toepassing is in het plangebied als op de omliggende woonpercelen, wordt ook qua type en vorm van de woningen aangesloten bij de omgeving. Er zullen vrijstaande woningen worden gerealiseerd, bestaande uit één bouwlaag met kap. Hier is ook in de omgeving vrijwel uitsluitend sprake van. Het plangebied blijft omringd door bomen aan de zijden waar deze grenst aan het buitengebied. Aan de overige zijden is een inpassing niet relevant, omdat hier eveneens sprake is van woonpercelen.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Nijewei. Elk perceel krijgt een eigen oprit. Via de Nijewei kan in zuidelijke richting het centrum van Boornbergum bereikt worden. In noordelijke richting, via de Trisken en vervolgens de Biskopswei kan Drachten bereikt worden. Op deze wijze zijn de percelen goed ontsloten en bereikbaar.

Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt in de toekomstige situatie toe, omdat het aantal woonhuizen met twee toeneemt. De toegenomen verkeersgeneratie bedraagt 18 motorvoertuigen per etmaal, op basis van publicatie 381. Hierbij is uitgegaan van twee vrijstaande koopwoningen met een ligging in het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en een stedelijkheidsgraad van 'matig stedelijk'. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Nijewei en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

De parkeerbehoefte bedraagt voor twee woningen maximaal 5 parkeerplaatsen. Per perceel is ruimte voor twee tot drie parkeerplaatsen. Daarmee wordt geheel op eigen terrein voorzien in deze parkeerbehoefte.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en in het parkeren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijks- provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

Duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Omdat slechts twee woningen worden gerealiseerd is daarnaast geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 5. rolbewust;
  • 6. decentraal wat kan;
  • 7. ja, mits;
  • 8. aansluiting zoeken;
  • 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De opgave Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar bestaat onder meer uit het grootschalig opknappen van bestaande bebouwing en het aanbod aan woningen afstemmen op de bevolking. De provincie stimuleert dit. Daarnaast zet de provincie in op zorgvuldig ruimtegebruik n gat inbreiding boven uitbreiding. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat voorop. Wanneer in het bestaand gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, wordt pas naar uitbreiding gekeken. De provincie voert periodiek prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en ondersteund gemeenten met het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

In onderhavig plan wordt woningbouw voorzien op locatie die aansluit op een bestaand woonlint in Boornbergum. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. in paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de woningaantallen passen binnen de behoefte. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte Fryslân

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Het plangebied maakt deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het projectgebied.

Met betrekking tot het thema wonen, gelden vanuit de verordening de volgende regels:

  • Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • 1. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • 2. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Smallingerland

De Omgevingsvisie is een toekomstvisie op hoofdlijnen. Een koersbepaling die aangeeft wat de gemeente belangrijk vindt en waar ze zich voor inzetten. De doelen die worden gesteld zijn met het oog op het jaar 2040. De gemeente zet zich in voor een gezond veilig, aantrekkelijk en economisch vitale gemeente. Er zijn drie leidende principes: duurzaam, inclusief en identiteit.

In de Omgevingsvisie worden vier hoofdlijnen geschetst:

  • 1. versterken van de positie van Drachten als regionaal verzorgingsgebied;
  • 2. versterken van Drachten als stad voor innovatieve maakindustrie;
  • 3. versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen;
  • 4. versterken van de kwaliteit van het buitengebied.

Onder het versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen is onder meer benoemd dat er woningen voor iedereen moeten worden aangeboden. De ambitie van de gemeente is dat iedereen in 2040 een mooie en passende plek heeft om te wonen. De gemeente biedt daarvoor ruimte voor verbouw en nieuwbouw van woningen om het aantal en de soort huizen af te stemmen op de vraag. De gemeente biedt ruimte voor nieuwbouw van woningen en verandering van functies naar wonen.

Door in het plangebied twee woningen te ontwikkelen wordt aangesloten bij het gestelde in de omgevingsvisie van Smallingerland.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De woningen van dit plan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân.

Omgevingsgerichte woonvisie met woningbouwprogramma 2020 - 2025

In oktober 2020 heeft de gemeente Smallingerland haar omgevingsgerichte woonvisie met woningbouwprogramma vastgesteld. Op basis van de provinciale prognose (2016) en de geactualiseerde woningbouwafspraken (2019) is de reguliere woningbouwruimte voor de gemeente Smallingerland vastgesteld op 820 woningen voor de periode 2020/2025. Dit betekent dat van de maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen nog ruimte is voor 820 woningen. Daarbij is afgesproken om maximaal 250 woningen over te programmeren voor het binnenstedelijk gebied. Dit biedt de mogelijkheid om planologisch 1.070 woningen te plannen. In de 'harde' woningbouwplannen voor de periode 2020-2025 zitten op dit moment 642 woningen. Er is dus nog voldoende ruimte voor nieuwe projecten. De beoogde 2 woningen in het plangebied passen binnen het woningbouwprogramma.

De ontwikkeling is tevens in grote lijnen in overeenstemming met de omgevingsgerichte woonvisie. Het gaat hier om een inbreidingslocatie waar twee woningen worden mogelijk gemaakt. Deze woningen passen binnen de bestaande behoefte aan woningen binnen de gemeente Smallingerland.

Welstands- en reclamenota 2018

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn verschillende typen welstandsgebieden onderscheiden.

Het voorgenomen woningbouwplan zal worden getoetst door de welstandscommissie. Door te voldoen aan de geldende criteria zal een bouwplan worden gerealiseerd dat passend is in de omgeving. In dit geval wordt getoetst aan het geldende welstandsregime G4, Lintbebouwing.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrielawaai, dus alleen het aspecten 'wegverkeerslawaai' zou aan de orde kunnen zijn.

Toetsing

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van spoorwegen en geluidgezoneerde bedrijventerreinen. De wegen in de directe omgeving van het plangebied betreffen allemaal wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Deze wegen zijn niet geluidzoneringsplichtig. De dichtstbijzijnde geluidzoneringsplichtige weg betreft De Trisken (in het verlengde van de Nijewei). op circa 320 meter ten noorden van het plangebied. Dit betreft de grens van de bebouwde kom waar de maximum snelheid van 30 naar 60 km/uur gaat. Gezien deze ruime afstand vallen de voorgenomen woningen niet binnen de geluidzone van deze weg.

Boornbergum betreft een relatief klein woondorp waar weinig doorgaand verkeer doorheen kruist. De Nijewei, waar de woningen aan grenzen, wordt dan ook voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer. Gezien de lage toegestane snelheid en het relatief kleine aantal verkeersbewegingen kan verwacht worden dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder ter plaatse van de voorgenomen woningen niet wordt overschreden. Bovendien zullen de woningen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, wat er voor zorgt dat sprake is van goede isolatie waardoor in de woning een goed akoestisch klimaat zal zijn. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Drachten en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Met dit plan worden maximaal slechts 2 woningen gerealiseerd. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

In dit geval is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, die is opgenomen in bijlage 1. Uit de onderzoeksresultaten is naar voren gekomen dat er geen verontreinigingen in de grond zitten. Het grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met zink. Deze lichte verontreiniging geeft echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Van Oordt's Mersken, op circa 3,5 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor Van Oordt's Mersken zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is om die reden niet noodzakelijk. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of het voornemen kan leiden tot een verhoogde emissie van stikstof is in het kader van dit bestemmingsplan een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Deze berekening is opgenomen als bijlage 3. Hieruit is naar voren gekomen dat geen sprake is van significante stikstofberekening ter plaatse van stikstofgevoelig gebied, als gevolg van zowel de aanlegfase als de gebruiksfase.

4.4.2 Soortenbescherming

Het plangebied is ingericht als grasland. Binnen het plangebied worden geen sloop-, kap- en/of dempingswerkzaamheden uitgevoerd. Er worden slechts twee nieuwe woningen gerealiseerd. Het plangebied bevat geen specifieke habitateigenschappen die belangrijk zijn voor beschermde soorten om zich er te vestigen. Bovendien is soortgelijke habitat in de omgeving ruimschoots aanwezig.

Omdat er geen werkzaamheden plaatsvinden die beschermde soorten kunnen aantasten en er geen specifieke habitateigenschappen zijn in het plangebied, is het niet noodzakelijk om een quickscan flora en fauna uit te voeren.

4.5 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.

Waterkwantiteit

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij de volgende compensatienorm: Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem; Polder 10%, Vrij afstromend, alternatieve maatregelen. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Zie de ‘Leidraad watertoets’ voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met ons. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.’

In de huidige situatie is het hele plangebied onverhard en ingericht als grasland. In de toekomstige situatie worden er twee woningen gerealiseerd, van maximaal 150 m2 en 100 m2 aan bijgebouwen. De verharding zal dus tweemaal 250 m2 bedragen. Daarbij wordt aangenomen dat er gemiddeld per woning circa 150 m2 aan verharding in de tuin en de oprit wordt aangebracht. In totaal is dan sprake van het toevoegen van circa 800 m2 verharding. Hiervan moet 10% worden gecompenseerd door de aanleg van oppervlaktewater met een minimale oppervlakte van 80 m2. Gezien het landschap ligt het verbreden van de zijsloot aan de noordkant van het plangebied voor de hand. De watercompensatie kan ook plaatsvinden door het graven van een nieuwe sloot tussen beide nieuwe woonkavels. Deze eis van watercompensatie is opgenomen in het Keur van Wetterskip Fryslân.

Omdat het perceel binnen bestaand stedelijk gebied ligt, wordt de grenswaarde van 200 m2 hiermee overschreden en is watercompensatie noodzakelijk. Dit wordt bij voorkeur uitgevoerd in aangrenzende watergangen. De precieze uitwerking zal in de uitvoeringsfase bepaald worden.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

Ruimtelijke adaptatie 

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de advieskaart steentijd-bronstijd geldt dat bij ruimtelijke ingrepen van 2,5 ha een archeologisch onderzoek nodig is. Op basis van de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geldt een onderzoeksplicht bij ruimtelijke ingrepen vanaf 5.000 m2. In dit geval worden deze grenswaarden niet overschreden en is het dus niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het projectgebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van de dorpskern van Boornbergum en wordt omringd door woonpercelen. Andere functies liggen op grotere afstand. De dichtstbijzijnde andere functies liggen ten zuiden van het plangebied, met tussenliggende andere woningen. Het gaat om een supermarkt, sportvelden en een autobedrijf met een onbemand pompstation. Verder ligt ten oosten van het plangebied het Fries Congrescentrum Drachten.

Sportvelden VV Boornbergum

Ten zuidoosten van het plangebied ligt het sportveldcomplex van de plaatselijke voetbalvereniging van Boornbergum. Op ruim 30 meter ligt het trainingsveld wat tevens verlichting heeft. Op ruim 200 meter afstand tot het plangebied liggen de twee wedstrijdvelden.

Voor een veldsportcomplex met verlichting geldt een richtafstand van 50 meter op basis van geluid. In dit geval is sprake van tussenliggende woningen, die op kortere afstand van het complex staan. Daarmee zorgen de twee nieuwe woningen niet voor een belemmering van de uitoefening van de veldsport. Omdat ter plaatse van deze woningen tevens sprake is van een goed woon- en leefklimaat, wordt op voorhand aangenomen dat dit ook geldt voor de woningen in het plangebied en dat geen onevenredige hinder wordt ondervonden van het veldsportcomplex.

Supermarkt

De supermarkt is gevestigd aan de Nijewei 60. Aan de noordzijde van de supermarkt is het parkeerterrein aanwezig. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde voorgenomen woning wordt op ruim 100 meter afstand van de inrichting gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Autobedrijf

Tegenover de supermarkt, eveneens aan de Nijewei is een autobedrijf gevestigd. Het gaat om een bedrijf dat handelt in auto's en kleine reparaties en services uitvoert. Tevens is een onbemande pomp zonder LPG op het terrein aanwezig. Voor dergelijke inrichtingen geldt een richtafstand van 30 meter. De dichtstbijzijnde voorgenomen woning wordt op ruim 90 meter afstand van de inrichting gerealiseerd, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Bovendien is sprake van tussenliggende woningen die al maatgevend zijn voor dit bedrijf en het bedrijf al beperken.

Fries congrescentrum Drachten

Ten oosten van het plangebied, op circa 350 meter afstand, staat het Fries Congrescentrum Drachten. Dit is een congres- en evenementenhal, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Omdat voor beide bedrijven wordt voldaan aan de richtafstanden is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In het kader van de externe veiligheid is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat in de (directe) omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar rekening mee gehouden moet worden bij de uitvoering van dit plan. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.

4.11 Vormvrije m.e.r.-notitie

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 2 woningen en betreft een perceelsgebonden ontwikkeling. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit m.e.r., waardoor ook geen vormvrije m.e.r.-notitie nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming

Het plangebied is geheel bestemd als 'Wonen - 1':

Wonen - 1

De bestemmingsregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan 'Kleine kernen west'. De woonbestemming is afgestemd op de verschijningsvorm van de woningen in het bestaande lint. Er wordt aangesloten bij de bestaande maatvoering met een goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter. In de regeling is daarnaast een bepaling opgenomen dat maximaal 2 woonhuizen mogelijk zijn in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoeringsaspecten van een ontwikkeling. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de beoogde ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.

Vooroverleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tijdens deze periode hebben overlegpartners een overlegreactie kunnen indienen. Hiervan is gebruik gemaakt door Brandweer Fryslân, de Gasunie, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.

Brandweer Fryslân

De brandweer heeft in reactie aangegeven geen opmerkingen te hebben op het concept bestemmingsplan. Wel wordt advies gegeven over het realiseren van een brandkraan in nabijheid van het plangebied. Dit heeft echter geen invloed op het bestemmingsplan.

Gasunie

De Gasunie heeft eveneens aangegeven geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan, omdat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbijzijnde gelegen leiding valt.

Provincie Fryslân

De Provincie Fryslân heeft een overlegreactie ingediend met daarin drie punten:

Ten eerste vraagt de provincie om een archeologische dubbelbestemming op te nemen met als grenswaarde de uit de FAMKE afkomstige 5.000 m2. Dit is niet overgenomen in dit bestemmingsplan. In overleg met de provincie wordt in een separaat traject tussen de gemeente en provincie bekeken hoe de FAMKE in de toekomst planologisch voor nieuwe toekomstige projecten geborgd wordt. Voor dit project wordt hier niets mee gedaan en is dit separate traject niet van toepassing.

Ten tweede wijst de provincie op natuurinclusief bouwen en het benutten van de mogelijkheden hiervan. In de uitvoering zal, voor zover mogelijk, hier rekening mee worden gehouden.

Tot slot wijst de provincie op waterrobuust bouwen. De provincie vraagt om vooruitlopend op de vaststelling van de provinciale omgevingsverordening, in de gemeentelijke omgevingsvisie hier aandacht aan te besteden om zo een kader te bieden voor ruimtelijke plannen. Dit is niet relevant voor dit bestemmingsplan en zal op een hoger niveau moeten worden ontwikkeld door de gemeente. Verder is in paragraaf 4.5 de watercompensatie nader uitgewerkt.

Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip geeft in haar vooroverlegreactie een paragraaf die verwerkt kan worden in de waterparagraaf, met betrekking tot watercompensatie en geeft aan dat de compensatie plaats moet vinden in hetzelfde peilvlak als het plangebied ligt. Verder geven zij aan dat het plangebied grenst aan een schouwwatergang, waarvoor geldt dat onderhoud voor de aangrenzende eigenaren is.

Hierop is de waterparagraaf aangevuld met de voorgestelde paragraaf. Met de opmerkingen over de compensatie en schouwwatergang wordt in de uitvoering rekening gehouden.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Tijdens deze periode zijn er twee zienswijzen ontvangen. Dit heeft echter niet geleid tot een aanpassingen in het plan. De beantwoording van de zienswijzen is verwoord in de 'Nota beantwoording zienswijzen Nijewei 80' welke als Bijlage 4 is opgenomen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 21 februari ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van 2 woningen in Boornbergum. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de plankosten en eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.