Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Industrieterrein De Haven - Kop Tussendiepen
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0090.BP2021BHA009-0301

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Industrieterrein De Haven - Kop Tussendiepen  met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2021BHA009-0301  van de gemeente Smallingerland.
1.2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf in dat gebouw of op dat terrein.
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.12 bestaand(e) (situatie):
  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
  2. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.16 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienstverlening:
met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, zulks met uitzondering van horecabedrijven;
1.26 dove gevel:
een gevel van een gebouw waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A) etmaalwaarde, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een ruimte binnen een woning, voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;
1.27 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.31 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder
1.32 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.34 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.35 internetwinkel:
het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke (winkel)ruimte of showroom;
1.36 jachthaven:
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;
1.37 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen een omgevingsvergunning is vereist;
1.38 kantoor:
een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.39 kap:
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.40 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.41 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.42 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.43 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.44 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.45 oorspronkelijke achtergevel:
de ligging of situering van de achtergevel van het hoofdgebouw zoals het in eerste instantie is gebouwd;
1.46 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.47 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.48 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.49 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.50 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.52 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.53 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.54 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.55 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.56 volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, met uitzondering van woninginrichtingsartikelen en meubels;
1.57 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.58 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.59 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.60 watersportgebonden bedrijf:
een bedrijf dat goederen en/of diensten levert gericht op de watersport;
1.61 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
Meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
 alsmede voor 
  1. het bedrijfswonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
maar ook voor de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. wegen, straten en paden;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. kunstobjecten;
  6. tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte alsmede voor bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. het bebouwingspercentage van een bouwperceel binnen een bouwvlak mag maximaal 80% zijn;
  3. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), aangegeven hoogte bedragen.
  4. bedrijfswoningen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  6. er mogen geen vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden gebouwd;
  7. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 9,5 meter zijn;
  8. de oppervlakte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m)' ten hoogste de ter plaatste aangegeven oppervlakte bedraagt;
  9. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
  10. de dakhelling van de gebouwen mag ten minste 3 graden en ten hoogste 22 graden bedragen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' mogen ten hoogste 6 bedrijfswoningen gestapeld worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte ten minste 18 meter bedraagt en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
    2. een bedrijfswoning niet in de eerste bouwlaag wordt gebouwd;
    3. de oppervlakte van de tweede en hogere bouwlagen ten hoogste 150 m2 bedraagt;
    4. de naar de noord- en oostzijde gerichte gevel van een geluidsgevoelig object als dove gevel wordt uitgevoerd en in stand worden gehouden.
3.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  2. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn, met dien verstande dat geen reclamemasten mogen worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 20 meter zijn;
  5. er zullen geen windturbines worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de regel van lid 3.2.2, sub i en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  2. de regel van lid 3.2.2, sub j ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
    de regel van lid 3.2.3, sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  3. de regel van lid 3.2.3, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
  4. de regel van lid 3.2.3, sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
3.3.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in lid 3.1 sub a en b;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
    1. productiegebonden detailhandel;
    2. detailhandel in watersportgebonden artikelen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte per watersportgebonden bedrijf maximaal 75 m² mag zijn;
    3. detailhandel in watersportgebonden volumineuze goederen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte minimaal 300 m² per watersportgebonden bedrijf moet zijn;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren;
  6. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  7. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
  8. het gebruik van de gronden als jachthaven;
  9. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel, waarvan:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
    2. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunnings- of meldingplichtig zijn;
    3. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    4. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
    5. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
    6. het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  10. het afgraven van gronden voor het realiseren van een insteekhaven ten behoeve van bedrijven met watersportgebonden en/of watergerelateerde bedrijfsactiviteiten;
  11. de opslag van goederen of materialen en het parkeren vóór de naar de aanduiding 'gevellijn' gerichte gevels van de gebouwen.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. het gebruik van een bouwperceel is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - erfafscheiding' een beplantingsstrook met een minimale breedte van 2 meter wordt aangelegd en in stand gehouden;
  2. het gebruik van een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan wanneer in de aangrenzende bestemming 'Groen', de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het kavelpaspoort in bijlage 2 worden aangelegd en in stand worden gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de regel van lid 3.5, sub a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie die op grond van de planregels is toegestaan of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 in een hogere categorie dan op grond van de planregels is toegestaan, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
  2. de regel van lid 3.5, sub d en toestaan dat groenden en bouwwerken worden gebruik voor ondergeschikte detailhandel bij groothandelsbedrijven waarbij maximaal 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag worden gebruikt met een maximum van 100 m² en er geen wezenlijke concurrentie ontstaat met de detailhandelsvoorzieningen in het kernwinkelgebied;
  3. de regel van lid 3.5, sub i en toestaan dat de hoofdbewoner bij het uitoefenen van werk aan huisactiviteiten personeel in dienst heeft, op voorwaarde dat:
    1. omwonenden geen onevenredig veel hinder ondervinden van de activiteiten;
    2. geen verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
  4. de regel van lid 3.5, sub j en toestaan dat een insteekhaven wordt gegraven, op voorwaarde dat:
    1. de insteekhaven noodzakelijk is voor de uitvoering van het desbetreffende bedrijf;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;
    3. hierover advies is gevraagd aan de waterbeheerder;
    4. per bouwperceel maximaal de helft van de oever mag worden uitgegraven, met een maximale breedte (diepte) van 30 m en het overige deel van de oever een natuurlijke oever dient te zijn;
    5. er geen particuliere ligplaatsen mogen worden gerealiseerd;
    6. er geen botenhuizen mogen worden gerealiseerd;
    7. geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en archeologisch waarde van het terrein.
3.5.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de woonsituatie
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. speelvoorzieningen;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. voet- en fietspaden,
  7. in- en uitritten van kavels;
  8. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  9. een aanmeerplaats voor een pont, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanmeerplaats pont';
  10. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
en in ondergeschikte mate voor:
  1. kunstobjecten;
  2. verhardingen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  2. andere bouwwerken, zoals kunstobjecten;
  3. steigers, ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' mogen alleen steigers en daarmee vergelijkbare andee bouwwerken worden gebouwd;
  2. dat de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter zijn;
  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  5. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  • het aanleggen van een ontsluitingsweg met een breedte van meer dan 5,5 m ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en pleinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, maar ook voor de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. kunstobjecten;
  5. tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 5.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  2. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
5.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 10 meter zijn;
  2. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  • het aanleggen van wegen of paden of het op een andere wijze inrichten van het bestemmingsvlak met meer dan twee rijstroken.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen en waterpartijen;
  2. scheepvaartverkeer;
  3. bermen en beplanting,
maar ook voor de daarbij behorende
  1. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. kunstobjecten;
  4. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 6.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  2. andere bouwwerken, zoals kunstobjecten en kunstwerken;
  3. steigers, ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
  2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
6.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' mogen alleen steigers en daarmee vergelijkbare andee bouwwerken worden gebouwd, in welk geval de volgende regel geldt:
    1. de breedte van een steiger aansluitend op de bestemming 'Bedrijventerrein' mag maximaal 3 meter zijn;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter zijn;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als jachthaven;
  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
  3. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  4. het gebruik van de gronden langer dan 6 weken achtereen als liggelegenheid voor beroepsvaartuigen;
  5. het gebruik van de gronden voor het aanleggen van vaartuigen langer dan drie achtereenvolgende werkdagen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
  • het vergraven, dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.
6.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Lid 6.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
  2. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
6.4.3 Beoordelingscriteria
Een vergunning als bedoeld in lid 6.4.1 kan alleen worden verleend als:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen of de belangen van de scheepvaart;
  2. hierover advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
  2. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  3. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  4. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder kampeermiddelen .

8.2 Uitzonderingen

Lid 8.1 geldt niet voor:
  1. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
  2. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
  3. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
  4. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.

8.3 Parkeerregeling gebruik

8.3.1 Specifieke gebruiksregels
  1. Gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van het veranderen en/of wijzigen van het gebruik van bouwwerken waardoor op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  2. Deze regeling geldt niet voor het vergunde gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1, sub a voor het toestaan van het veranderen van het gebruik van gronden en bouwwerken indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
  2. Voorafgaan aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  3. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient
    1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b in stand wordt gehouden.
  4. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mist dit geen onevenredig afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op de industrieterreinen.
9.1.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
9.1.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  2. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.

10.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming van gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
  2. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
    1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
  3. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd.

11.2 Beoordelingscriteria

Wijzigingen als bedoeld in lid 11.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeerregeling bouwen

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  2. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  3. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
    2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
  4. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 13.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Lid 13.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2, sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 13.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Industrieterrein De Haven - Kop Tussendiepen
van de gemeente Smallingerland
Behorend bij het besluit van ...