direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachten - Suderhiem Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het voornemen om op de hoek van De Warren en de Burefen te Drachten een nieuw appartementencomplex te bouwen. Op het perceel stond eerder een woonzorgcomplex. Dat is inmiddels gesloopt. In het appartementencomplex komen 35 sociale huurappartementen. Dit is echter niet mogelijk op basis van de huidige bestemming 'Wonen - Wooncentrum', zoals geregeld in het bestemmingsplan De Bouwen . Hier is geen reguliere woningbouw toegestaan, maar alleen zorgwoningen.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in aan de zuidkant van Drachten, direct ten zuiden van de Zuiderbegraafplaats op de hoek van De Warren en de Burefen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan De Bouwen, vastgesteld op 30 april 2010. In het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen - Wooncentrum'. De gronden zijn bestemd voor bijzondere woonvormen. Hieronder wordt verstaan voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten. Ook de bijbehorende restauratieve voorzieningen, groenvoorzieningen, water, parkeer- en speelvoorzieningen, wegen, straten en paden, openbare nutsvoorzieningen, kunstobjecten, tuinen en erven zijn toegestaan. Een gebouw moet binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd en mag een maximale goot- en bouwhoogte van beide 6 meter hebben.

Het is niet toegestaan deze gronden te gebruiken voor reguliere bewoning en om op deze gronden een appartementengebouw te bouwen. Daarom is het voornemen in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan De Bouwen ter hoogte van het plangebied

Daarnaast geldt ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 12'. Ter plaatse is het mogelijk een wijzigingsbevoegdheid toe te passen waarmee de geldende bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw'. Omdat in de wijzigingscriteria onder meer is opgenomen dat het aantal te bouwen woningen maximaal 12 mag zijn, is het niet mogelijk om van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken.

Naast dit geldende bestemmingsplan zijn in de gemeente Smallingerland enkele parapluplannen vastgesteld voor grote delen van het gemeentelijke grondgebied. In het Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2012, zijn regels met betrekking tot het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen opgesteld. In het Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017, is opgenomen dat moet worden voldaan aan de geldende parkeernormen. Tot slot is in het Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016. Hierin is een regeling opgenomen ten aanzien van het mogelijk maken van terrassen bij horecabedrijven. Voor het plangebied geldt hierin 'overige zone - horeca B'. Ter plaatse van deze zone kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van het toelaten van terrassen op gronden waarop geen horeca is toegestaan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie.
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders.
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan.
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van de kern van Drachten in de woonwijk ten westen van het ziekenhuis Nij Smellinghe. In het plangebied stond voorheen een woonzorgcomplex voor ouderen met aan de voorzijde een parkeerterrein. Aan straatzijde staan twee bomen. Verder is aan de achterzijde een dikke groensingel geplant.

Direct ten noorden van het plangebied ligt de Zuiderbegraafplaats. De groensingel zorgt voor afscheiding tussen het plangebied en de begraafplaats. Ten oosten van het plangebied staan uitsluitend woningen. Ten westen van het plangebied is 't Suderhiem gevestigd. Dit is een woonzorgcentrum. Ten zuiden van het plangebied staan eveneens woningen en, op grotere afstand een basisschool. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

2.2 De voorgenomen situatie

Het is de bedoeling dat op het perceel een nieuw appartementencomplex wordt gerealiseerd, ten behoeve van 35 sociale huurappartementen. Het voorgenomen appartementen gebouw krijgt deels drie en deels vier bouwlagen met een plat dak. Daarnaast worden 36 bergingen gerealiseerd op de begane grond. Het gebouw krijgt een maximale bouwhoogte van 13 meter.

De woningen worden allen voorzien van een balkon. Er worden negen parkeerplaatsen aan de straatzijde aangelegd en de mogelijkheid om onder het gebouw door te rijden naar een binnenplaats waar nog eens 26 parkeerplaatsen worden aangelegd. Het perceel wordt ontsloten op De Warren. Rondom het gebouw worden geen tuinen ingericht, maar blijft sprake van grasland.

In figuur 2.3 is een situatietekening weergegeven van de indeling van het plangebied. In figuur 2.4 zijn impressies weergegeven van het voorgenomen appartementengebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401_0004.jpg"

Figuur 2.3 Schetstekening voorgenomen inrichting plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020SBO014-0401_0005.jpg"

Figuur 2.4 Impressies van het voorgenomen appartementengebouw

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten op De Warren. Dit betreft een erfontsluitingsweg. Deze weg sluit aan op Burgemeester Wuiteweg, waarmee het centrum van Drachten kan worden bereikt in noordelijke richting. In zuidwestelijke richting kan via de Eikesingel en de Zuiderhogeweg de Rijksweg A7 worden bereikt. Op deze wijze is het plangebied op een goede manier ontsloten en bereikbaar. De extra verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van 35 sociale huurappartementen bedraagt 100 motorvoertuigbewegingen per etmaal ten opzichte van de huidige situatie. De Warren, een gebiedsontsluitingsweg, is hierop berekend zodat er voor de verkeersafwikkeling geen knelpunten ontstaan.

Voor parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de Parkeernormennota Smallingerland 2015. Op basis hiervan geldt dat in principe dat in totaal 49 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn ten behoeve van de 35 appartementen. De verwachting is echter dat dit aantal te ruim is. Daarom wordt in eerste instantie per woning één parkeerplaats aangelegd, 35 in totaal. aan de voorzijde wordt echter voldoende ruimte gereserveerd voor de resterende 14 parkeerplaatsen (zie figuur 2.3). Mocht blijken dat de 35 aangelegde parkeerplaatsen onvoldoende zijn, dan kunnen ook (een deel van) de overige 14 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Dit plan voorziet in de bouw van 35 appartementen die worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Ten behoeve hiervan wordt een woonzorgcomplex bestaande uit 18 appartementen gesloopt. Per saldo neemt het aantal woningen daarom toe met 17 appartementen. Daarmee is sprake van een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder en is toetsing noodzakelijk.

De behoefte aan de voorgenomen woningbouw is te herleiden uit het woningbouwprogramma van de gemeente Smallingerland. In 2016 is voor de periode 2016-2025 een actualisatie uitgevoerd op het woningbouwprogramma. Hieruit is naar voren gekomen dat voor de gemeente Smallingerland een woningbehoefte van 900 woningen bestaat in deze periode. Voor sociale huurwoningen ligt de basis in de Visie op sociaal wonen in Smallingerland uit 2015. De gemeente streeft naar een sociale woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte van de doelgroepen van het beleid. Het uitgangspunt voor de lange termijn is een stabiele omvang van de sociale huursector van 8.000 woningen in de gemeente. Door in het plangebied 35 sociale huurappartementen te realiseren, wordt deels voorzien in de woningbehoefte binnen de gemeente Smallingerland. Daarmee is de behoefte aan de woningen voldoende aangetoond.

Daarnaast is het plangebied gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking. Verder raakt het plan geen van de 14 belangen als genoemd in het SVIR en de Barro en is daarom niet in conflict met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân.

Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum.

Dit plan voorziet in de realisatie 35 sociale huurappartementen in Drachten. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid, omdat de woningbouwlocatie binnen het bundelingsgebied van Drachten ligt.

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van drie woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied aan de Kletsterlaan.

Artikel 3.1.1

  • 1. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • a. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • b. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

Met dit plan worden 35 sociale huurappartementen ontwikkeld. In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijke woonbeleid. De woningen worden tevens binnen het in de verordening aangegeven bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

Het voornemen is om 35 appartementen in Drachten te realiseren, verdeeld over drie tot vier bouwlagen. Het appartementengebouw zal qua vorm en uitstraling in de omgeving passen, omdat er meerdere appartementengebouw in de omgeving staan. Ook in de huidige situatie is reeds sprake van een appartementengebouw. Er zal worden voldaan aan de geldende welstandsnormen. Daarmee blijft de identiteit van het gebied behouden. De woningen zullen een kwalitatieve toevoeging op de bestaande woonvoorraad in het gebied vormen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar De wenselijke toevoeging van de gemeente gaat hierbij uit van een toevoeging van 60 gezinswoningen. Voor wat betreft de sociale huursector ligt de basis van het beleid in de Visie op sociaal wonen in Smallingerland, die is vastgesteld in mei 2019.. Hierin is opgenomen dat er beperkte uitbreidingsnieuwbouw in de sociale huursector plaatsvindt in Drachten om de verwachte huishoudensgroei hier op te kunnen vangen. De 35 sociale huurappartementen die in dit plan gerealiseerd worden passen binnen deze gestelde aantallen. Het plan is hierdoor in overeenstemming met het gemeentelijke woonbeleid.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De 35 appartementen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân.

Overigens is in het najaar van 2019 gestart met de voorbereiding van een nieuwe gemeentelijke woonvisie, als opvolger van het woonbeleid en woningbouwprogramma uit 2016. Hierin zal een geactualiseerd woningbouwprogramma worden opgenomen, waarin ook de woningen die met dit bestemmingsplan gerealiseerd worden, worden opgenomen.

Welstands- en reclamenota 2014

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn 31 typen welstandsgebieden onderscheiden. De nieuwe woningen dienen aan de welstandscriteria van het betreffende gebiedstype te voldoen. Hierdoor zal worden aangesloten bij het bebouwingsbeeld van de directe omgeving. De ontwerpen voor de woningen worden door de welstandscommissie getoetst aan de betreffende criteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een appartementengebouw, bestaande uit 35 appartementen. Ten behoeve hiervan zijn echter al 18 appartementen gesloopt, waardoor de ontwikkeling in een toename van 17 appartementen voorziet. De beoogde ontwikkeling blijft hiermee ruim onder de drempelwaarde. Omdat het in dit geval slechts gaat om de realisatie van 17 extra appartementen, op een bestaand woonperceel, binnen een bestaande woonwijk, waar reeds de woonfunctie is toegestaan, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in D11.2 Besluit mer. Daarom is het opstellen van een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet Geluidshinder (Wgh) is rond inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48dB.

Toetsing

Het plangebied ligt te midden van een bestaande woonwijk in het zuiden van Drachten. De direct aangrenzende en omringende wegen betreffen 30 km/uur-wegen. Voor deze wegen is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk vanuit de Wet geluidhinder.

Op groter afstand tot het plangebied is een aantal wegen gelegen waar een maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur geldt. Deze wegen zijn geluidzoneringsplichtig. Voor deze wegen geldt een geluidzone van 250 meter. Het gaat om de Burgemeester Wuiteweg ten oosten van het plangebied (circa 210 meter afstand) en de Doctor Martin Luther Kingsingel ten zuiden van het plangebied (circa 230 meter afstand). Voor beide wegen geldt dat het plangebied (deels) binnen de geluidzone valt. In beginsel is in een dergelijke situatie een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk. Echter, gezien de ruime afstand van het plangebied tot beide wegen en de grote mate aan tussenliggende bebouwing, is het zeer onwaarschijnlijk dat ter plaatse van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De tussenliggende bebouwing zorgt voor een afschermende werking van het wegverkeerslawaai. Daarom kan worden aangenomen dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Bovendien wordt bij de bouw van het gebouw voldaan aan de binnenwaarden uit het Bouwbesluit. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de directe omgeving van het plangebied is veel sprake van woningen. Zowel ten oosten, westen als ook een voor een groot deel ten zuiden van het plangebied staan er woningen. Echter zijn er nog een aantal andere functies in de directe omgeving aanwezig. Het gaat om zowel maatschappelijke functies, als bedrijfsfuncties en een horecafunctie. Daarom kan de omgeving worden getypeerd als gemengd gebied.

Direct ten noorden van het plangebied ligt een begraafplaats. Voor een dergelijke functie geldt een richtafstand van 0 meter in een gemengd gebied. Logischerwijs wordt hieraan voldaan. Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van De Warren, ligt een bedrijfsperceel. Hoewel het perceel momenteel braak ligt, is er een bedrijf tot maximaal categorie 2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter in een gemengd gebied. Omdat het plangebied op circa 17 meter afstand ligt, wordt hieraan voldaan.

Voor het overige liggen andere maatschappelijke functies en bedrijfsfuncties op grotere afstand van het plangebied. Hier zijn gelijksoortige functies toegestaan, waardoor ook dezelfde richtafstanden gelden. Ook voor deze inrichtingen wordt hieraan voldaan.

Omdat wordt voldaan aan de richtafstanden is geen nader onderzoek noodzakelijk. Milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. In het geldende bestemmingsplan is het plangebied echter al bestemd voor de functie wonen. Daarom kan in het kader van dit bestemmingsplan uit de huidige planologische regeling worden geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Omdat echter in het kader van de vergunningsaanvraag alsnog een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk is, is besloten deze naar voren te halen en alvast uit te voeren. Uit het verkennend bodemonderzoek, dat in zijn geheel is opgenomen als bijlage 1, is naar voren gekomen dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen nieuwbouwplannen op het perceel.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Drachten en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

Met dit plan worden slechts 35 appartementen mogelijk gemaakt. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

De bescherming van Natura 2000-gebieden is sinds 1 januari 2017 opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor, of verband houden met, het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering (mogelijk) negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangegeven.

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Van Oordt's Mersken', 'Wijnjeterper Schar' en 'Alde Feanen', gelegen op een afstand van respectievelijk circa 6, 6 en 9 kilometer afstand van het plangebied. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor deze gebieden zijn aangewezen, op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Stikstofdepositie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor zowel voor de aanlegfase als voor de exploitatiefase. Met behulp van de Aerius Calculator is gekeken naar de depositie op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is er geen relevant effect en vormt de stikstofdepositie geen belemmering voor de ontwikkeling. De volledige berekening is opgenomen als bijlage 2.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maakt onderdeel uit van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van het NNN plaatsvindt moet een 'nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn.

Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN, maar is midden in een bestaande woonwijk gelegen. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

4.6.2 Soortenbescherming

Om te onderzoeken of (mogelijk) sprake is van beschermde soorten in het plangebied waar bij de uitvoering van het voornemen rekening mee moet worden gehouden, is een quickscan naar beschermde soorten uitgevoerd. De ecologische quickscan is opgenomen als bijlage 3. Op basis van de quickscan zijn met betrekking tot de aanwezigheid van beschermde flora en fauna de volgende conclusies te trekken:

Vissen

Indien de plannen in de toekomst worden aangepast en er werkzaamheden aan watergangen worden uitgevoerd, ontstaat mogelijk een conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van de Grote modderkruiper. In dat geval dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden onderzocht of de Grote modderkruiper binnen het plangebied voorkomt. Tevens dient ten aanzien van vissoorten rekening te worden gehouden met de zorgplicht.

Amfibieën

Bij eventuele toekomstige werkzaamheden aan watergangen, dient ten aanzien van amfibieën rekening te worden gehouden met de zorgplicht.

Vogels

Door uitvoering van de plannen ontstaat mogelijk conflict met de Wnb ten aanzien van broedende vogels. Maatregelen om het verstoren van broedende vogels en hun nesten te voorkomen zijn:

  • de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren;
  • werkzaamheden voor aanvang van de broedperiode te beginnen, zodat geen broedpogingen plaatsvinden in de broedperiode.

Vleermuizen

Om te voorkomen dat door de uitvoering van de geplande werkzaamheden een conflict ontstaat met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen, dient aantasting van de bomen langs de Zuiderbegraafplaats en lichtuitstraling op deze bomen te worden voorkomen.

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zal met bovenstaande vervolgstappen rekening worden gehouden. Daarom bestaat er vanuit soortenbescherming geen belemmering voor dit plan. Omdat ook is geconcludeerd dat er vanuit gebiedsbescherming geen belemmeringen voor dit plan gelden, is nader onderzoek wat betreft het aspect ecologie niet noodzakelijk.

4.7 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20200414-2-23015). Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het van de watertoets is opgenomen als bijlage 4. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied is geen sprake van waterkeringen waar rekening mee gehouden moet worden gehouden. De ontwikkeling heeft daarmee geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Voor het verwerken van het afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering, waar ook de voormalige zorgwoningen op aangesloten waren. Het hemelwater zal worden afgevoerd op het omliggende oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Er worden geen uitloogbare materialen gebruikt in de bouw- en gebruiksfase, waardoor geen sprake is van diffuse verontreinigingen van water en bodem.

Waterkwantiteit en watercompensatie

Door de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak in het plangebied toe. Ten opzichte van de voormalige situatie, waarin de zorgwoningen in het plangebied gevestigd waren, neemt de verharding met circa 650 m2 toe. Daarom wordt in het kader van dit plan watercompensatie toegepast. Door de oostelijke watergang te verbreden wordt 65 m2 aan extra oppervlakte gecreëerd. Op die manier wordt voldoende voorzien in watercompensatie.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In het kader van dit plan zal deze aanvraag worden verzorgd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft, mede door het toepassen van watercompensatie, geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. Het FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de steentijd-bronstijd advieskaart ligt het plangebied in het gebied 'onderzoek bij grote ingrepen'. Dit betekent dat bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 2,5 hectare een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de advieskaart ijzertijd - Middeleeuwen, ligt het plangebied in het gebied 'karterend onderzoek 3' en is bij ingrepen van minimaal 5.000 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk. De grenswaarden van beide advieskaarten worden met dit plan niet overschreden. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit plan.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied waar rekening mee gehouden dient te worden.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in en in de omgeving van het projectgebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling in het projectgebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische zone hebben en van invloed zijn op de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één enkelbestemming.

Wonen - Woongebouw

Overeenkomstig met het geldende bestemmingsplan De Bouwen zijn in dit plan de gronden waar het appartementengebouw gerealiseerd wordt bestemd als 'Wonen - Woongebouw'. Er is een maximale bouwhoogte van 13 meter opgenomen, afgestemd op de bouwtekeningen van het voorgenomen gebouw. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten op de regeling zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens zijn de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Tijdens het vooroverleg hebben zowel de Provincie Fryslân, het Wetterskip en de brandweer laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 1 december 2020 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van 35 appartementen in Drachten. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de plankosten en eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.