direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rottevalle - Muldersplein 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2020DPO014-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan het Muldersplein 1 te Rottevalle was voorheen een bedrijf aanwezig. Inmiddels is de bedrijfsvoering beëindigd en wil de initiatiefnemer het perceel gebruiken voor reguliere bewoning. Dit is echter niet mogelijk op basis van de huidige bestemming Bedrijf - 2, zoals geregeld in het geldende bestemmingsplan Kleine kernen oost. Binnen de bestemming is geen reguliere bewoning toegestaan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het centrum van de dorpskern van Rottevalle. Het betreft het perceel Muldersplein 1. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPO014-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Kleine kernen oost, dat is vastgesteld op 4 oktober 2011. In het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als Bedrijf - 2. Daarnaast geldt voor het westelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied.

Binnen de bestemming Bedrijf - 2 zijn de gronden bestemd voor bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 met uitzondering van zelfstandige kantoren, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Ter plaatse geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter. De dakhelling dient tussen de 30 en 60 graden te zijn. Het is op gronden binnen deze bestemming niet toegestaan om reguliere woningen te realiseren of bestaande gebouwen als zodanig te gebruiken.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische en cultuurhistorische waarde(n). Ter plaatse geldt dat voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met meer dan 1000 m2 wordt uitgebreid, een onderzoek naar deze waarden noodzakelijk is, voor de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPO014-0401_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kleine kernen oost ter plaatse van het plangebied

Naast het geldende bestemmingsplan zijn tevens een aantal parapluplannen en een partiële herziening van toepassing op het plangebied. Het gaat om de volgende plannen:

  • Partiële herzieningen Wonen-werken en Werk aan huis, vastgesteld op 12 juni 2012;
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015;
  • Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016;
  • Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017;
  • Voorbereidingsbesluit Parapluplan Wonen, vastgesteld op 10 december 2019.

Voor bovenstaande plannen geldt dat de regelingen hiervan zijn geïntegreerd in de regeling van dit bestemmingsplan en op die wijze van toepassing blijven in het plangebied.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in het centrum van Rottevalle en betreft het perceel Muldersplein 1. Voorheen was hier een relatief kleinschalig garagebedrijf gevestigd. Het perceel was destijds ingericht met de bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning. In de huidige situatie is de bedrijfsbebouwing inmiddels verwijderd. Alleen de bedrijfswoning inclusief bijgebouwen staat nog in het plangebied.

Ten oosten, westen en noorden van het plangebied bevindt zich voornamelijk woningbouw. De meesten hiervan zijn vrijstaand. Er zijn echter meerdere functies toegestaan in de directe omgeving. Hier zijn naast woningen ook detailhandel, dienstverlening en horeca toegestaan. Aan het Muldersplein zijn daarom ook nog andere functies aanwezig. Zo staat ten zuiden van het plangebied een herberg en ten oosten, op enige afstand, een café.

In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPO014-0401_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPO014-0401_0004.jpg"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied vanaf het Muldersplein

2.2 De voorgenomen situatie

Nu de bedrijfsvoering ter plaatse van het plangebied is beëindigd, is het voornemen om de bestaande bedrijfswoning in het plangebied als reguliere woning te gebruiken. Er vinden geen sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden meer plaats, omdat de bedrijfsbebouwing in de huidige situatie al is gesloopt. Ook worden er geen bomen gekapt. Daarmee blijft de huidige inrichting van het plangebied ongewijzigd en betreft het uitsluitend een juridisch-planologische wijziging.

Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt het plangebied bestemd met een woonbestemming. De regeling wordt afgestemd op de bestaande bebouwing.

Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Het plangebied ligt aan het Muldersplein. Via dit plein en de Efterwei kan in zuidelijke richting de N369 worden bereikt. Dit betreft een regionale ontsluitingsweg. In zuidoostelijke richting kan Drachten worden bereikt. Het plangebied is hiermee op een goede wijze ontsloten.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie is een bedrijf inclusief bedrijfswoning toegestaan in het plangebied. In de toekomstige situatie gaat het slechts nog om één reguliere woning. De verkeersgeneratie van een woning is minder dan wanneer een bedrijf in het plangebied is gevestigd. Daarmee zorgt de functiewijziging logischerwijs niet voor belemmeringen in de verkeerssituatie.

Parkeren

Voor parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de Parkeernormennota Smallingerland 2015. Op basis hiervan geldt dat per woning twee parkeerplaatsen op eigen erf aanwezig moeten zijn. Op het erf is meer dan voldoende ruimte om te voorzien in deze twee parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Dit plan voorziet in de functiewijziging van een voormalige bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Vanwege de relatieve kleinschaligheid is dit volgens de jurisprudentie geen stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk. Het plan raakt geen van de 14 belangen als genoemd in het SVIR en de Barro en is daarom niet in conflict met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân.

Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. Daarnaast wordt in andere kernen ruimte geboden voor plaatselijke woningbehoefte. Met deze inzet wordt buiten de bundelingsgebieden woningbouw gerealiseerd die qua aard en schaal inpasbaar is in de ruimtelijke karakteristiek van de vele kleine kernen op het platteland.

In dit geval wordt een bestaande bedrijfswoning betrokken als reguliere burgerwoning in de dorpskern van Rottevalle. Het aantal woningen neemt niet toe. Het perceel is in de huidige situatie al volledig ingericht als woonperceel. Er is daarmee geen sprake van afbreuk aan ruimtelijke kwaliteit.

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde functiewijziging is geen stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien een functiewijziging van een voormalige bedrijfswoning naar een reguliere woning in het bestaand stedelijk gebied. Daarmee is het plan niet in strijd met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • Als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

Het voornemen is om een bestaande bedrijfswoning te gebruiken als reguliere burgerwoning. De bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en de bedrijfsgebouwen zijn verwijderd. De woning is reeds aanwezig en wordt niet verbouwd. Het gaat uitsluitend om een functionele wijziging. Daarmee wordt bij voorbaat geen afbreuk gedaan aan de identiteit van het dorp. Er is verder geen sprake van nieuwe woningbouw. Het voornemen is niet in strijd met de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar De wenselijke toevoeging van de gemeente gaat hierbij uit van een toevoeging van 60 gezinswoningen per jaar. De focus van het woningbouwbeleid ligt op inbreiding, vanuit duurzaam ruimtegebruik.

In dit geval is slechts sprake van een functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning. Er is geen sprake van toevoeging aan de woningvoorraad. Daarmee past de functiewijziging op voorhand binnen het geldende woonbeleid van de gemeente.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

In dit geval is geen sprake van nieuwbouw, omdat de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een reguliere burgerwoning. Daarom hoeft niet getoetst te worden of het voornemen past binnen de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid en de regionale afspraken van woonregio Zuidoost Fryslân.

Overigens is de gemeente in het najaar van 2019 gestart met de voorbereiding van een nieuwe gemeentelijke woonvisie, als opvolger van het woonbeleid en woningbouwprogramma uit 2016.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieuaspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Dit wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject, waardoor een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

De Wet Geluidhinder heeft als doel het voorkomen en bestrijden van geluidshinder. Op grond van de Wet Geluidshinder (Wgh) is rond inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

In het kader van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk, omdat geen sprake is van een nieuwe woning. Er wordt aangenomen dat in de huidige situatie reeds sprake is van een goed akoestisch klimaat ter plaatse en binnen in de bestaande woning.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Het plangebied ligt in het centrum van Rottevalle. In dit deel van het dorp zijn verschillende functies toegestaan, waaronder detailhandel, horeca, dienstverlening en woningen. Daarom is sprake van een gemengd gebied. Voor de richtafstanden geldt daarom dat één stap terug kan worden gedaan conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', waardoor kan worden uitgegaan van de richtafstanden van één milieucategorie lager dan waar de bedrijven normaliter binnen vallen.

Aan de overzijde van het Muldersplein, ten zuiden van het plangebied, is een herberg aanwezig. Ter plekke zijn op basis van het geldende bestemmingsplan horecavestigingen uit categorie 2 toegestaan. In gemengd gebied geldt een richtafstand van minimaal 10 meter voor dergelijke vestigingen. De herberg staat op meer dan 10 meter afstand tot het plangebied.

Ditzelfde geldt voor het café dat gevestigd is aan de Brouwersgrêft 2. Dit café staat op circa 36 meter afstand tot de woning in het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Voor de gronden rondom het plangebied, aan de oost-, west- en noordzijde, geldt eveneens dat naast wonen ook detailhandel, dienstverlening en horeca is toegestaan. Het gaat hier om inrichtingen uit milieucategorie 1. In een gemengd gebied geldt daarvoor een richtafstand van 0 meter. Deze functies zijn goed verenigbaar met woningen en zorgen daarom niet voor belemmeringen ter plaatse van het plangebied.

De functiewijziging zorgt daarnaast ook niet voor beperking van bedrijfsmogelijkheden omdat in de huidige situatie de woning al aanwezig is en er nu ook al rekening mee gehouden dient te worden.

4.4 Bodem

Toetsingskader

In geval er sprake is van verontreinigde grond, is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin worden regels gesteld om de bodem te beschermen. Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. In het verleden is voor een deel van deze locatie al eens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek stamt uit 2014. De uitkomst daarvan was dat de bodemkwaliteit voldoende onderzocht is en er geen sprake is van verontreinigingen die gesaneerd moeten worden. Bovendien wordt in de huidige situatie al gewoond op het perceel. Dit verandert met de voorgenomen ontwikkeling niet. De enige wijziging is, dat het niet meer ten behoeve van een bedrijf is. Daarom kan worden aangenomen dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen functiewijziging.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Sneek en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

Met dit plan wordt slechts een functiewijziging mogelijk gemaakt. Een bestaande bedrijfsbestemming wordt omgezet naar een woonbestemming. Dit leidt tot minder uitstoot doordat dit minder verkeer genereert. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

De bescherming van Natura 2000-gebieden is sinds 1 januari 2017 opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor, of verband houden met, het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering (mogelijk) negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangegeven.

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Alde Feanen, op circa 9 kilometer afstand. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor de Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Met het planvoornemen wordt de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning in gebruik genomen. Er is derhalve geen sprake van een aanlegfase. De gebruiksfase heeft een vergelijkbare stikstofuitstoot als in de huidige situatie. Daarom is het niet noodzakelijk een stikstofberekening uit te voeren in het kader van dit plan.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maakt onderdeel uit van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van het NNN plaatsvindt moet een 'nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn.

Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN, maar is midden in een dorpskern gelegen. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten gezien de aard, omvang en ligging van het plan. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

4.6.2 Soortenbescherming

Het voornemen voorziet slechts in een functiewijziging, waarbij uitsluitend een interne verbouwing plaatsvindt. Er is geen sprake van sloop- en/of kapwerkzaamheden. Daarom is het niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar beschermde soorten, aangezien er geen werkzaamheden plaatsvinden die hen mogelijk aantasten.

4.7 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20200702-2-23714). Hieruit is naar voren gekomen dat er geen waterschapsbelang geldt bij deze ontwikkeling. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 1. Er is geen sprake van een toename aan verharding en er zijn geen maatregelen ten aanzien van het aspect water noodzakelijk.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. Het FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de steentijd-bronstijd advieskaart ligt het plangebied in het gebied 'onderzoeken bij grote ingrepen'. Dit betekent dat bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 2,5 ha een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen, ligt het plangebied in het gebied 'streven naar behoud' en is bij ingrepen van minimaal 50 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk. De grenswaarden van beide advieskaarten worden met dit plan niet overschreden, omdat er geen bodemroerende werkzaamheden plaatsvinden. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit plan. Tevens zijn de archeologische waarden in het plangebied beschermd door middel van een archeologische dubbelbestemming.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Volgens de Cultuur Historische kaart is geen sprake van cultuurhistorische waarden in het plangebied. Direct ten oosten van het plangebied ligt wel een boerderijplaats. Hier wordt geen afbreuk aan gedaan omdat de bestaande fysieke situatie niet gewijzigd wordt. Er is geen nader onderzoek nodig naar cultuurhistorie.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er ten oosten van het plangebied een aardgasleiding loopt op circa 300 meter afstand tot het plangebied. Voor deze aardgasleidingen geldt dat de maximale werkdruk 40 bar is en een diameter van 4 inch. De inventarisatieafstand van deze buisleiding bedraagt 45 meter. Het plangebied ligt ruim buiten deze afstand. Er is daarom geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische zone hebben en van invloed zijn op de ontwikkeling. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat met een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één enkelbestemming.

Wonen - 1

Met de bestemming 'Wonen - 1' wordt aangesloten bij de regeling voor reguliere burgerwoningen zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kleine kernen oost. Binnen de bestemming zijn daarnaast ook bij de woning behorende tuinen en erven, groenvoorzieningen en waterpartijen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen straten en paden en nutsvoorzieningen toegestaan. Op deze manier kan het perceel geheel ingericht worden als woonperceel.

In aansluiting bij de bestaande bebouwing geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 7 en 10 meter. Daarnaast gelden een minimale en maximale dakhelling van 30 en 60 graden. Daarnaast zijn in de regels tevens maatvoeringen opgenomen waaraan erfbebouwing op de woonpercelen moeten voldoen.

De regels ten behoeve van aan-huis-verbonden-beroepen zijn afgestemd op de Nota beroep aan huis. Daarin zijn regels ten aanzien van het gebruik en de omvang van deze vorm van bedrijvigheid opgenomen.

Waarde - Archeologie 1

Met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied van een beschermende regeling voorzien. Voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van minimaal 100 m2 is een omgevingsvergunning vereist. Voor de aanvraag hiervan dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Er zijn tijdens deze fase geen reacties binnen gekomen.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van donderdag 5 november 2020 tot en woensdag 16 december 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingebracht.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 16 februari 2021 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de wijziging van bedrijfsperceel naar een woonperceel, waarbij de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning gaat dienen. De bedrijfsbebouwing is reeds verwijderd van de locatie. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot planschade. Een anterieure overeenkomst was in dit geval niet noodzakelijk. De plankosten zijn in leges door de initiatiefnemer betaald.