direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijega - Kommisjewei 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2020DPN014-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer wil het perceel Kommisjewei 1 te Nijega uitsluitend gebruiken ten behoeve van reguliere bewoning. Het plan is om hier twee reguliere woningen te betrekken. Dit is echter niet mogelijk op basis van de huidige bestemming Horeca - 2, zoals geregeld in het bestemmingsplan Kleine kernen noord. Hier is geen reguliere bewoning van de gebouwen toegestaan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het oosten van de dorpskern van Nijega. Het betreft het perceel Kommisjewei 1. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPN014-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Kleine kernen noord, dat is vastgesteld op 13 april 2012. In het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als Horeca - 2. Daarnaast geldt voor het westelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied.

Binnen de bestemming Horeca - 2 zijn de gronden bestemd voor horecabedrijven uit categorie 1 en 2 en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Verder zijn ook de bijbehorende restauratieve-, parkeer-, groen-, en openbare nutsvoorzieningen, water, wegen, straten en paden, kunstobjecten, tuinen en erven toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Ter plaatse geldt een maximale bouwhoogte van 7 meter en een toegestane dakhelling tussen 30 en 60 graden. Het is op gronden binnen deze bestemming niet toegestaan om reguliere woningen te realiseren of bestaande gebouwen als zodanig te gebruiken.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische en cultuurhistorische waarde(n). Ter plaatse geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 100 m2 een onderzoek naar deze waarden noodzakelijk is voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPN014-0401_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kleine kernen noord ter plaatse van het plangebied

Naast het geldende bestemmingsplan zijn tevens een aantal parapluplannen en een partiële herziening van toepassing op het plangebied. Het gaat om de volgende plannen:

  • Partiële herzieningen Wonen-werken en Werk aan huis, vastgesteld op 12 juni 2012;
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015;
  • Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016;
  • Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017;
  • Voorbereidingsbesluit Parapluplan Wonen, vastgesteld op 10 december 2019.

Voor de bovenstaande partiële herziening en parapluplannen geldt dat deze ook in de voorgenomen situatie van kracht blijven en dat deze niet worden gewijzigd met dit bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in het oosten van de dorpskern van Nijega, in het bebouwingslint aan de Kommisjewei. Het plangebied is ingericht ten behoeve van het voormalige horecabedrijf dat hier gevestigd was: 't Kommisiehuys. Dit betrof een eetcafé. In de huidige situatie is de bedrijfsvoering echter beëindigd. De bedrijfsbebouwing is aan de voorzijde van het perceel gevestigd. Hier achter staat de voormalige bedrijfswoning. Het oostelijke deel van het plangebied is beplant met bomen.

Het plangebied ligt op de kruising tussen de Kommisjewei, de Kilometerwei en de Swartewei. Ten noorden van het plangebied ligt een groenvoorziening, ingericht met grasland en bomen. Ten oosten van het plangebied staat het dorpshuis en een aantal (vrijstaande) woningen. Ook ten zuiden, aan de overzijde van de Kommisjewei staan woningen.Ten westen van het plangebied, eveneens aan de overzijde van de Kommisjewei, staat een kerk.

In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPN014-0401_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2020DPN014-0401_0004.jpg"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied vanaf de Kommisjewei

2.2 De voorgenomen situatie

Nu de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd, is het voornemen om op het perceel twee reguliere woningen mogelijk te maken. Hierbij is het de bedoeling dat de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning wordt betrokken en dat ook in de bestaande bedrijfsbebouwing een reguliere woning wordt gerealiseerd. Er vinden geen sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden plaats, omdat de bestaande bebouwing uitsluitend intern wordt verbouwd om als woning te kunnen gaan dienen. Daarmee blijft de indeling van het plangebied gelijk aan de huidige situatie.

Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt het plangebied bestemd met een woonbestemming. De regeling wordt afgestemd op de bestaande bebouwing.

Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De Kommisjewei betreft de doorgaande weg van Nijega. Deze weg sluit in noordelijke richting aan op de Wâldwei (N31). In oostelijke richting kan, via Opeinde, Drachten worden bereikt. Door dat het plangebied hier direct op aansluit is het plangebied op een goede manier ontsloten.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie zijn reeds een bedrijfswoning en een eetcafé in het plangebied planologisch mogelijk. Dit zorgt in de regel voor meer verkeersgeneratie dan wanneer er slechts twee woningen in het plangebied staan. De verkeersgeneratie neemt daarom af in de voorgenomen situatie. Daarmee zorgt dit logischerwijs niet voor belemmeringen in de verkeerssituatie.

Parkeren

Voor parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de Parkeernormennota Smallingerland 2015. Op basis hiervan geldt dat per woning in twee parkeerplaatsen op eigen erf aanwezig moeten zijn. Op de erven is meer dan voldoende ruimte om te voorzien in deze twee parkeerplaatsen. Bij de erfinrichting wordt hier rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Dit plan voorziet in de realisatie van twee woningen, waarvan één al planologisch aanwezig is in de vorm van een bedrijfswoning. Vanwege de relatieve kleinschaligheid is dit volgens de jurisprudentie geen stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk. Het plan raakt geen van de 14 belangen als genoemd in het SVIR en de Barro en is daarom niet in conflict met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân.

Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. Daarnaast wordt in andere kernen ruimte geboden voor plaatselijke woningbehoefte. Met deze inzet wordt buiten de bundelingsgebieden woningbouw gerealiseerd die qua aard en schaal inpasbaar is in de ruimtelijke karakteristiek van de vele kleine kernen op het platteland.

In dit geval wordt de bestaande bebouwing van een voormalig eetcafé en bedrijfswoning in gebruik genomen ten behoeve van twee reguliere woningen. Per saldo komt er één woning bij in het plangebied. Qua aard en omvang past dit binnen de dorpskern van Nijega, temeer omdat de bebouwing al aanwezig is. Bovendien is er een concrete vraag naar de woningen.

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van twee reguliere burgerwoningen binnen de bestaande bebouwing past in dit gebied. In de Verordening Romte zijn een aantal regels van toepassing op het plangebied waaronder voor het wonen.

Met dit plan wordt per saldo één extra woning mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige situatie. In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijke woonbeleid. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • Als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

Het voornemen is om twee reguliere woningen te realiseren binnen de dorpskern van Nijega. De woningen zullen qua vorm en uitstraling in overeenstemming met de omgeving worden gerealiseerd, door de bestaande bebouwing te handhaven en de woningen hier binnen te plaatsen. Daarmee blijft de identiteit van het gebied behouden. De woningen zullen een kwalitatieve toevoeging op de bestaande woonvoorraad in het gebied vormen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar De wenselijke toevoeging van de gemeente gaat hierbij uit van een toevoeging van 60 gezinswoningen. Daarnaast zet de gemeente in om particulier opdrachtgeverschap te stimuleren en maatwerk te bieden in overleg met de aanvragers. De twee woningen die in dit plan gerealiseerd worden passen binnen de gestelde aantallen. Bovendien is sprake van particulier opdrachtgeverschap. Het plan is hierdoor in overeenstemming met het gemeentelijke woonbeleid.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De twee woningen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân.

Overigens is in het najaar van 2019 gestart met de voorbereiding van een nieuwe gemeentelijke woonvisie, als opvolger van het woonbeleid en woningbouwprogramma uit 2016.

Welstands- en reclamenota 2014

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn 31 typen welstandsgebieden onderscheiden. De nieuwe woningen dienen aan de welstandscriteria van het betreffende gebiedstype te voldoen. Hierdoor zal worden aangesloten bij het bebouwingsbeeld van de directe omgeving. De ontwerpen voor de woningen worden door de welstandscommissie getoetst aan de betreffende criteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee woningen binnen de bestaande bebouwing van een voormalig horecabedrijf. Dit wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject, waardoor een mer-beoordelingsnotitie niet noodzakelijk is.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet Geluidshinder (Wgh) is rond inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48dB.

Toetsing

In het kader van de Wet geluidhinder is de functiewijziging van het voormalige eetcafé naar een reguliere woning relevant. Deze woning geldt als 'nieuw' voor de Wet geluidhinder en ten aanzien daarvan moeten worden gemotiveerd of kan worden voldaan aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De bestaande bedrijfswoning veranderd van functie maar geldt niet als nieuwe woning.

Het plangebied ligt aan de Kommisjewei. Ter hoogte van het plangebied geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Ook de Kilometerwei en de Swartewei die in nabijheid liggen, zijn 30 km/uur-wegen. Voor dergelijke wegen geldt geen geluidzone en dus geen onderzoeksplicht.

Voor de Kommisjewei geldt in noordelijke richting een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur is toegestaan. Dit is op circa 165 meter van het plangebied. Daarmee valt de woning binnen de geluidzone van deze weg. De Kommisjewei wordt voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer uit Nijega en deels uit Opeinde. Doorgaand verkeer komt niet door de dorpskern maar maakt gebruik van de Wâldwei (N31). Het aantal verkeersbewegingen is daarmee beperkt. Bovendien zorgt de voormalige bedrijfswoning voor een geluidwerende werking van wegverkeerslawaai op de nieuwe woning. Daarnaast is ook nog eens sprake van een zeer ruime afstand tot het geluidzoneringsplichtige deel van de Kommisjewei. Gezien het bovenstaande is het zeer aannemelijk dat geen sprake is van geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van deze weg ter plaatse van de nieuwe woning.

Ten zuiden van het plangebied geldt ook voor de Kilometerwei een maximale snelheid van 60 km/uur. Dit is op circa 200 meter ten zuiden van de nieuwe woning. De Kilometerwei betreft een erfontsluitingsweg in het buitengebied met zeer lage verkeersintensiteit. Deze zal nog lager zijn dan op de Kommisjewei. Bovendien is ook hier sprake van tussenliggende bebouwing en een zeer ruime afstand tot de nieuwe woning. Daarom is het ook hier zeer aannemelijk dat er geen sprake is van geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van deze weg ter plaatse van de nieuwe woning.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Het plangebied ligt aan de doorgaande weg in het dorp. Bovendien zijn er meerdere functies in de omgeving aanwezig. Daarom kan de omgeving worden getypeerd als gemengd gebied.

Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Kommisjewei staat een kerk. Voor een kerk geldt milieucategorie 2 en een richtafstand van 10 meter tot geluidgevoelige objecten. De kerk staat op circa 11 meter tot de woningen, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Ten oosten van het plangebied staat het dorpshuis. Ook voor het dorpshuis geldt in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter. Het dorpshuis staat op circa 20 meter afstand tot de woningen. Ook hier wordt voldaan aan de richtafstand.

Ten zuidoosten van het plangebied is een aantal bedrijfslocaties aan de Kommisjewei gevestigd. De dichtstbijzijnde bedrijfslocatie ligt op circa 150 meter afstand. Ter plaatse zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. In gemengd gebied geldt een richtafstand van 10 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Voor het overige is geen sprake van bedrijven waarmee rekening gehouden dient te worden bij dit plan. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. In het verleden is voor deze locatie al eens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek stamt uit 2014. De uitkomst daarvan was dat de bodemkwaliteit voldoende onderzocht is en er geen sprake is van verontreinigingen die gesaneerd moeten worden. In de tussentijd is het perceel uitsluitend gebruikt ten behoeve van een eetgelegenheid en de bijbehorende bedrijfswoning. Er hebben zich in de tussentijd geen bodemverontreinigende activiteiten voor gedaan. Daarom is het aannemelijk dat de bodem van goede kwaliteit is voor het voorgenomen gebruik. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Nijega en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

Met dit plan worden slechts twee woningen mogelijk gemaakt. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

De bescherming van Natura 2000-gebieden is sinds 1 januari 2017 opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor , of verband houden met, het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering (mogelijk) negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangegeven.

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Alde Feanen, op circa 3,6 kilometer afstand. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor de Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. Met het planvoornemen wordt in de bestaande bedrijfsbebouwing een woning gerealiseerd. De bedrijfswoning wordt daarnaast als reguliere woning in gebruik genomen. Er is derhalve geen sprake van een aanlegfase. De gebruiksfase heeft een kleinere stikstofuitstoot dan in de huidige situatie. Daarom is het niet noodzakelijk een stikstofberekening uit te voeren in het kader van dit plan.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maakt onderdeel uit van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van het NNN plaatsvindt moet een 'nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn.

Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN, maar is midden in een bestaande woonwijk gelegen. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

4.6.2 Soortenbescherming

Het voornemen voorziet slechts in een functiewijziging, waarbij uitsluitend een interne verbouwing plaatsvindt. Er is geen sprake van sloop- en/of kapwerkzaamheden. Daarom is het niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar beschermde soorten, aangezien er geen werkzaamheden plaatsvinden die hen mogelijk aantasten.

4.7 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20200630-2-23688). Hieruit is naar voren gekomen dat er geen waterschapsbelang ten aanzien van dit plan geldt. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 1. Er zijn geen maatregelen noodzakelijk ten aanzien van het aspect water.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. Het FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de steentijd-bronstijd advieskaart ligt het plangebied in het gebied 'karterend onderzoek 2'. Dit betekent dat bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 2.500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de advieskaart ijzertijd - Middeleeuwen, ligt het westelijke deel van het plangebied in het gebied 'streven naar behoud' en is bij ingrepen van minimaal 50 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor de oostelijke helft geldt het gebied 'karterend onderzoek 3' en is bij ingrepen van minimaal 5.000 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk. De grenswaarden van beide advieskaarten worden met dit plan niet overschreden, omdat er geen bodemroerende werkzaamheden plaatsvinden. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit plan. Om de bestaande archeologische (verwachtings)waarden te beschermen is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Volgens de Cultuur Historische kaart is het plangebied een zogeheten 'Boerderijplaats'. Deze boerderijplaatsen verschaffen kennis over de bewoningsgeschiedenis en de ontwikkeling van het cultuurlandschap op lokaal, regionaal en provinciaal niveau. Kenmerkend zijn de erf met de boerderij, de bijgebouwen, de groen aanplant en de functioneel erbij horende aangrenzende terreinen.

In dit geval blijft de bebouwing in het plangebied behouden. Ook aan de inrichting van het erf wordt weinig veranderd. Daarmee blijven de cultuurhistorische waarden van de boerderijplaats behouden. Er is geen nader onderzoek nodig naar cultuurhistorie.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er ten zuiden van het plangebied aardgasleidingen lopen. Voor deze aardgasleidingen geldt dat de maximale werkdruk 0,89 bar is. De diameter verschilt van 8 tot 12 inch. De inventarisatieafstand van deze buisleidingen bedraagt maximaal 140 meter. De afstand tot de buisleidingen bedraagt circa 500 meter. Er is daarom geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische zone hebben en van invloed zijn op de ontwikkeling. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één enkelbestemming en een dubbelbestemming.

Wonen - 1

Met de bestemming 'Wonen - 1' wordt aangesloten bij de regeling voor de omliggende woningen aan de Kommisjewei, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kleine kernen noord. De bestemming 'Wonen - 1' is bedoeld voor woningen. Binnen de bestemming zijn daarnaast ook bij de woning behorende tuinen en erven, groenvoorzieningen en waterpartijen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen straten en paden en nutsvoorzieningen toegestaan. Op deze manier kan het perceel geheel ingericht worden als woonperceel.

In aansluiting bij de bestaande bebouwing geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 7 meter. Daarnaast gelden een minimale en maximale dakhelling van 30 en 60 graden. Daarnaast zijn in de regels tevens maatvoeringen opgenomen waaraan erfbebouwing op de woonpercelen moeten voldoen.

De regels ten behoeve van aan-huis-verbonden-beroepen zijn afgestemd op de Nota beroep aan huis. Daarin zijn regels ten aanzien van het gebruik en de omvang van deze vorm van bedrijvigheid opgenomen. Tot slot is het binnen de bestemming bij wijzigingsbevoegdheid mogelijk om de woonfunctie te combineren met maatschappelijke voorzieningen.

Waarde - Archeologie 1

Met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied van een beschermende regeling voorzien. Voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van minimaal 100 m2 is een omgevingsvergunning vereist. Voor de aanvraag hiervan dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens zijn direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming en is het voorontwerp gedurende vier weken ter inzage gelegd voor inspraakreacties. Tijdens deze periode zijn geen reacties ingediend.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 5 november gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. Gedurende deze zes weken zijn er geen zienswijzen binnen gekomen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de wijziging van een eetgelegenheid en bedrijfswoning naar twee reguliere burgerwoningen in Nijega. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een overeenkomst ten aanzien van planschade gesloten. Daarnaast zijn de plankosten middels de gemeentelijke leges door de initiatiefnemer betaald.