direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oudega - Buorren 34a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voornemen is om in Oudega een integraal kindcentrum (IKC) te realiseren. Dit IKC zal gerealiseerd worden ter plaatse van de huidige locatie van de tennisbanen van tennisvereniging De Kreilen. Het huidige schoolgebouw ten zuiden hiervan zal vervolgens gesloopt worden. Ten oosten van het IKC zal het parkeerterrein ingericht worden, waarna het terrein van de dorpsvereniging ten noorden van het IKC geplaatst zal worden. Tot slot zullen de tennisvelden en het bijbehorende verenigingsgebouw ten noorden van de korfbalvereniging gerealiseerd worden.

De ontwikkeling van het IKC en het parkeerterrein is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat hierbij sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Ten noordwesten van Drachten, ten zuiden van de Wâldwei (N31) ligt het dorp Oudega. Binnen dit dorp ligt het plangebied ten westen van het dorpscentrum aan de Buorren 34a. Het betreft de locatie van de huidige basisschool, de tennisvereniging, het terrein van de dorpsvereniging, een deel van het grasveld ten noorden van de tennisbanen en een deel ten noorden van de korfbalvereniging. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planvorm

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Kleine Kernen Noord van de gemeente Smallingerland, dat is vastgesteld op 10 januari 2012 en onherroepelijk is geworden op 13 april 2012. In het bestemmingsplan kent het plangebied vijf bestemmingen: 'Maatschappelijk - 1', 'Verkeer – Verblijf', 'Groen', 'Sport' en 'Agrarisch – Cultuurgrond'.

De gronden bestemd als 'Maatschappelijk - 1' zijn aangewezen voor levensbeschouwelijke voorzieningen, medische- en sociaal-medische voorzieningen, educatieve voorzieningen, voorzieningen en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening. Gebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak. Deze mag voor 80% worden bebouwd. De gronden bestemd als 'Verkeer - Verblijf' zijn aangewezen voor wegen straten en pleinen, parkeervoorzieningen en voet- en rijwielpaden. Hier mogen alleen gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, worden gebouwd. De gronden bestemd als 'Sport' zijn aangewezen voor sportieve recreatie. Gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken en ten dienste van de bestemming zoals sporthallen, kleedruimtes, verenigingsgebouwen, kantines, onderhouds- en beheersgebouwen en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen. De gronden bestemd als 'Groen' zijn aangewezen voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speel- en openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen en voet- en fietspaden. De gronden bestemd als 'Agrarisch - Cultuugrond' zijn tenslotte aangewezen voor cultuurgrond, sloten, bermen en beplanting. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan Kleine Kernen Noord is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kleine Kernen Noord

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied betreft meerdere gronden aan de Buorren 34a en bestaat uit:

  • De gronden ter plaatse van de tennisvereniging De Kreilen, waar nu sprake is van twee tennisbanen en een verenigingsgebouw;
  • Het tussenliggende parkeerterrein dat ruimte biedt aan 30 parkeerplaatsen;
  • Het grasveld ten oosten van de tennisvereniging, dat nu in gebruik is als terrein van de dorpsvereniging;
  • Gronden ten noordoosten van de tennisvereniging, die nu als agrarische gronden gelden;
  • De toegangsweg vanaf de Buorren.

Aan de Buorren is voornamelijk sprake van woningen. Ten westen van het plangebied, direct achter de woningenrij aan de Buorren is een Multifunctioneel Centrum gerealiseerd. Hierin zijn een gymzaal, kleedkamers ten behoeve van de sportvelden en de gymzaal, een ontmoetingsruimte voor lokale verenigingen een huisartsenpraktijk, en een jeugdsoos aanwezig. Ten oosten van het plangebied is eveneens overwegend sprake van woningen. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven met de directe omgeving daaromheen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

2.2 De nieuwe ontwikkeling

In de gewenste ontwikkeling wordt ter plaatse van de gronden van de tennisvereniging het Integraal Kindcentrum Oudega ontwikkeld. Het IKC zal ruimte bieden aan maximaal 7 groepen van een basisschool, en maximaal 2 groepen voor kinderopvang en peuteropvang. De school wordt gebouwd voor circa 145 leerlingen. Het IKC zal een maximale bouwhoogte van 11 meter krijgen. Bij de situering van het gebouw op de kavel en ook de positie van de tweede verdieping ten opzichte van het gebouwdeel op de begane grond, zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de privacy vanaf de verdieping bij de huisarts in het naastliggende MFC. Direct ten oosten van dit gebouw, op de gronden die momenteel in gebruik zijn als terrein van de dorpsvereniging, zal een parkeerterrein worden aangelegd, om te parkeren ten behoeve van het IKC en het reeds aanwezige MFC. Ten noordoosten van het voorgenomen IKC wordt vervolgens ruimte geboden voor de dorpsvereniging om gronden als hun terrein in gebruik te nemen. De huidige basisschool wordt door de komst van het IKC overbodig. Deze zal worden gesloopt. De bestaande toegangsweg naar de tennisvereniging, vanaf de Buorren, zal worden opgewaardeerd en iets worden verplaatst. Deze weg zal dienstdoen als ontsluitingsweg naar de Buorren. In figuur 2.2 is een situatietekening weergegeven met daarin de voorgenomen inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401_0004.png"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied

De tennisvereniging zal vervolgens, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, worden gevestigd op het sportveld ten noorden van het MFC. Dit is reeds toegestaan op basis van de geldende regeling en daarom buiten dit plan gelaten. Wel is het mogelijk maken van het verenigingsgebouw van de tennisvereniging meegenomen in dit bestemmingsplan.

Verkeer en parkeren

Verkeer

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de (reeds bestaande) ontsluitingsweg die in zuidelijke richting aansluit op de Buorren. Dit betreft de doorgaande weg in het dorp via waar uiteindelijk de N31 kan worden bereikt.

In de huidige situatie zijn alle functies in het plangebied aanwezig. Daarom zal de verkeersgeneratie van het nieuw te ontwikkelen centrum niet leiden tot belemmeringen in de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Voor het personeel van de school, de kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn parkeerplaatsen nodig. Daarnaast zijn ook een aantal functies reeds aanwezig in het gebied, die eveneens van het parkeerterrein gebruik maken. In bijlage 1 is een berekening van de parkeerbehoefte opgenomen. Hieruit komt naar voren dat op de totale parkeerbehoefte theoretisch gezien 55 parkeerplaatsen bedraagt. In de praktijk is echter sprake van dubbelgebruik omdat de functies in het plangebied verschillende openingstijden en aanwezigheid van personen kennen. In de praktijk blijkt dat voor doordeweekse dagen, door dubbelgebruik, 30 parkeerplaatsen voldoende zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte. De piekmomenten zijn op zaterdagmiddagen en -avonden.

In het plangebied wordt een parkeerplaats gerealiseerd die ruimte biedt aan 54 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Landschappelijke inpassing

Het Integraal Kindcentrum zal direct ten oosten van het bestaande Multifunctionele Centrum gerealiseerd worden, naast de bestaande groensingel. Het perceel waar het kindcentrum gerealiseerd wordt ligt ten zuiden van een agrarisch perceel dat is omringd door een groensingel aan de oost-, west- en noordzijde. Aan de oostzijde van het IKC, rondom het parkeerterrein worden tevens bomen gepland om het geheel goed in te passen. Op de manier wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Functionele inpassing

Het IKC wordt ten oosten van het MFC en het sportterrein in Oudega geplaatst. Zo worden maatschappelijke voorzieningen geconcentreerd in dit gebied. Hier was al sprake van in de huidige situatie, waarbij de basisschool ten zuiden van de nieuwe locatie staat. Tevens is hier ruimte om parkeergelegenheid aan te leggen te behoeve van deze voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijke beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van een integraal kindcentrum mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt grotendeels binnen het bestaand stedelijk gebied van Oudega. Alleen de gronden die in de voorgenomen situatie als terrein van de dorpsvereniging in gebruik worden genomen vallen onder het buitengebied. Hier vinden echter geen bouwwerkzaamheden plaats. In het plangebied worden een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal gerealiseerd. Deze functies zijn alle drie reeds aanwezig in de huidige basisschool. Die wordt met dit plan gesloopt, waarna de functies 1 op 1 worden herontwikkeld in het nieuwe integrale kindcentrum. Daarmee wordt voorzien in een behoefte aan een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal die ontstaat als gevolg van het slopen van de huidige, verouderde, basisschool. De ontwikkeling van het IKC vindt plaats binnen het stedelijk gebied van Oudega. Daarmee is het plan in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten het “Streekplan Fryslân 2007”, genaamd 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Gedeputeerde Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan gaat vergezeld met een 'strategische milieubeoordeling', een milieurapport dat op grond van een nieuwe Europese richtlijn is opgesteld.

Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Daarnaast streeft de provincie naar behoud en versterking van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland, vooral ten behoeve van de inwoners van het platteland zelf. Ook stelt de provincie dat nieuwe functies in het landelijk gebied in of aansluitend aan bestaande kernen moeten worden gebouwd.

Met dit plan wordt een Integraal Kindcentrum binnen bestaand stedelijk gebied van Oudega gerealiseerd. De bestaande, verouderde, bebouwing van de huidige basisschool wordt daarop gesloopt. Omdat het IKC ter plaatse van de huidige tennisvereniging wordt gerealiseerd, worden ten noorden van het naastgelegen MFC, op het bestaande sportveld, nieuwe tennisbanen aangelegd. Het IKC voorziet in een basisschool, peuterspeelzaal en een kinderopvang voor Oudega. Daarmee is sprake van een voorziening die sterk bijdraagt aan de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp. De locatie grenst aan het MFC en de woningbouw aan de Buorren. Door het verouderde schoolgebouw te slopen, een nieuw IKC met bijbehorende parkeervoorzieningen op te richten wordt ruimtelijke kwaliteit aan het plangebied toegevoegd.

Verordening Romte

In de Verordening Romte zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied grotendeels binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1, locatie IKC weergegeven met zwarte lijn). Alleen het terrein ten behoeve van de dorpsvereniging, waar slechts 1 á 2 keer per jaar een evenement wordt gehouden, valt in het buitengebied. Binnen bestaand bebouwd gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401_0005.png"

Figuur 3.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van het bestaand bebouwd gebied (PVR 2014)

De ontwikkeling van een integraal kindcentrum betreft een regionale ontwikkeling die gericht is op het bieden van onderwijs en kinderopvang aan kinderen uit Oudega en de omliggende kernen. Qua aard en omvang is deze ontwikkeling passend in Oudega. Hiermee is de ontwikkeling passend binnen de Verordening Romte.

Wat betreft archeologie, stelt de verordening dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Paragraaf 4.7 gaat hier verder op in.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

In de structuurvisie is opgenomen dat voor de dorpen in de gemeente Smallingerland de focus ligt op optimalisering van de leefbaarheid. Dit vereist voortdurende aandacht voor onder meer het voorzieningenniveau. Bestaande voorzieningen dienen geborgd te worden en zo nodig ook versterkt. De ontwikkeling van het IKC in Oudega is in overeenstemming met dit beleid. De bestaande onderwijsvoorzieningen in Oudega wordt hiermee toekomst geboden. Dit komt de leefbaarheid in Oudega ten goede.

Welstands- en reclamenota 2018 gemeente Smallingerland

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

In de huidige opzet valt het plangebied binnen de gebiedsgerichte criteria in het gebied 'G1 buitengebied besloten (coulisselandschap). Echter voldoet de voorgenomen ontwikkeling niet aan de criteria die hiervoor gelden. Daarom wordt voor deze ontwikkeling een nieuw welstandskader toegepast. De ontwikkeling wordt getoetst aan 'G4 Lintbebouwing' met de hieraan toegewezen Objechtgerichte criteria '08 Bijzonder gebouw'. Dit zorgt ervoor dat een solitair gebouw los van de directe omgeving een goede inpassing krijgt maar ook een zelfstandige hogere beeldkwaliteit. Deze criteria liggen nu ook op de huidige school. Deze criteria liggen parallel aan het bestemmingsplan ter inzage.

Meerjarenprogramma Onderwijshuisvesting 2020-2023

De gemeente heeft op basis van de onderwijswetgeving de verantwoordelijkheid voor goede onderwijshuisvesting voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. De gemeenteraad is verplicht een verordening vast te stellen op basis waarvan schoolbesturen aanvragen kunnen indienen. Dit is vastgelegd in het Meerjarenprogramma Onderwijshuisvesting 2020-2023.

De gemeente is verantwoordelijk voor het jeugdbeleid. De gemeente Smallingerland ziet onderwijs als deel van het jeugdbeleid. Vanuit die verantwoordelijkheid acht de gemeente het legitiem om met besturen afspraken te maken over medewerking aan onderwijshuisvesting over de gewenste relatie tussen school en zorg.

De gemeente bouwt zelden scholen als standalone gebouwen. De gemeente combineert waar het kan wijkactiviteiten en peuteropvang met schoolgebouwen. De gemeente streeft altijd naar de vorming van Integrale Kindcentra. Daarnaast wil de gemeente passend onderwijs voor ieder kind. Door een kindcentrum in Oudega te ontwikkelen wordt In het Meerjarenprogramma is rekening gehouden met de kosten die de ontwikkeling van het IKC Oudega met zich meebrengt.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. De functies die in het plangebied worden ontwikkeld zijn grotendeels al in het plangebied aanwezig. Daarom heeft de ontwikkeling geen grote effecten op de omgeving en kan gesteld worden dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het besluit milieueffectrapportage. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-aanmeldingsnotitie op te stellen.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals scholen en kinderdagverblijven, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrie lawaai, dus alleen de aspecten 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.

Toetsing

Zowel een basisschool als een kinderdagverblijf zijn in de Wgh aangewezen als geluidsgevoelige objecten. Het plangebied ligt echter niet in een geluidzone van een onderzoeksplichtige weg. De dichtstbijzijnde weg, de Buorren, betreft een 30 km/uur-weg, waar weinig verkeer langskomt. Het IKC komt op een afstand van circa 87 meter van deze weg te liggen. Gezien de ruime afstand tot de weg en het geringe aantal verkeersbewegingen dat hier plaatsvindt, kan worden aangenomen dat ter plaatse van het IKC wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen en scholen/kinderdagverblijven, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In het plangebied wordt een integraal kindcentrum ontwikkeld. Hierin worden een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal gevestigd. Conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn een basisschool en kinderopvang categorie 2 functies en moet minimaal 30 meter ten opzichte van milieugevoelige objecten worden aangehouden. Een peuterspeelzaal kan als gelijke type functie worden gesteld. Ten zuiden en oosten van het plangebied zijn woningen aanwezig. Deze woningen, inclusief percelen, liggen echter allemaal buiten de richtafstand van 30 meter. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.

Andersom geldt dat een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal ook milieugevoelige objecten zijn. Ten oosten van het plangebied is een multifunctioneel centrum aanwezig, met onder meer sportvoorzieningen, een jeugdsoos en een huisartsenpraktijk. De gymzaal van de MFC wordt eveneens door de school gebruikt voor gymlessen. Voor een artsenpraktijk geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 10 meter. Hieraan wordt voldaan. Ten behoeve van het MFC is ten tijde van realisatie een geluidsonderzoek uitgevoerd, die is opgenomen in het bestemmingsplan voor deze locatie. Hieruit wordt geconcludeerd dat voor het MFC in de dagperiode wordt voldaan aan de grenswaarden die voor een dergelijke inrichting gelden. In de avondperiode is wel sprake van een overschrijding. Omdat het kindcentrum 's avonds nauwelijks tot niet gebruikt wordt vormt dit geen belemmering voor de ontwikkeling. Daarom is ook naar mogelijke bedrijfshinder vanuit de omgeving op het IKC is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met de ontwikkeling van het Integraal Kindcentrum wordt een bodemgevoelige inrichting ontwikkeld, waarvoor moet worden aangetoond dat de bodem ter plaatse van voldoende kwaliteit is om de voorgenomen functie op uit te oefenen. Daarom is in het kader van dit plan een verkennend bodemonderzoek (bijlage 2) uitgevoerd voor het gehele plangebied.

Uit de resultaten blijkt, dat zowel in boven- als de ondergrond en het materiaal uit de in het plangebied gedempte sloot geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld ten opzichte van de achtergrondwaarden. Ook uit de resultaten van de analyse van het grondwater blijkt dat geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan de hypothese ' onverdacht van bodemverontreiniging' worden aangenomen, daar er zowel in de grond als in het grondwater geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld. Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen beperkingen voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouw op de locatie. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In de gemeente Smallingerland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

In het plangebied wordt een IKC gevestigd, die de functies in de huidige basisschool, gelegen op circa 10 meter ten zuiden van de geplande locatie van het IKC, vervangt. Ten opzichte van de huidige school zullen twee extra leslokalen worden gerealiseerd. De verkeersbewegingen van en naar het IKC blijven daarmee vrijwel gelijk aan het huidig aantal verkeersbewegingen dat van en naar de huidige school toe plaatsvindt. Hierdoor is het redelijkerwijs aan te nemen dat dit project voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het voornemen voor gebiedsbescherming en soortenbescherming is een ecologisch onderzoek (bijlage 3) uitgevoerd.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

De bescherming van Natura 2000-gebieden is sinds 1 januari 2017 opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor , of verband houden met, het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering (mogelijk) negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangegeven.

Vanuit het onderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied ligt. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Alde Feanen, op circa 2 kilometer afstand. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor de Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is dan ook niet nodig.

Aanvullend onderzoek stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden (in dit geval de Alde Feanen). Daarom is in het kader van dit plan een stikstofberekening uitgevoerd.

Uit de berekening blijkt dat er geen berekende stikstofdeposities zijn die hoger uitkomen dan 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde.

De berekeningen zijn uitgevoerd voor de aanlegfase. Een geringe toename van verkeer in de exploitatiefase zal geen hogere emissie tot gevolg hebben dan tijdens de aanlegfase, zodat ook in de exploitatiefase er geen negatieve effecten zijn te verwachten. Er is in de berekeningen geen rekening gehouden met het vervallen van circa 2.700 m2 landbouwgrond omdat het effect al 0,00 mol/ha/jaar is. Desondanks is er een geringe afname van ammoniakemissie als gevolg van bemesting en daarmee een gunstig effect op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden (Alde Feanen).

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maakt onderdeel uit van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van het NNN plaatsvindt moet een ' nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het NNN. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.

Vanuit gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.

4.6.2 Soortenbescherming

Bij deze ontwikkeling wordt de bestaande bebouwing van de basisschool en de tennisvereniging gesloopt. Daaropvolgend wordt een nieuw IKC opgericht. In het ecologische onderzoek is, naast onderzoek naar gebiedsbescherming, eveneens onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten uitgevoerd.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat mogelijk vogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn in het plangebied aanwezig zijn. De nesten van deze vogels zijn beschermd tijdens het broedproces. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de broedtijd van vogels uit te voeren. Wanneer wel tijdens de broedtijd werkzaamheden worden uitgevoerd zal eerst een broedvogelcheck uitgevoerd moeten worden. Wanneer daaruit geen aanwezigheid van vogels geconstateerd worden kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden. Wanneer wel broedvogels aanwezig zijn zullen maatregelen genomen moeten worden.

Met betrekking tot vleermuizen is geconcludeerd dat het schoolgebied en het clubhuis van de tennisvereniging toegankelijk zijn voor verschillende soorten vleermuizen. Daarop is een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd in het plangebied. De briefrapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Uit het vleermuizenonderzoek is naar voren gekomen dat zich geen vleermuizen in het plangebied ophouden. Daarmee is dit voldoende onderzocht en vormt dit geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan is op basis van de richtlijnen van de FAMKE een bureau- en karterend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het plangebied.

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat in het plangebied de middelhoge tot hoge verwachting voor de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd gehandhaafd moet blijven. De kans bestaat dat een sporenniveau uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd nog aanwezig is. Daarom wordt vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven geadviseerd om vast te stellen of dit sporenniveau hier daadwerkelijk nog voorkomt.

In overleg met de provinciaal archeoloog van Fryslân heeft de gemeente besloten deze aanbeveling niet te ondersteunen. Omdat de kans zeer gering is dat in het plangebied een sporenniveau uit de Middeleeuwen - Nieuw tijd voorkomt, hebben gemeente en provincie in overleg besloten dat een vervolgonderzoek in dit geval niet te rechtvaardigen is. Daarmee kan het plangebied op archeologische gronden worden vrijgegeven. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 7.

Voor dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van de advisering van de adviseur van de gemeente en de provinciaal archeoloog. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Door de afwezigheid van cultuurhistorische waarden kunnen deze ook niet geschaad worden door de voorgenomen ontwikkeling en vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor dit plan.

4.9 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets ( kenmerk: 20180823-2-18595) kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. Uit de digitale watertoets blijkt dat de normale procedure van toepassing is voor dit project.

Er is alleen rekening gehouden met het nieuw te maken bestemmingsplangebied. Er wordt dus geen rekening gehouden met het bestaande schoolterrein en de nieuwe locatie voor de tennisvereniging op het bestaande sportterrein en de nieuwe locatie voor de tennisvereniging op het bestaande sportterrein, dit wordt geregeld in respectievelijk het nieuwe plan voor de oude schoollocatie en het huidige bestemmingsplan voor het sportterrein.

De bestaande verharding in het plangebied is als volgt:

  • bestrating openbaar gebied ca. 1.450 m²;
  • verharding t.b.v. oude tennisbanen ca. 1.725 m².

Nieuw verhard oppervlak als gevolg van de ontwikkeling:

  • bestrating openbaar gebied ca. 2.860 m²;
  • nieuwe schoollocatie inclusief schoolplein ca. 1.700 m².

Hieruit volgt dat de verharding met circa 1.385 m², waarvan 10% moet worden gecompenseerd. Dit komt neer op circa 140 m². In het nieuwe plan wordt een nieuwe sloot gegraven waardoor circa 250 m² aan oppervlaktewater wordt gecreëerd. Daarnaast wordt ongeveer 50 m² aan bestaande sloot gedempt. Met de toevoeging van 200 m² wordt voorzien in de watercompensatie aan toegenomen verharding en wordt de gedempte sloot eveneens gecompenseerd. Daarmee voldoet het plan aan de compensatie-eis uit de watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 6.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat geen risicovolle inrichtingen en transportroutes in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied.

Wel is sprake van buisleidingen ten westen van het plangebied. Hier zijn drie Aardgasleidingen NEN-3650-leidingen aanwezig op circa 930, 950 en 1.110 meter afstand van het plangebied. De dichtstbijzijnde buisleiding heeft een uitwendige diameter van 42 inch en een maximale werkdruk van 66,2 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van 490 meter. De buisleiding op 950 meter afstand heeft een uitwendige diameter van 48 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van 580 meter. Tot slot geldt voor de buisleiding op 1.100 meter afstand van het plangebied een uitwendige diameter van 11 inch en een maximale werkdruk van 1 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van minder dan 45 meter. Voor alle drie de buisleidingen geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstand. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan vier bestemmingen gekregen.

Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' heeft betrekking op het noordelijk gelegen deel van het plangebied, wat als agrarische gronden gebruikt wordt. In dit bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de aanduiding Cultuur en ontspanning. Deze gronden worden gebruikt door de dorpsvereniging om evenementen te organiseren.

Maatschappelijk

Het Integraal Kindcentrum heeft een maatschappelijke bestemming gekregen, passend bij de maatschappelijke functies die in het centrum worden gerealiseerd. Naast onderwijs, een kinderopvang en peuterspeelzaal zijn tevens meer maatschappelijke functies toegestaan. Dit biedt flexibiliteit in het uitwisselen van functies wanneer dat noodzakelijk is. Er geldt een maximale bouwhoogte van 11 meter. Dit is noodzakelijk om, ondanks de beperkte beschikbare oppervlakte, een gebouw te realiseren dat alle voorgenomen functies kan herbergen.

Sport

De bestemming 'Sport' is opgenomen voor een gebouw bij de tennisvereniging dat niet juist is geregeld in het geldende bestemmingsplan. De maatvoering en het bouwvlak zijn afgestemd op het toekomstige gebouw. In de regels is opgenomen dat de oppervlakte van het gebouw maximaal 110 m2 mag bedragen. Verder wordt op de tweede bouwlaag (de eerste verdieping) uitsluitend opslag toegestaan. Andere activiteiten zijn hier niet toegestaan. Dit betekent dat alle andere activiteiten anders dan opslag op de begane grond moeten plaatsvinden. Verder is ook horeca anders dan de kantine van de bijbehorende vereniging uitgesloten. De kantine mag daarmee niet worden gebruikt ten behoeve van feesten en partijen van derden.

Verkeer-Verblijf

Binnen het plangebied hebben het parkeerterrein en de ontsluitingsweg met bijbehorende groenstroken vanaf de Buorren de bestemming Verkeer-Verblijf. Deze gronden worden primair gebruikt ter ontsluiting van het plangebied en om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens zijn de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Zo zijn zij tijdens het proces geïnformeerd over de inrichting van het plangebied en de wijze waar op de nieuwe school wordt ontsloten.

Vooroverlegreactie Provincie Fryslân

Tijdens deze periode is een overlegreactie ingediend door de Provincie Fryslân. Naar aanleiding van deze reactie is het bestemmingsplan op meerdere punten aangepast. Hieronder is een opsomming van de wijzigingen weergegeven. De wijzigingen zijn vervolgens in de betreffende delen van het plan terug te vinden:

  • Paragraaf 4.7 is aangepast naar de uitkomst en conclusie van het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd;
  • Er is nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar het clubhuis van de tennisvereniging. De rapportage van het onderzoek is toegevoegd en in paragraaf 4.6 zijn de conclusies uiteen gezet;
  • Er is een stikstofberekening aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Tevens is de plankaart op enkele onderdelen aangepast.

Naar aanleiding van een gesprek met enkele bewoners wiens woningen direct grenzen aan de nieuw aan te leggen toegangsweg tot het IKC, heeft het college bij besluit van 26 november 2019 ingestemd met een verlegging van deze weg. Omdat deze verlegging niet past binnen de eerder vastgelegde verkeersbestemming diende deze te worden aangepast.  

Ook is een bouwvlak opgenomen ten noorden van het reeds bestaande MFC. Dit ten behoeve van de verplaatsing van het verenigingsgebouw van de tennisvereniging. Deze was eerder niet in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen omdat dit gezien de planning ook niet nodig was. Naar nu blijkt zijn de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan MFC waar men gebruik van wenste te maken echter niet toereikend en komt de planning van de tennisvereniging in gevaar. Om de tennisvereniging een lange zelfstandige procedure te besparen wordt het plangebied daarom zodanig opgerekt dat een bouwvlak voor het verenigingsgebouw is opgenomen. Gezien het feit dat de verplaatsing van het gebouw van het begin van het proces voorzien was en gecommuniceerd met de omwonenden wordt deze vergroting van het plangebied aanvaardbaar geacht.

Tot slot heeft de dorpsvereniging aangegeven graag de grond tussen het toekomstige evenementenveld en de tennisvelden ook te willen gebruiken. Ook dit ligt buiten de grenzen van het voorontwerpbestemmingsplan. Vanuit de gemeente bestaan hier geen bezwaren tegen, echter heeft dit terrein in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming. In die zin dus onbruikbaar voor evenementen die de dorpsvereniging zou willen organiseren. Hierom is besloten om dezelfde aanduiding, cultuur en ontspanning (co), die op de naastgelegen Groenbestemming ligt toe te voegen aan de bestaande agrarische bestemming en het plangebied naar wens uit te breiden. Omdat het hier gaat om de toevoeging van een bestaande functie wordt ook deze wijziging aanvaardbaar geacht.

Zienswijze

Het plan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Hierop is een zienswijze ingediend. De zienswijze was met name gericht op de bouw en gebruiksmogelijkheden van de sportbestemming in het noordwesten van plangebied. Deze waren per abuis niet in overeenstemming met eerder gemaakte afspraken tussen gemeente en andere belanghebbenden. Daarop is in overleg met de indieners van de zienswijze paragraaf 5.2 gewijzigd en een aanpassing aan de regels gedaan. Het bestemmingsplan is overeenkomstig de afspraken op dit aspect aangepast. Op voorwaarde dat deze aanpassing zouden worden overgenomen is de zienswijze ingetrokken.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de realisatie van een integraal kindcentrum in Oudega, waarbij nieuwe parkeervoorzieningen worden aangelegd en tevens de tennisvereniging wordt verplaatst. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.