direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijega - Fiifhoeke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2017DPN010-0401

Toelichting

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten noorden van de straat Fiifhoeke in Nijega ligt grasveld. Het voornemen is om hier 4 woningen te realiseren en een toegangsweg vanaf de Fiifhoeke aan te leggen. Deze beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen en realiseren, is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Ten noordwesten van Drachten, nabij de aansluiting van de Wâldwei (N31) op de Centrale As (N356), ligt het dorp Nijega. Het dorp is voornamelijk ontstaan langs de doorgaande weg Kommisjewei. Ten zuiden van deze weg, in het westen van Nijega ligt het plangebied. Het betreft het grasveld ten noorden van de Fiifhoeke. De ligging van het plangebied is weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPN010-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planvorm

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Kleine Kernen Noord van de gemeente Smallingerland, dat is vastgesteld op 10 januari 2012 en onherroepelijk is geworden op 13 april 2012. In het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Groen'. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen en voet- en fietspaden. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de regels van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt via een afwijking of wijziging het wonen in dit gebied ook niet mogelijk. Met dit nieuwe bestemmingsplan zorgt de gemeente voor een passend juridisch-planologisch regime.

Daarnaast geldt op het plangebied de Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis, vastgesteld op 17 maart 2015. Deze partiële herziening heeft tot doel enerzijds de regeling voor werk aan huis te actualiseren. Anderzijds wordt de regeling voor de woon-werk locaties aangepast, in die zin dat er op deze locaties ook uitsluitend gewoond mag worden. De onderliggende bestemming blijft ongewijzigd, de genoemde regelingen worden op onderdelen aangepast en aangevuld.

Tevens geldt de Paraplubestemming regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015. Deze regelingen worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in een consistent beleid met betrekking tot aanvragen voor afwijkingen van bebouwingsoppervlaktes voor hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waarbij de toegestane totale bouwoppervlakte niet wordt overschreden.

Tot slot geldt de Paraplubestemming parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017. Deze regeling blijft ook gelden wanneer dit nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld. Het parapluplan parkeernormen is opgesteld om de parkeer normering en de wijze waarop die moet worden toegepast, op te nemen in een aparte parkeernota. Op die manier hoeft niet voor elk bestemmingsplan nieuwe parkeernormen opgesteld te worden.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan;

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied omvat het grasveld tussen de Kommisjewei en de Fiifhoeke. Het gaat om het kadastrale percelen ODG00 sectie F perceel 3144, 3145 en 3146. In de bestaande situatie is het gebied als grasveld ingericht.

De locatie is omringd door woningen. Ten noorden en noordoosten staan woningen aan de Kommisjewei, ten westen staan woningen aan de Kilometerwei en ten zuiden en zuidoosten staan woningen aan de Fiifhoeke. De woningen grenzen met de achtertuinen aan het plangebied. Het plangebied loopt tussen de woningen aan de Fiifhoeke door naar de gelijknamige straat. De huidige situatie van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPN010-0401_0002.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van het plangebied

De woningen in de omgeving zijn overwegend voorzien van één bouwlaag met kap. Voor een aantal woningen, dit betreffen voornamelijk rijwoningen, geldt dat deze zijn voorzien van twee bouwlagen met kap.

2.2 De nieuwe ontwikkeling

In de gewenste ontwikkeling worden vier woningen in het plangebied gerealiseerd, in de vorm van vier halfvrijstaande woningen. De woningen worden ontsloten door een nieuw aan te leggen weg die aansluit op de Fiifhoeke. De woningen zijn met de voorzijde naar deze weg georiënteerd. De oostelijke rand wordt ingericht met groenvoorziening en water. Een plattegrond van de indeling van het plangebied in de gewenste situatie is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPN010-0401_0003.jpg"

Figuur 2.2 Ontwerptekening van het plangebied

Verkeer en parkeren

De Fiifhoeke betreft een erfontsluitingsweg die deze extra verkeersgeneratie goed aan kan. Wat betreft parkeren, is het uitgangspunt dat dit zoveel mogelijk op eigen erf plaatsvindt. De parkeerbehoefte staat beschreven in het parapluplan parkeernormen. Voor de ontwikkeling in het plangebied wordt uitgegaan van koopwoningen in de vorm van twee-onder-één-kap, gelegen in gebiedstype 'dorpen en buitengebied', 'rest bebouwde kom'. Hier geldt een parkeerbehoefte van 2,2 parkeerplaatsen per woning en dus afgerond 9 parkeerplaatsen in totaal. In de voorgenomen situatie is niet voldoende ruimte om het parkeren volledig op eigen erf te realiseren. Daarom worden er ook vier parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Op die manier wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Voor de beoogde ontwikkeling is het belangrijk dat deze passend is binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving.

De gemeente Smallingerland heeft in 2014 een Welstands- en reclamenota opgesteld om vast te leggen welke eisen er aan het uiterlijk van de woning worden gesteld. Het plangebied moet op basis van de welstandskaart voldoen aan de gebiedscriteria van 'G24 Dorpsuitbreiding'. Een overzicht van de gebiedscriteria is weergegeven in paragraaf 3.3, waar in het gemeentelijk beleid de Welstands- en reclamenota behandeld wordt.

Voor de beoogde ontwikkeling is het belangrijk dat deze passend is binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. Door vast te houden aan de criteria die voor dit gebied gelden is sprake van een goede visuele aansluiting bij de omringende bebouwing. De toetsing aan de gebiedscriteria uit de welstandsnota is opgenomen in paragraaf 3.3.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Dit plan voorziet in de bouw van slechts vier woningen die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Vanwege de relatieve kleinschaligheid is dit volgens de Raad van State geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (201311233/1/R4, r.o. 3.3, d.d. 27 augustus 2014). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk. Het plan raakt geen van de 14 belangen als genoemd in het SVIR en de Barro en is daarom niet in conflict met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân.

Streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum.

Dit plan voorziet in de realisatie van vier woningen in de kleine kern Nijega. De provincie wil dit soort woningbouw stimuleren, om te voorzien in de lokale vraag in kleine kernen. Daarnaast geeft de provincie aan dat voor plaatselijke woningbehoefte ruimte is. De woningbouw in dit plan valt hieronder. Het bestemmingsplan sluit daarmee goed aan op de ambities van de provincie zoals deze uiteengezet zijn in het Streekplan.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben de Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van vier woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte zijn een aantal regels van toepassing op het plangebied aan de Fiifhoeke.

Artikel 3.1.1

  • 1. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • a. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • b. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

Artikel 3.1.2

In afwijking van artikel 3.1.1 kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet past in een woonplan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan wordt ingepast in het regionale woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk of regionaal niveau, of door fasering van plannen;
  • b. indien het gaat om een Waddeneiland, wordt de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan ingepast in het gemeentelijk woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau of door fasering van plannen;
  • c. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw passen bij aard en schaal van de overige kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum;
  • d. voorafgaand aan het voorgeschreven wettelijk overleg over het ruimtelijk plan, is met Gedeputeerde Staten overleg gevoerd over de noodzaak van toevoeging van het project aan woningaanbod in de gemeente.

De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan betreft de realisatie van vier woningen, binnen bestaand stedelijk gebied. Op basis van het gestelde in artikel 3.1.1 van de Verordening Romte is deze ontwikkeling passend binnen de provinciale verordening. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijke beleid

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Voor dorpen ligt de focus op optimalisering van de leefbaarheid. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers worden een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • Als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. Initiatieven voor dorpen worden beoordeeld of ze passend zijn bij de lokale woningbehoefte en marktomstandigheden.

De vier woningen die aan de Fiifhoeke in Nijega worden gerealiseerd zijn opgenomen in het woningbouwprogramma 2016-2025. Daarmee past de ontwikkeling binnen dit programma.

Welstands- en reclamenota 2014

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn 31 typen welstandsgebieden onderscheiden. Het gebiedstype 'Dorpsuitbreiding' is van toepassing op het plangebied.

Dorpsuitbreiding

In dit deelgebied worden criteria gegeven voor de uitbreidingen in de dorpen. Vaak zijn in de dorpen op één of enkele locaties uitbreidingswijken gerealiseerd die volgens planmatige opzet tot stand zijn gekomen. De eerste woningbouw is veelal in een seriematige opzet uitgevoerd. In een meer recentere periode komen veelal vrijstaande of dubbele woningen voor. Het stratenpatroon in de recentere uitbreidingen is veel minder rechtlijnig dan dat van de eerdere wijken uit de jaren '60 en bestaat uit een hoofdontsluiting waarop de eventuele hofjes en doodlopende straten uitkomen.

Het beleid in dit welstandsgebied is grotendeels gericht op het beheer van de bestaande situatie. De gebieden tonen geen opvallende kwaliteiten. Vanwege de aanwezige waarden is dit gebied aangemerkt als een regulier welstandsgebied waarbij vooral het respecteren van de onderlinge samenhang centraal staat. In figuur 3.1 is een overzicht weergegeven van de geldende gebiedscriteria.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2017DPN010-0401_0004.jpg"

Figuur 3.1 Overzicht van de gebiedscriteria

Toetsing aan de gebiedscriteria

De gebiedscriteria van 'G24 Dorpsuitbreiding' zijn opgedeeld in de volgende vier aspecten; plaatsing, hoofdvorm, aanzichten en opmaak. In figuur 2.2 is de inrichting van het plangebied in de voorgenomen situatie weergegeven. Bij de uitwerking van de ontwerpen wordt rekening gehouden met de geldende welstandseisen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

4.1 Geluid

Op grond van de Wet Geluidshinder (Wgh) is rond inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48dB.

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Nijega. De hele omgeving is ingericht als 30 km/uur zone. Het plangebied valt alleen binnen de geluidzone van de Swartewei, die ten noordwesten van het plangebied loopt. Echter betreft dit een landweg waar zeer kleine aantallen verkeersbewegingen plaatsvinden. Bovendien is er sprake van veel bebouwing tussen het plangebied en de weg. Deze woningen hebben een geluidwerende werking ten opzichte van het wegverkeerslawaai. Daarom kan redelijkerwijs worden aangenomen dat er geen overschrijding van de grenswaarde plaatsvindt binnen het plangebied. Er hoeft daarom geen verder onderzoek naar wegverkeerslawaai plaats te vinden. Het omgevingsaspect geluid levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.2 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Om te onderzoeken of de luchtkwaliteit in en rond het plangebied aan de grenswaarden voldoet, wordt gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020). Hierbij wordt gekeken naar de gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) en de gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2).

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van <18 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van <15 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om vier woningen te realiseren. De NIBM-grens van woningbouwlocaties, gebaseerd op het 3% criterium bedraagt:

  • kleiner of gelijk aan 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg
  • kleiner of gelijk aan 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Door de relatief kleine omvang van het plan, draagt de gewenste ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is in dit geval niet nodig.

4.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd, vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Voor onderzoek van het aspect bodem is de bodemkwaliteitskaart provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied een onverdachte locatie betreft, die voorheen als agrarisch perceel in gebruik was. Op een deel van het terrein heeft voorheen een buurthuis gestaan. Dit is geen bodembedreigende activiteit. Op basis van de bodemkwaliteitskaart valt zowel de boven- als ondergrond in klasse AW2000, wat duidt op schone grond. Op basis van deze informatie wordt geen verontreiniging binnen het plangebied verwacht.

Ter plaatse van de perceelsloot ten oosten van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd en tevens een waterbodemsanering. De saneringswerkzaamheden zijn destijds in voldoende mate uitgevoerd.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Het plangebied is in de directe omgeving geheel omringt door woningen. Ten oosten van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd aan de Kommisjewei. Voor deze percelen geldt dat bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven zijn toegestaan, met uitzondering van zelfstandige kantoren, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven. Ten opzichte van bedrijven binnen deze bestemming dient ten hoogste 30 meter aangehouden te worden als richtafstand voor de bedrijfshinder. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Eén van deze bedrijven betreft het dichtbijgelegen Jongema Machines en Revisies aan de Kommisjewei 16. Om te beoordelen of dit bedrijf qua geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling in dit plan is gebruik gemaakt van het in 2006 door het bedrijf ingediende geluidrapport voor een milieuvergunning (DGMR, rapportnummer I.2005.3161.00.R001 van 12 januari 2016). Uit dit rapport blijkt dat het bedrijf kan voldoen aan de standaard geluidseisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. In de dagperiode kan bij de al aanwezige woningen worden voldaan aan een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45 dB(A). Een aantal keren per jaar wordt ook in de avondperiode gewerkt, daarbij wordt voldaan aan een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van minder dan 45 dB(A).

Ten noorden van het plangebied, ook aan de Kommisjewei, is een horecabedrijf uit categorie 1 en 2 toegestaan. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 30 meter. Hier wordt aan voldaan. overigens staat het pand te koop en krijgt het mogelijk een nieuwe invulling met een woonbestemming.

4.5 Water

Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. Het project heeft een door de verhardingstoename, invloed op de waterhuishouding. Voor de ontwikkeling wordt daarom watercompensatie toegepast en de normale procedure gevolgd.

Wetterskip Fryslân heeft hierop een passend wateradvies afgegeven. Bij de uitwerking van dit plan wordt rekening gehouden met het gestelde in het wateradvies. Hierin is onder meer opgenomen dat er 106 m2 aan watercompensatie plaats moet vinden. Dit gebeurd in de vorm van het verbreden van de bestaande watergangen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 1 en het volledige wateradvies is opgenomen in bijlage 2.

4.6 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot en bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt in de Verordening Romte Fryslân vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend en aanzien van de soorten genoemd in Bijlage I bij de verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

In en nabij het plangebied is geen sprake van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft 'Alde Feanen' en lig top circa 3,8 kilometer afstand. Gezien de relatief kleinschalige aard en omvang van het plan is redelijkerwijs te verwachten dat dit geen gevolgen voor beschermde natuurgebieden heeft.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Het plangebied is momenteel ingericht als grasland en ligt ingesloten door woningen. De kans dat zich hier beschermde soorten ophouden is redelijkerwijs als zeer klein in te schatten. Ecologisch onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie in de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor archeologische waarden uit de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor archeologische waarden uit de ijzertijd - middeleeuwen.

Archeologie

Uit de advieskaart voor de ijzertijd – middeleeuwen blijkt dat in het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 2.500 m2. Met dit bestemmingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter dan 2.500 m2 zijn. Uit de advieskaart voor archeologische waarden uit de steentijd - bronstijd blijkt dat onderzoek pas nodig is bij ingrepen met een omvang vanaf 5.000 m². Een archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Het aspect archeologie staat het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In (de omgeving van) het plangebied gelden geen specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuw woning in het plan moet wel ruimtelijk passend zijn volgens de geldende gebiedscriteria uit de Welstands- en reclamenota van de gemeente Smallingerland. In paragraaf 2.3 is beschreven dat de nieuwe woning aan deze criteria voldoet. Daarmee is de beoogde ontwikkeling ruimtelijk passend en worden geen cultuurhistorische waarden negatief beïnvloed.

Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert dan ook geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6 contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting betreft een gasbehandelingsinstallatie op circa 390 meter ten zuiden van het plangebied. Het plangebied bevindt zich daarmee ruim buiten de contour van de risicovolle inrichting. Andere risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen liggen op een veel grotere afstand tot het plangebied en vormen ook geen belemmering voor dit plan.

4.9 Planologisch relevante kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en direct rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Het aspect kabels en leidingen vorm geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen gehanteerd. Bij de bestemmingen is aangesloten bij het handboek van de gemeente Smallingerland, met uitzondering van de erfbebouwingsregeling. Deze is geactualiseerd naar aanleiding van de uitbreiding van het vergunningvrij bouwen per 1 november 2014 (Besluit omgevingsrecht). Zo wordt nu gesproken over bijbehorende bouwwerken in plaats van bijgebouwen e.a. en zijn ook de maatvoeringen aan de nieuwe regeling aangepast.

Groen

De groenbestemming is opgenomen voor het groengebied in het oosten van het plangebied. Hier is het belangrijk dat het groene karakter behouden blijft. Daarom is dit gebied specifiek als 'Groen' bestemd. Hier zijn groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, waterlopen en -partijen en voet- en fietspaden toegestaan. Om ervoor te zorgen dat een speelhuisje gerealiseerd kan worden zijn regels voor gebouwen opgesteld. Deze mag maximaal 4 meter hoog zijn om ervoor te zorgen dat deze niet al te hoog wordt en het groene karakter behouden blijft.

Verkeer - Verblijfsgebied

De nieuw aan te leggen weg, die het plangebied ontsluit vanaf de Fiifhoeke. Deze weg is als verkeer - verblijfsgebied bestemd zodat ook parkeren hier mogelijk is. Omdat op de woonpercelen te weinig ruimte is om te voorzien in de parkeerbehoefte, dient ook op deze straat geparkeerd te worden. Tevens zijn hier speelvoorzieningen toegestaan met een maximale hoogte, gelijk aan die van de bestemming Groen.

Wonen - 2

Voor de nieuwe woning is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De ligging van de woningen is met een bouwvlak vastgelegd. Binnen deze bestemming mogen de twee-onder-één-kap woningen worden gebouwd.

Daarmee is de stedenbouwkundige opzet in de regels en de verbeelding vastgelegd. Op de verbeelding zijn de diverse maatvoeringen aangegeven. De woning mag een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter hebben.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

Inspraak en overleg

In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken ter inzage gelegen. Hierop zijn geen inspraakreacties binnengekomen. Daarnaast is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de verschillende overlegpartners. Hierop is reactie gekomen van de provincie Friesland, die heeft aangegeven dat geen provinciale belangen in het geding zijn met dit plan. De vooroverlegreactie van de provincie is opgenomen als bijlage 3.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kan een ieder een zienswijze indienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het project is een particulier initiatief. Alle kosten voor voorbereiding, planontwikkeling en uitvoering zijn voor de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door het sluiten van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit is duidelijk hoe de kosten worden verhaald.

In dit geval is sprake van een bouwplan waarvoor op basis van de Wet ruimtelijke ordening de exploitatieregeling van toepassing is. Het kostenverhaal moet dus verzekerd zijn. De gemeente Smallingerland en de initiatiefnemer hebben in het kader van artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening (Wro) een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin zijn de dekking van de plankosten en het verhalen van eventuele planschade financieel geregeld. Afgesproken is dat de initiatiefnemer alle kosten voor rekening neemt.