direct naar inhoud van 4.7 Ecologie
Plan: Drachten - Cultuurhuisvesting
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2012SCE004-0401

4.7 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.7.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het “nee, tenzij-principe”. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000 en/of een EHS-gebied. Het aspect gebiedsbescherming is dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Voor het plangebied is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten. Het onderzoek is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan (zie Bijlage 1 Quickscan ecologie). Uit het onderzoek blijkt dat de huidige bebouwing mogelijk geschikt is als vaste rust- en/of verblijfplaats voor vleermuizen. Naar het daadwerkelijk voorkomen van vleermuizen is een aanvullend onderzoek gedaan (zie Bijlage 2 Vervolgonderzoek ecologie). Bij de veldbezoeken zijn enkele foeragerende en overvliegende dwergvleermuis waargenomen. Er is geen sprake van een zomer- of kraamverblijfplaats in het gebouw. Een ontheffingsaanvraag en een compensatie- of mitigatieplan is niet aan de orde. Met het uitvoeren van de beoogde werkzaamheden wordt de Flora- en faunawet niet overtreden. Het aspect soortenbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Naast vleermuizen komen eventueel nog broedende vogels voor. Als werkzaamheden buiten het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal 15 maart tot 15 juli) uitgevoerd worden, dan worden broedende vogels niet verstoord. Mochten er wel werkzaamheden tijdens deze periode uitgevoerd worden, dan dient het plangebied eerst door een deskundige onderzocht te worden op eventueel aanwezige broedvogels.

Het plangebied is niet geschikt voor andere beschermde soorten. Vanuit het aspect soortenbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.