direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen - Uit te werken 1
Plan: Kleine kernen noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2010DPN-0501

Artikel 22 Wonen - Uit te werken 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje;
  • b. wonen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • c. bijzondere woonvormen,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. wegen, straten en paden;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. kunstobjecten;
  • k. openbare nutsvoorzieningen.
22.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders moeten de in lid 22.1 omschreven bestemming uitwerken met inachtneming van de volgende regels:

22.2.1 Onderzoeksverplichting
  • a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten door het wegverkeer mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. vóór uitwerking van de bestemming dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
  • c. vóór uitwerking van de bestemming dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
  • d. vóór uitwerking van de bestemming dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij de uitwerking;
  • e. vóór uitwerking van de bestemming dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
  • f. vóór uitwerking van de bestemming dient een bodemonderzoek te zijn uitgevoerd;
  • g. vóór uitwerking van de bestemming dient een door de gemeente goedgekeurde planschaderisico analyse te zijn opgesteld, waarbij eventuele planschade door de aanvrager financieel is afgedekt;
  • h. vóór uitwerking van de bestemming dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
    • 1. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
    • 2. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
    • 3. het groepsrisico is afwogen;
  • i. de te realiseren woningen moeten passen binnen het gemeentelijke woonplan.
22.2.2 Inrichting van het woongebied
  • a. vóór uitwerking van de bestemming dient een plan opgesteld te worden waar ingegaan wordt op de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing;
  • b. vóór uitwerking dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld;
  • c. de ontsluiting van het woongebied vindt plaats via de Kommisjewei;
  • d. er mogen maximaal 15 woonhuizen worden gebouwd;
  • e. de gronden mogen worden aangeduid als 'maatschappelijk', zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woongebouw;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
    • 5. het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden;
  • f. voor de woonhuizen gelden de volgende ruimtelijke uitgangspunten:
    • 1. er mogen vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen in maximaal twee bouwlagen met kap worden gebouwd;
    • 2. het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.
22.2.3 Bouwregels (uit te werken)
  • A. Toe te laten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 22.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.
  • B. Bouwwerken

Zolang de in lid 22.1 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken alleen worden gebouwd, op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

  • C. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen alleen vrijstaande en halfvrijstaande (per twee aaneen gebouwd) woonhuizen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel zijn en mag bovendien niet groter zijn dan 150 m2;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 8 meter zijn;
  • e. de (bouw)hoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 12 meter zijn;
  • f. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter zijn.
  • D. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
    • 1. alleen op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
      • er mag per hoofdgebouw wel één erker tot 1 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van tweederde van de voorgevel;
      • er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. in geval van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw een diepte hebben van maximaal 4 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 3. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf en mogen bovendien niet groter zijn dan
      • 100 m² als het vrijstaande woningen betreft;
      • 75 m² als het halfvrijstaande woningen betreft;
    • 4. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 5. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 6. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
      • voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
  • E. Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als
  • b. een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
  • F. Delegatiebepaling

Bij de in lid 22.2 bedoelde uitwerking kunnen burgemeester en wethouders ook regels over het bij omgevingsvergunning afwijken van de in het uitwerkingsplan opgenomen bouwregels en gebruiksregels opnemen, zolang zij daarmee binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels blijven.