direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - 1
Plan: Kleine kernen noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2010DPN-0501

Artikel 19 Wonen - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. insteekhavens ten behoeve van ligplaatsen bij woningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - insteekhaven";
  • d. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
  • e. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • f. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage”;
  • g. ambachtelijke bedrijven, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – ambachtelijk bedrijf”;
  • h. horecabedrijven tot en met categorie 1, ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 1";
  • i. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • j. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. wegen, straten en paden;
  • n. openbare nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 19.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
  • b. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage”;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen alleen vrijstaande woonhuizen worden gebouwd, behalve als ter plaatse de aanduiding “twee-aaneen” is aangegeven. In dat geval mag er 1 vrijstaand woonhuis dan wel mogen er 2 halfvrijstaande woonhuizen (per twee aaneengebouwd) worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • c. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
  • d. binnen een bouwvlak mag maximaal één woonhuis worden gebouwd, behalve als ter plaatse de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven. In dat geval mogen er niet meer woonhuizen in het bouwvlak worden gebouwd dan in de aanduiding als maximum is aangegeven;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 150 m², behalve als ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" 2 halfvrijstaande woonhuizen worden gerealiseerd. In dat geval mag de oppervlakte van het bouwperceel per woning niet groter zijn 120 m²;
  • f. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
  • h. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter zijn, behalve als ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" 2 halfvrijstaande woonhuizen worden gerealiseerd. In dat geval mag de diepte van een hoofdgebouw maximaal 12 meter zijn;
  • i. wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.
19.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
    • 1. alleen binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
      • er mag per hoofdgebouw wel één erker tot 1,5 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel;
      • er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 100 m², behalve als ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" 2 halfvrijstaande woonhuizen worden gerealiseerd. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw niet groter zijn dan 75 m²;
    • 3. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 4. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 5. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
      • voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen schiphuizen tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter boven het maaiveld worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone".

19.2.4. Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
  • b. de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
19.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn;
  • e. andere bouwwerken mogen niet gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone".
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 19.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • b. de regel van lid 19.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;
  • c. de regel van lid 19.2.2 sub g ten aanzien van afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens en toestaan dat tot op de zijgrens wordt gebouwd;
  • d. de regel van lid 19.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;
    • 3. de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;
    • 4. mits de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone";
  • e. de regel van lid 19.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de regel van lid 19.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
  • g. de regel van lid 19.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, mits de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone";
  • h. de regel van lid 19.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.
19.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van insteekhavens ten behoeve van ligplaatsen, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - insteekhaven";
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis en/of bêd en brochje;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
    • 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
    • 4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    • 5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
    • 6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
    • 7. het aantal kamers voor bêd en brochje per adres meer dan 2 bedraagt en de kamers niet in een hoofdgebouw, dan wel niet in een karakteristiek bijgebouw dat een ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, worden gerealiseerd.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  • a. de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
    • 5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
  • b. de bestemming 'Wonen - 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 20, 21 of 24 van toepassing.