Gemeente:
Smallingerland
Plannaam:
De Wiken - De Venen
Status:
Vastgesteld

Regels

 

 

 
 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Wiken - De Venen van de gemeente Smallingerland;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML - bestand NL.IMRO.0090.BP2009SWV001-0501 met de bijbehorende regels en bijlage;

 

1.3 aan- of uitbouw:

een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

 

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

 

1.8 archeologische waarden:

waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;

 

1.9 bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

 

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.12 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.13 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.15 bestaand(e) (situatie):

  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:

    1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;

  2. ten aanzien van het overige gebruik:

    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

 

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.18 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

 

 

1.19 bijzondere woonvorm:

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

 

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;

 

1.23 bouwmarkt:

een verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan (grove) bouwmaterialen, bouwgrondstoffen alsmede materialen voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf-producten, uit voorraad ten verkoop worden aangeboden;

 

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.28 café:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.29 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

 

1.30 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.32 dienstverlening:

met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, zulks met uitzondering van horecabedrijven;

 

1.33 eindwoning:

een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij slechts aan één zijde is verbonden;

 

1.34 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;

 

1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.36 garagebox:

een zelfstandig gebouw bedoeld voor stalling van auto's;

 

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.38 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

 

1.39 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

1.40 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

1.41 geluidgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.42 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

1.43 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.44 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

1.45 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.46 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.47 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

1.48 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.49 horecabedrijf categorie 4:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

 

1.50 hotel:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

 

1.51 individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:

een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;

 

1.52 jeugdopvang:

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de tijdelijke huisvesting van jonge personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding behoeven;

 

1.53 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

 

1.54 kantine:

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

 

1.55 kantoor:

een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

 

1.56 kap:

een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;

 

1.57 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een ander bouwwerk;

 

1.58 kunstwerk:

een ander bouwwerk, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

1.59 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.60 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;

 

1.61 logiesverstrekking:

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

 

1.62 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;

 

1.63 maatvoering:

de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;

 

1.64 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de plankaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

 

1.65 mensa:

een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;

 

1.66 meubelen:

huisraad voor het stofferen van een vertrek, zoals tafels, stoelen, kasten en bedden;

 

1.67 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

1.68 natuurwaarden:

geologische, bodemkundige en biologische waarden;

 

1.69 oorspronkelijke achtergevel:

de ligging of situering van de achtergevel van het hoofdgebouw zoals het in eerste instantie is gebouwd;

 

1.70 overkapping:

elk ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste twee wanden;

 

1.71 peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

 

1.72 pension:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

 

1.73 pergola:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.74 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.75 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.76 restauratieve voorziening:

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

 

1.77 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.78 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.79 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

1.80 tussenwoning:

een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij aan twee zijden is verbonden;

 

1.81 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

1.82 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

 

1.83 volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

 

1.84 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, of indien een gevel hoofdzakelijk gericht is op het openbaar groen, de gevel die door de ligging en/of de situatie ter plaatse, als voorgevel moet worden aangemerkt.

 

1.85 voorgevelbouwgrens:

de naar de weg gekeerde bouwgrens, of indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of indien een bouwvlak hoofdzakelijk gericht is op het openbaar groen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt.

 

1.86 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.87 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

1.88 werk aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

 

1.89 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

 

1.90 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

1.91 woninginrichtingsartikelen:

goederen, geen meubels zijnde, dienen voor de inrichting en/of verfraaiing van woningen zoals vloerbedekking, vitrages en lampen;

 

1.92 wooncentrum:

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

 

1.93 woongebouw:

een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.94 woonhuis:

een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met in beginsel één woning (of meerdere woningen met een eigen toegang op de verdiepingsvloer(en)), dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.95 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 

1.96 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

 

1.97 zij- en/of achtererf:

het gedeelte van een bouwperceel binnen een (woon)bestemming dat ligt achter (het verlengde van) de voorgevel, met uitzondering van de oppervlakte van het hoofdgebouw.

 

 
 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling:

langs de dakhelling ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begaande grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk;

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.6 de bebouwde oppervlakte:

van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

 

2.7 de breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;

 

2.8 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld.

 

Meetverschillen:

Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 

Uitzonderingsregel:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

 

 

 
 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond;

  2. een kwekerij, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kwekerij";

  3. sloten, bermen en beplanting;

waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden van het gebied wordt nagestreefd;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. kunstobjecten;

  6. openbare nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen, alsmede voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  3. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  4. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  5. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen gebouwd worden binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

3.3 Ontheffing van de bouwregels

 

3.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 3.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

3.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 3.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 3.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

3.4 Aanlegvergunning

 

3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om de gronden, bedoeld in lid 3.1, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) of anders dan is zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • het planten van bomen en struiken, anders dan in het bestemmingsvlak waarbinnen een kwekerij is toegestaan.

 

3.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 3.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van weken en werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.

 

3.4.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in het bestemmingsvlak waarbinnen een kwekerij is toegestaan;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning.

 

 
 

Artikel 4 Bedrijf - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  2. het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. kunstobjecten;

  7. tuinen en erven.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 4.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte, alsmede voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  3. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  4. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van een bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;

  5. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  6. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

4.3 Ontheffing van de bouwregels

 

4.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 4.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

4.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 4.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.3.3 Ontheffingprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 4.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  3. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf.

 

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

4.5.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 4.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, op voorwaarde dat het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

  2. de regel van lid 4.1 onder a toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2 op voorwaarde dat:

    1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1;

    2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

  3. de regel van lid 4.4 onder a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:

    1. productiegebonden detailhandel;

    2. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans;

    3. bouwmarkten;

    4. tuincentra;

    5. detailhandel in meubelen en woninginrichting.

 

4.5.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 4.5.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 4.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen, die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 5 Bedrijf - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  2. het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. kunstobjecten;

  7. tuinen en erven.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 5.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte, alsmede voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. bedrijfswoningen en de daarbijbehorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  3. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  4. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van een bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;

  5. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  6. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

 

5.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 5.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

5.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 5.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 5.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;

  3. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf.

 

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

5.5.1 Ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 5.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

  2. de regel van lid 5.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 3, op voorwaarde dat:

    1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

    2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

  3. de regel van lid 5.4 onder a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:

    1. productiegebonden detailhandel;

    2. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans;

    3. bouwmarkten;

    4. tuincentra;

    5. detailhandel in meubelen en woninginrichting.

 

5.5.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 5.5.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.5.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 5.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen, die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare nutsvoorzieningen;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen en water;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. tuinen en erven.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 6.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag alleen worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.

 

6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 m zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

6.3 Ontheffing van de bouwregels

 

6.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 6.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

6.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 6.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 6.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  2. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning.

 

 
 

Artikel 7 Detailhandel - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Detailhandel - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. wonen;

  3. dienstverlening;

 

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water,

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  1. tuinen en erven.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 7.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels en woningen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

7.3 Ontheffing van de bouwregels

 

7.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 7.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

7.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 7.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 7.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen, die omschreven staat in artikel 30.1.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlak meer dan 250 m² bedraagt;

  2. het gebruik van de gebouwen op een bouwperceel voor meer dan één woning.

 

 
 

Artikel 8 Detailhandel - 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ' Detailhandel - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. volumineuze detailhandel;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 8.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen

 

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

8.3 Ontheffing van de bouwregels

 

8.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 8.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

8.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 8.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

8.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 8.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in andere dan volumineuze goederen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft.

 

 
 

Artikel 9 Dienstverlening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. wonen;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 9.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en woningen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

9.3 Ontheffing van de bouwregels

 

9.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 9.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

9.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 9.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 9.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen, die omschreven staat in artikel 30.1.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan de dienstverlening gerelateerde producten;

  2. het gebruik van de gebouwen op een bouwperceel voor meer dan één woning.

 

 
 

Artikel 10 Gemengd - 2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. horecabedrijven categorie 1;

  4. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

 

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 10.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels, bedrijfsgebouwen, cafetaria's en woningen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. het bebouwingspercentage van een binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel zal ten hoogste 60% bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte al meer is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;

  3. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.

 

10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  2. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

10.3 Ontheffing van de bouwregels

 

10.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 10.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

10.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 10.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingen uit lid 10.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, dienstverlening en/of horecabedrijven categorie 1 in de tweede of hogere bouwlaag;

  2. het gebruik van de gebouwen op een bouwperceel voor meer dan één woning.

 

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 10.4 sub a en toestaan dat de tweede of hogere bouwlaag wordt gebruikt voor dienstverlening en/of kantoordoeleinden.

 

 
 

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. speelvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. waterlopen en waterpartijen, met dien verstande dat van de gronden ter plaatse van de aanduiding "water" minimaal 90% moet worden ingericht als oppervlaktewater;

  6. een hertenkamp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";

  7. voet- en fietspaden;

  8. geluidswerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "geluidwal";

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. kunstobjecten;

  2. verhardingen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 11.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en voor een hertenkamp, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";

  2. andere bouwwerken, zoals kunstobjecten.

 

11.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • gebouwen en andere bouwwerken mogen niet worden gebouwd binnen een afstand van minder dan 5 meter vanaf een aanduiding "water".

 

11.2.3 Gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;

  2. de hoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.

 

11.2.4 Gebouwen voor een hertenkamp

Voor het bouwen van gebouwen voor een hertenkamp gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hertenkamp";

  2. de gebouwen mogen alleen worden gebouwen in een aangegeven bouwvlak;

  3. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 50 m² zijn.

 

11.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding "water", mogen alleen bruggen, meerpalen, steigers, oeverbeschoeiingen, vlonders, duikers en zinkers worden gebouwd, in welk geval de volgende regel geldt:

    1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter zijn;

  2. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

11.3 Ontheffing van de bouwregels

 

11.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 11.2.2 en toestaan dat binnen een afstand van 5 meter andere bouwwerken worden gebouwd, mits hierover advies is gevraagd van het waterschap;

  2. de regel van lid 11.2.4 sub d en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 70 m².

 

11.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 11.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. een goede waterhuishouding;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 11.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

11.4 Aanlegvergunning

 

11.4.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "water", is het verboden zonder een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • het vergraven, dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.

 

11.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Lid 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in het kader van normaal onderhoud;

  2. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.

 

11.4.3 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan alleen worden verleend als:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;

  2. hierover advies is gevraagd aan het waterschap.

 

 
 

Artikel 12 Horeca - 1

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca - 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven categorie 1;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen en water;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. kunstobjecten;

  7. tuinen en erven.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 12.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming zoals een snackbar, een lunchroom en een tearoom;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

12.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

12.3 Ontheffing van de bouwregels

 

12.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 12.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

12.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 12.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 12.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorie 1.

 

 
 

Artikel 13 Kantoor

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoordoeleinden;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. kunstobjecten;

  7. tuinen en erven.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 13.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. kantoren;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  1. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

13.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

13.3 Ontheffing van de bouwregels

 

13.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 13.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

13.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 13.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

13.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 13.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 14 Maatschappelijk - 1

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. levensbeschouwelijke voorzieningen;

  2. medische- en sociaal-medische voorzieningen;

  3. educatieve voorzieningen en bijbehorende sportvelden;

  4. voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;

  5. een nachtelijke kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - nachtelijke kinderopvang";

  6. een jeugdopvang, ter plaatse van de aanduiding “jeugdopvang”;

  7. het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen bij het ziekenhuis Nij Smellinghe minimaal 720 bedraagt;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.
     

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 14.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals gebedshuizen, ziekenhuizen, onderwijsinstituten, kinderdagverblijven en bibliotheken, voor dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen, alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", voor nachtelijke kinderopvang, alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - nachtelijke kinderopvang" en voor een jeugdopvang, alleen ter plaatse van de aanduiding “jeugdopvang”;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten, uitgezonderd tribunes en lichtmasten.

 

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  3. per maatschappelijke instelling mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

  4. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  5. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

14.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

14.3 Ontheffing van de bouwregels

 

14.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 14.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

14.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 14.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 14.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.4.1 Wijzigingsbevoegdheden

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Maatschappelijk - 1 te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk - 2. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

    1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn voor de betreffende gronden de regels van artikel 15 van toepassing.

  2. Burgemeester en Wethouders kunnen, alleen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied", het plan wijzigen door de bestemming Maatschappelijk - 1 te wijzigen in de bestemming Wonen - 1, Wonen - 2 of Wonen - 3. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. het aantal woningen mag niet meer dan 8 zijn;

    4. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter zijn en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter zijn;

    5. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden zijn;

    6. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

    7. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 1 , Wonen - 2 of Wonen - 3 zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van respectievelijk artikel 20, 21 of 22 van toepassing.

 

14.4.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 14.4.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 
 

Artikel 15 Maatschappelijk - 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. levensbeschouwelijke voorzieningen;

  2. medische- en sociaal-medische voorzieningen;

  3. educatieve voorzieningen;

  4. voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;

  5. sociaal-culturele voorzieningen;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 15.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals gebedshuizen, ziekenhuizen, onderwijsinstituten, kinderdagverblijven, bibliotheken, buurthuizen en opvangcentra;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

 

15.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

15.3 Ontheffing van de bouwregels

 

15.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 15.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

15.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 15.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

15.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 15.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 16 Recreatie - 1

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve doeleinden, in de vorm van dagrecreatieterreinen en dagrecreatieve voorzieningen;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 16.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor sportieve recreatie, gebouwen voor onderhoud en beheer en toiletgebouwen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

 

16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen

 

16.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

16.3 Ontheffing van de bouwregels

 

16.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 16.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

16.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 16.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

16.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 16.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidsveroorzakende functies;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

 
 

Artikel 17 Sport

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportieve recreatie;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. waterlopen en waterpartijen, met dien verstande dat van de gronden ter plaatse van de aanduiding "water" minimaal 90% moet worden ingericht als oppervlaktewater;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. kunstobjecten;

  9. tuinen en erven.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 17.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals sporthallen, zwembaden, kleedruimtes, verenigingsgebouwen, kantines, onderhouds- en beheersgebouwen en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, ballenvangers en lichtmasten.

 

17.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen

  4. in afwijking van de regels onder a, b en c mogen gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, in welk geval de volgende regels gelden:

    1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ bedragen;

    2. de hoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter bedragen.

 

17.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van ballenvangers mag maximaal 10 meter zijn;

  4. de bouwhoogte palen en masten mag maximaal 8 meter zijn, maar de hoogte van lichtmasten mag maximaal 15 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  6. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

17.3 Ontheffing van de bouwregels

 

17.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 17.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

17.3.2 Beoordelingscriteria

De ontheffingen als bedoeld in lid 17.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 17.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 18 Verkeer

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en pleinen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
maar ook voor de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen en water;

  2. geluidwerende voorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. tuinen en erven.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in 18.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;

  2. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.

 

18.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;

  2. de hoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.

 

18.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 10 meter zijn;

  2. de hoogte palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  3. de hoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn

  4. de hoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen of paden of het op een andere wijze inrichten van het bestemmingsvlak met meer dan twee rijstroken.

 

18.4 Ontheffing van de gebruiksregels

 

18.4.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 18.3 en toestaan dat wordt afgeweken van de in het plan aangegeven aantal rijstroken, op voorwaarde dat hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt.

 

18.4.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 18.4.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

18.4.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 18.4.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 19 Verkeer - Verblijf

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en pleinen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. voet- en rijwielpaden;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen en water;

  2. speelvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. tuinen en erven.
     

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in 19.1 mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;

  2. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.

 

19.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;

  2. de hoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.

 

19.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 10 meter zijn;

  2. de hoogte palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  3. de hoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn

  4. de hoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.

 

 
 

Artikel 20 Wonen - 1

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. groenvoorzieningen en waterpartijen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 20.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen alleen vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;

  2. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  3. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  4. binnen een bouwvlak mag maximaal één woonhuis worden gebouwd, behalve als er ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven. In dat geval mogen er niet meer woonhuizen in het bouwvlak worden gebouwd dan in de aanduiding als maximum is aangegeven;

  5. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel zijn en mag bovendien niet groter zijn dan 150 m2;

  6. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;

  7. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;

  8. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter zijn;

  9. wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels onder a tot en met h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.

 

20.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:

    1. alleen binnen bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:

      1. er mag per hoofdgebouw wel één erker tot 1,5 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel;

      2. er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;

    2. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voor zover dat binnen het bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 100 m²;

    3. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;

    4. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;

    5. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:

      1. voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

      2. voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

 

20.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.

 

20.3 Ontheffing van de bouwregels

 

20.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 20.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

  2. de regel van lid 20.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;

  3. de regel van lid 20.2.2 sub g ten aanzien van afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens en toestaan dat tot op de zijgrens wordt gebouwd;

  4. de regel van lid 20.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

    1. een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

    2. de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;

    3. de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;

  5. de regel van lid 20.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  6. de regel van lid 20.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;

  7. de regel van lid 20.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  8. de regel van lid 20.2.4 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.

 

20.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 20.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

20.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 20.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden voor maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:

    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;

    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m²;'

    3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;

    4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;

    5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;

    6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

20.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de gronden met de bestemming Wonen - 1 ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;

    2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;

    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;

    4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;

    5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;

  2. de bestemming Wonen - 1 te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, Wonen - 3 of Wonen - Woongebouw en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

    4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 2, Wonen - 3 of Wonen - Woongebouw zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 21, 22 of 24 van toepassing.

 

20.5.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 20.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 
 

Artikel 21 Wonen - 2

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

  2. wonen, in combinatie met:

    1. praktijkruimten;

    2. kantoordoeleinden;

    3. maatschappelijke voorzieningen;

    4. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en vuurwerkbedrijven.

alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijf",

 

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. groenvoorzieningen en waterpartijen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 21.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

 

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouwen mogen alleen halfvrijstaande woonhuizen (per twee aaneengebouwd) worden gebouwd;

  2. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  3. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  4. binnen een bouwvlak mogen maximaal twee woonhuizen worden gebouwd, behalve als ter plaatse de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven. In dat geval mogen er niet meer woonhuizen in het bouwvlak worden gebouwd dan in de aanduiding als maximum is aangegeven;

  5. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 120 m²;

  6. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;

  7. de afstand van een blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;

  8. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 12 meter zijn;

  9. wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.

 

21.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:

    1. alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:

      1. er mag per hoofdgebouw één erker tot 1,2 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel, waarbij de diepte van een erker niet meer mag bedragen dan de afstand (op de gevel gemeten) tussen die erker en de hartlijn van de woningscheidende muur, tenzij sprake is van de bouw van een gezamenlijke erker met het naastgelegen aangebouwde hoofdgebouw, in welk geval een erker tot op de hartlijn van de woningscheidende muur mag worden gebouwd;

      2. er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;

    2. in geval van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw een diepte hebben van maximaal 4 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;

    3. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;

    4. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;

    5. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;

    6. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:

      1. voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

      2. voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

 

21.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.

 

21.3 Ontheffing van de bouwregels

 

21.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 21.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

  2. de regel van lid 21.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;

  3. de regel van lid 21.2.3 sub a onder 1.a. en toestaan dat de afstand van een erker tot de hartlijn van de woningscheidende muur wordt verkleind, mits:

    1. het uitzicht van de buren niet wordt belemmerd;

    2. de erker gelijkvormig is aan erkers op naastliggende percelen;

  4. de regel van lid 21.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

    1. een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

    2. de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;

    3. de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;

  5. de regel van lid 21.2.3 sub a onder 2 en toestaan dat de diepte van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw wordt vergroot, mits:

    1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achter de oorspronkelijke achtgevel gelegen erf wordt bebouwd;

    2. de afstand van een aan- of uitbouw tot aan de achterzijde van het bouwperceel minimaal 2 meter is;

    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  6. de regel van lid 21.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  7. de regel van lid 21.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;

  8. de regel van lid 20.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  9. de regel van lid 20.2.4 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.

 

21.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 21.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

21.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 21.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1

 

21.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis of anders dan de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:

    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;

    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;

    3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;

    4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;

    5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;

    6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.

 

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;

    2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;

    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;

    4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;

    5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;

  2. de bestemming 'Wonen - 2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

    4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van respectievelijk artikel 20, 22 of 24 van toepassing.

 

21.5.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 21.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 
 

Artikel 22 Wonen - 3

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. groenvoorzieningen en waterpartijen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 22.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;

  2. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";

  3. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.

 

22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouwen mogen alleen woonhuizen in rijen (meer dan twee aaneengebouwd) worden gebouwd;

  2. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  3. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  4. het aantal woonhuizen mag ten hoogste het in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven maximum aantal bedragen;

  5. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 100 m²;

  6. de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;

  7. de afstand van een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;

  8. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 meter zijn;

  9. wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.

 

22.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:

    1. alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:

      1. er mag per hoofdgebouw één erker tot 1 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel, waarbij de diepte van een erker niet meer mag bedragen dan de afstand (op de gevel gemeten) tussen die erker en de hartlijn van de woningscheidende muur, tenzij sprake is van de bouw van een gezamenlijke erker met het naastgelegen aangebouwde hoofdgebouw, in welk geval een erker tot op de hartlijn van de woningscheidende muur mag worden gebouwd;

      2. er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;

      3. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", mogen bijgebouwen (ondanks regel a.1.) vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met een breedte van maximaal de halve voorgevel;

    2. in geval van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw een diepte hebben van maximaal 4 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;

    3. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan:

      1. 40 m² als het tussenwoningen betreft;

      2. 75 m² als het eindwoningen betreft;

    4. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;

    5. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;

    6. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:

      1. voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

      2. voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

 

22.2.4 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";

  2. de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.

22.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.

 

22.3 Ontheffing van de bouwregels

 

22.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 22.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

  2. de regel van lid 22.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;

  3. de regel van lid 22.2.3 sub a onder 1.a. en toestaan dat de afstand van een erker tot de hartlijn van de woningscheidende muur wordt verkleind, mits:

    1. het uitzicht van de buren niet wordt belemmerd;

    2. de erker gelijkvormig is aan erkers op naastliggende percelen;

  4. de regel van lid 22.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

    1. een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

    2. de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;

    3. de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;

  5. de regel van lid 22.2.3 sub a onder 2 en toestaan dat de diepte van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw wordt vergroot, mits:

    1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achter de oorspronkelijke achtergevel gelegen erf wordt bebouwd;

    2. de afstand van een aan- of uitbouw tot aan de achterzijde van het bouwperceel minimaal 2 meter is;

    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  6. de regel van lid 22.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  7. de regel van lid 22.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;

  8. de regel van lid 22.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  9. de regel van lid 22.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.

 

22.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 22.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

22.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 22.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:

    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;

    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;

    3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;

    4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;

    5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;

    6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de gronden met de bestemming 'Wonen - 3' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;

    2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;

    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;

    4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;

    5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;

  2. de bestemming 'Wonen - 3' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

    4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 20, 21 of 24 van toepassing.

 

22.5.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 22.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 
 

Artikel 23 Wonen - Wooncentrum

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bijzondere woonvormen;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. kunstobjecten;

  8. tuinen en erven.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in 23.1 mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. een wooncentrum;

  2. onder- of bovengrondse parkeergarages;

  3. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.

 

23.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen binnen bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;

  4. de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;

  5. een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.

 

23.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

23.3 Ontheffing van de bouwregels

 

23.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel in lid 23.2.3 onder a en toestaan dat erf- terreinscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

23.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 23.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

23.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 23.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte per wooncentrum meer bedraagt dan 50 m².

 

 
 

Artikel 24 Wonen - Woongebouw

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. groenvoorzieningen en waterpartijen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. kunstobjecten;

  7. openbare nutsvoorzieningen.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 24.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. woongebouwen met daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;

  2. onder- of bovengrondse parkeergarages;

  3. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";

  4. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.

24.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen alleen binnen bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;

  3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;

  4. de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;

  5. een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.

 

24.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:

    1. alleen binnen bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:

      1. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" mogen bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;

    2. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voor zover dat binnen het bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;

    3. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;

    4. in geval van overkappingen een hoogte hebben van maximaal 3 meter;

    5. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een hoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke hoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:

      1. voor aan- en uitbouwen een hoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

      2. voor bijgebouwen een hoogte van maximaal 5 meter.

 

24.2.4 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. garageboxen mogen alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding "garage";

  2. de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.

 

24.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn

 

24.3 Ontheffing van de bouwregels

 

24.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de regel van lid 24.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de hoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. de regel van lid 24.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de hoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;

  3. de regel van lid 24.2.5 sub a en toestaan dat erf- terreinscheidingen buiten de bouwvlakken worden gebouwd;

  4. de regel van lid 24.2.5 sub b en toestaan dat een erf- terreinscheiding met een hoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van de) aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.

 

24.3.2 Beoordelingscriteria

De ontheffingen als bedoeld in lid 24.3.1 kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

24.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden uit lid 24.3.1 toepassen, moeten zijn de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:

    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;

    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m² ;

    3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;

    4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;

    5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;

    6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.

 

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

24.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;

    2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woongebouw;

    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;

    4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;

    5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;

  2. de bestemming 'Wonen - Woongebouw' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woonhuizen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

    1. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 20, 21 of 22 van toepassing.

 

24.5.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 24.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 25 Wonen - Woonwagens

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. wonen, in het bijzonder als standplaatsen voor woonwagens, eventueel in combinatie met werk aan huis;

maar ook voor de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. groenvoorzieningen en waterpartijen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 25.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. woonwagens en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;

  2. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en palen en masten.

25.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:

  1. de woonwagens mogen alleen worden geplaatst binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. het aantal woonwagens mag ten hoogste het in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven maximum aantal bedragen;

  3. de oppervlakte van een woonwagen mag maximaal 120 m² zijn;

  4. de maximale goot- en bouwhoogte van een woonwagen mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.

25.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen mag per woonwagen maximaal 12 m2 zijn;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen mag per woonwagen maximaal 20 m² zijn, waarbij maximaal 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het aangegeven bouwvlak ligt) mag worden bebouwd;

  4. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag maximaal 3 meter zijn.

 

25.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.

 

25.3 Ontheffing van de bouwregels

 

25.3.1 Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 25.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

 

25.3.2 Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 25.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

25.3.3 Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 25.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:

    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;

    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;

    3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;

    4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;

    5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;

    6. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.

 

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

25.5.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de gronden met de bestemming 'Wonen - Woonwagens' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;

    2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonwagen;

    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;

    4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;

    5. het parkeren moet binnen de standplaats plaatsvinden;

  2. de bestemming 'Wonen - Woonwagens' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woningen wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;

    3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

    4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 20, 21, 22 of 24 van toepassing.

 

25.5.2 Beoordelingscriteria

Toepassing van de in lid 24.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kan alleen als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 
 

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

 

27.1 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;

  2. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  3. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

  4. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder kampeermiddelen.

 

27.2 Uitzonderingen

 

Lid 27.1 geldt niet voor:

  1. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;

  2. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;

  3. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;

  4. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.

 
 

Artikel 28 Algemene ontheffingsregels

 

28.1 Ontheffingsbevoegdheden

 

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.

 

28.2 Beoordelingscriteria

 

Ontheffingen als bedoeld in artikel 28.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

28.3 Ontheffingsprocedure

 

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 28.1 toepassen moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 30.1.

 

 
 

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

 

29.1 Wijzigingsbevoegdheden

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming van gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;

  2. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

    1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;

  3. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd

  4. de bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' (al dan niet met de daarin opgenomen bouwvlakken, mits:

    1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor wijzigingen ten behoeve van ondergeschikte uitbreiding van een woonperceel.

 

29.2 Beoordelingscriteria

 

Wijzigingen als bedoeld in artikel 29.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 
 

Artikel 30 Algemene procedureregels

 

30.1 Ontheffingsprocedure

 

Op de voorbereiding van een besluit tot een ontheffing is de volgende procedure van toepassing:

  1. een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage op het gemeentehuis;

  2. Burgemeester en Wethouders maken deze ter inzage legging van te voren bekend in een of meer dag of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. in de bekendmaking wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen gedurende de ter inzage legging.

 
 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 31 Overgangsrecht

 

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 31.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 31.1 sub a met maximaal 10%.

  3. Lid 31.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

31.2 Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden het gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Lid 31.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 
 

Artikel 32 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

regels van het bestemmingsplan De Wiken - De Venen,

van de gemeente Smallingerland.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 2 februari 2010.

 

De voorzitter, De griffier,

…………… ……………