direct naar inhoud van 4.10. Ecologie
Plan: Drachten De Drait - Morrapark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2009SDM001-0501

4.10. Ecologie

Op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet is in het kader van het bestemmingsplan inzicht nodig in de mogelijke effecten van de voorgenomen invulling van het terrein op de aanwezige ecologische waarden.

De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitats (gebiedsbescherming) die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en de bescherming van wilde flora en fauna. De soortenbeschermingsregeling van de Vogel- en Habitatrichtlijn is volledig geïmplementeerd in de Flora- en faunawet.

Soortenbescherming

Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12).

In algemene zin geldt dat activiteiten, die een bedreiging voor deze soorten inhouden, zonder ontheffing op grond van de Flora- en faunawet niet zijn toegestaan.

Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde "strenge" categorie (Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van diverse zogeheten Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan significant nadelige effecten kunnen hebben voor deze soorten.

In aanvulling op de bestemmingsplanprocedure moet vóór de uitvoering van alle ruimtelijke plannen worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of er verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.

Als aan de voorwaarden voor de verlening van die ontheffingen kan worden voldaan, moet voor de aanvang van de werkzaamheden een ontheffing zijn verleend. Daartoe moet tijdig een aanvraag worden ingediend via het bureau LASER bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene ontheffing verleend. Concreet betekent deze maatregel dat voor een aantal meer algemene soorten er geen ontheffing in het kader van dit bestemmingsplan nodig zal zijn. Die zijn bij voorbaat namelijk vrijgesteld. Voor enkele andere soorten gaat juist een zwaardere bescherming gelden.

Het bestemmingsplan heeft primair een consoliderend karakter en de vigerende, beperkte bouwmogelijkheden worden nogmaals bevestigd. Ondergeschikte, zeer beperkte ontwikkelingen in de sfeer van uitbreidingen van bestaande gebouwen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Van deze beperkte ontwikkelingen is aangenomen dat deze geen significante negatieve invloed hebben op de te beschermen planten- en diersoorten. Op grond daarvan is niet nader onderzocht of zich beschermde soorten voordoen in het plangebied. Niettemin kan in redelijkheid worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding is.

Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de wettelijke bescherming van de natuurgebieden in Nederland geregeld, zoals de Beschermde Natuurmonumenten en de internationaal aangewezen gebieden, de Natura 2000-gebieden en gebieden die vallen onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij een ruimtelijke ingreep in of een activiteit in de buurt van voorgenoemde gebieden en zones, moet worden onderzocht of er negatieve effecten optreden. Als er negatieve effecten zijn, mag de activiteit of ingreep alleen plaatsvinden als het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. In dat geval moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat en dat alle schade wordt gecompenseerd.

Het plangebied bestaat uit bijna volledig ingericht bebouwd gebied en ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000- of EHS-gebied. Er kan dus aangenomen worden dat er geen negatieve effecten op (één van) deze zones zullen optreden.

Wel grenst het plangebied aan de Oude Drait, dat volgens de provincie Fryslân is aangewezen als een "natte ecologische verbinding". Langs deze ecologische verbindingzone zijn geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. Er worden geen conflicten veroorzaakt met de Natuurbeschermingswet en andere vormen van regelgeving betreffende gebiedsbescherming ten bate van natuur.