direct naar inhoud van Artikel 23: Wonen - Woongebouw
Plan: Drachten De Drait - Morrapark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2009SDM001-0501

Artikel 23: Wonen - Woongebouw

23.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;

maar ook voor de daarbijbehorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. kunstobjecten;
  • h. openbare nutsvoorzieningen.

23.2. Bouwregels

23.2.1. Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 23.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. woongebouwen met daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
  • b. onder- of bovengrondse parkeergarages;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.

23.2.2. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen alleen woongebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • c. het aantal woningen zal ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte en maximale dakhelling van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
  • e. de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;
  • f. een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.

23.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
    • 1. alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
      • a. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", mogen bijgebouwen (ondanks regel a.1.) vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met een breedte van maximaal de halve voorgevel;
    • 2. een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;
    • 3. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 4. in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 5. in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
  • b. voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

23.2.4. Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

23.3. Ontheffing van de bouwregels

23.3.1. Ontheffingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de regel van lid 23.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. de regel van lid 23.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
  • c. de regel van lid 23.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • d. de regel van lid 23.2.4 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.

23.3.2. Beoordelingscriteria

Ontheffingen als bedoeld in lid 23.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.3.3. Ontheffingsprocedure

Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 23.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 35.1

23.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
    • 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
    • 4. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
    • 5. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
    • 6. verkeers- of parkeersoverlast kan worden ondervonden.

23.5. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  • a. de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' ook aan te duiden als 'maatschappelijk', zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woongebouw;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
    • 5. het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
  • b. de bestemming 'Wonen - Woongebouw' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' en/of het maximum aantal woonhuizen aan te geven of te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de te bouwen woonhuizen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 4. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20, 21 of 22 van toepassing.