direct naar inhoud van Artikel 28 Wonen
Plan: Schiermonnikoog - Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.056302-0000

Artikel 28 Wonen

 

28. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.    een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

2.    een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

b.    aan- en uitbouwen;

c.    bijgebouwen;

d.    gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning, ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

met de daarbijbehorende:

e.    tuinen, erven en terreinen;

f.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28. 2.    Bouwregels

28. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.    de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;

d.    de hoofdgebouwen dienen vrijstaand dan wel individueel aaneen te worden gebouwd, tenzij de gronden zijn voorzien van een maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen, in welk geval het aangegeven aantal als maximum geldt;

e.    een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap;

f.     per aangegeven bouwklasse dient de maatvoering en de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens te voldoen aan de eisen die in het opgenomen bouwschema zijn gesteld.

28. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de aan- en uitbouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de goothoogte van een aan- of uitbouw mag ten hoogste ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.


28. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.    de bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 35 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag ten hoogste 20% per bouwperceel bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;

d.    de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 0,50 m te bedragen dan wel dient het bijgebouw op de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

e.    de goothoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen.

28. 2. 4. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 45 m² bedragen;

b.    de breedte van een gebouw mag ten hoogste 40% van de breedte van het bouwperceel bedragen, tenzij de bestaande breedte meer bedraagt, in welk geval de bestaande breedte als maximum geldt;

c.    de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2,00 m te bedragen dan wel dient het gebouw op de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

d.    de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 2,75 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4,50 m bedragen;

f.     een gebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 25° en ten hoogste 65° bedraagt, tenzij de oppervlakte van een gebouw kleiner is dan 6 m², in welk geval het vereiste van een kap niet van toepassing is.

28. 2. 5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;

e.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

28. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    de woonsituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

28. 4.    Ontheffing van de bouwregels

28. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 28.2.1. sub c en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw tot ten hoogste 2,00 achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;

b.    het bepaalde in lid 28.2.1. sub d en toestaan dat binnen een bouwvlak waarin het maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen is aangegeven, het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6;

c.    het bepaalde in lid 28.2.1. sub f en toestaan dat de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits:

1.    indien er sprake is van een bestaand hoofdgebouw in één bouwlaag, deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een tweede bouwlaag;

2.    indien er sprake is van een bestaand hoofdgebouw in twee bouwlagen, deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een derde bouwlaag;

3.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 9,00 m mag bedragen;

4.    de ontheffing niet wordt toegepast binnen de gronden met de dubbelbestemming “Waarde - Beschermd Dorpsgezicht”;

d.    het bepaalde in lid 28.2.2. sub a en lid 28.2.3. sub a en toestaan dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;

e.    het bepaalde in lid 28.2.3. sub b en toestaan dat de oppervlakte van bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 50 m²;

f.     het bepaalde in lid 28.2.4. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

28. 4. 2. De in lid 28.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

28. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van gebouwen voor recreatieve bewoning;

c.    het gebruik van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning voor het wonen over een oppervlakte van meer dan 30 m².

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien er sprake is van een milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 25% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel.

 

28. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

28. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 28.5. sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel, mits:

1.    de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

2.    de vestiging niet leidt tot een verstoring van de distributieve voorzieningen op Schiermonnikoog en geen verstoring optreedt van de gewenste detailhandelsstructuur.

28. 6. 2. De in lid 28.6.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.