direct naar inhoud van Artikel 9 Horeca
Plan: Schiermonnikoog - Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.056302-0000

Artikel 9 Horeca

 

9. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    horecabedrijven categorie 1, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 1”;

2.    horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2”;

3.    horecabedrijven categorie 3, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 3”;

4.    bedrijfswoningen;

met de daarbijbehorende:

b.    tuinen, erven en terreinen;

c.    terrassen en overige verhardingen;

d.    straten en paden;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     groenvoorzieningen;

g.    nutsvoorzieningen;

h.    sloten, bermen en beplanting;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9. 2.       Bouwregels

9. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.    per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”, de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van het betreffende aanduidingsvlak mag worden gebouwd;

c.    indien in het bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, dient het bebouwingspercentage van het bouwvlak te voldoen aan het aangegeven percentage;

d.    de maatvoering van de gebouwen dient te voldoen aan de in het bouwvlak aangegeven maatvoeringseisen.

9. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;

e.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

9. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9. 4.       Ontheffing van de bouwregels

9. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 9.2.1. sub a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

-       de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;

b.    het bepaalde in lid 9.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

9. 4. 2. De in lid 9.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gebouwen voor appartementen, ter plaatse van het bouwvlak dat tevens is voorzien van het aanduidingsvlak “bedrijfswoning”;

b.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel.

9. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

9. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 9.5. sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.

9. 6. 2. De in lid 9.6.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de milieusituatie;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.