direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Schiermonnikoog - Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0088.056302-0000

Artikel 6 Bedrijventerrein

 

6. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.    sport en sportieve recreatie, ter plaatse van de aanduiding “sport”;

met de daarbijbehorende:

b.    tuinen, erven en terreinen;

c.    (ontsluitings)wegen en paden;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    groenvoorzieningen;

f.     nutsvoorzieningen;

g.    sloten, bermen en beplanting;

h.    waterlopen en waterpartijen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6. 2.       Bouwregels

6. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.    het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste 60% bedragen;

c.    de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

6. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel ten hoogste 15 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;


e.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “antennemast”, een antennemast met een hoogte van ten hoogste 56,00 m mag worden geplaatst. 

6. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6. 4.       Ontheffing van de bouwregels

6. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 6.2.2. sub a en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd.

6. 4. 2. De in lid 6.4.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de in bijlage 3 en 4 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel. 

6. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

6. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 6.1. sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, en 3.1 en 3.2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    het bepaalde in lid 6.5. en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:

1.    productiegebonden detailhandel;

2.    detailhandel, voorzover ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie.

6. 6. 2. De in lid 6.6.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de milieusituatie;

b.    de verkeerssituatie;

c.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.