direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Wijnjewoude / Klein Groningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.17BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Wijnjewoude, inclusief de bedrijvenlocatie aan de Tolleane, Klein Groningen en de locatie van de voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie ten noordwesten daarvan. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor deze gebieden.

1.1 Aanleiding en doel

Het is een wettelijke verplichting om elke 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Het vorige bestemmingsplan dateert van 2004 (vastgesteld 8 maart 2004) en is op 14 april 2014 'vervangen' door een beheersverordening. Deze beheersverordening is echter uitsluitend gebaseerd op de bestaande (legale) situatie en biedt geen ontwikkelingsmogelijkheden. In het kader van de actualisering van de huidige regelingen in combinatie met het toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden voor de komende 10 jaar, is het gewenst om een nieuw bestemmingsplan voor de dorpen vast te stellen.

Begrenzing plangebied

De dorpskern van Wijnjewoude en de bebouwing van en rond Klein Groningen vormt het plangebied. De begrenzing is afgestemd op de begrenzing van het vorige bestemmingsplan Wijnjewoude / Klein Groningen (2004). Daarbij is rekening gehouden met de begrenzing van het recentere bestemmingsplan Buitengebied dat is vastgesteld op 30 juni 2014. De exacte begrenzing van het plangebied is aangegeven in bijgaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.17BPKom-0301_0001.png"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan de beheersverordening Wijnjewoude / Klein Groningen (vastgesteld op 14 april 2014).

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de naam van de bestemming zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de agrarische gronden (meestal weilanden), en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden nagestreefd.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden.

Omgevingsvergunning

Enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van een omgevingsvergunning. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verwijderen van houtwallen. Het verlenen van een dergelijke vergunning moet voldoen aan een aantal voorwaarden, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Gebouwen zijn op de agrarische gronden niet toegestaan, bouwwerken voor bijvoorbeeld afrastering zijn wel toegestaan.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is aan alle zijden omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). Op verschillende plaatsen binnen het plangebied zijn agrarische gronden aanwezig. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Ten zuiden van de sportvelden ligt een volkstuinencomplex dat specifiek is inbestemd.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Op de agrarische gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'buitengebied (gesloten landschap). De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het plangebied en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Bedrijven uit een hogere categorie dan 2 zijn specifiek inbestemd, zoals een bouwbedrijf of een metaalbewerkingsbedrijf. Hetzelfde geldt voor bedrijven die eveneens een detailhandelsfunctie hebben.

Andere bedrijven zijn specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Verder is ter plaatse van het tankstation aan de Opperhaudmare een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die aangeeft dat deze bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Dit ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Tolleane bij Klein Groningen. Nu er ter plaatse van het tankstation aan de Opperhaudmare geen lpg-verkoop meer plaatsvindt, is externe veiligheid (zie paragraaf 3.6) geen belemmering meer en kan de (herinvulling van het perceel met bedrijven alsnog plaatsvinden mocht het tankstation helemaal gaan verdwijnen.

Ten behoeve van de ontwikkeling van recreatieve activiteiten ter plaatse van de voormalige melkfabriek in Klein Groningen is een ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hier worden watergebonden recreatieve voorzieningen mogelijk gemaakt, waaronder een op- en overstapplaats in combinatie met sanitaire voorzieningen ten behoeve van de recreatievaart langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten. De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Verspreid in Wijnjewoude en Klein Groningen zijn een aantal individuele bedrijven aanwezig. Deze bedrijven hebben zich lange tijd geleden in de bebouwde kom gevestigd en zijn daar - waar mogelijk - gegroeid en uitgebreid. Bij de bedrijven is in de meeste gevallen een (inpandige) bedrijfswoning aanwezig. De maatvoering van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de functie ervan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Wijnjewoude en Klein Groningen zijn in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt uitsluitend een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. Het gaat hier om bestaande bedrijfsfuncties die in het bestemmingsplan specifiek zijn inbestemd op functie en omvang. Ontwikkelingen zijn niet mogelijk. Bovendien wordt via het instrument van een wijzigingsprocedure de mogelijkheid gestimuleerd om bij bedrijfsbeëindiging de bedrijfsfunctie om te zetten naar een woonfunctie. Op deze manier is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw seriematig', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening 1 en 2

De bestemmingen 'Bedrijf - Nutsvoorziening 1' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening 2' zijn bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. In het plangebied is de bestemming gelegd op de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij gerealiseerd mogen worden (hoger dan 3 meter en groter dan 15 m2). Deze gebouwen moeten planologisch worden geregeld in tegenstelling de vergunningvrije nutsvoorzieningen.

De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de huidige situatie. Daarnaast worden op een deel van de locatie van de voormalige rioolzuiveringsinstallatie mogelijkheden geboden voor bouwwerken ten behoeve van de opwekking van energie (zonnepanelen e.d.).

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming zijn nutsvoorzieningen mogelijk. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk om groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgevoerd worden.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gaat daarbij om gebouwen die niet vergunningvrij zijn, dus hoger zijn dan 3 meter en de oppervlakte groter is dan 15 m2. Wanneer een nutsvoorziening onder deze afmetingen blijft is deze vergunningvrij, mits de bestemming nutsvoorzieningen toelaat (Besluit omgevingsrecht). Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte van het nutsgebouwtje staat op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid en is gerelateerd aan de bestaande situatie.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie van het betreffende bouwwerken en aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • de bestaande nutsvoorzieningen blijven mogelijk. Uitgangspunt is dat ter plaatse van de voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie mogelijkheden worden geboden voor bouwwerken ten behoeve van de opwekking van energie;
  • de bestaande afmetingen worden mogelijk gemaakt.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn op verschillende plaatsen gebouwen aanwezig die in gebruik zijn als nutsvoorziening. In sommige gevallen zijn deze gebouwde nutsvoorzieningen hoger dan 3,00 meter en groter dan 15 m2. Dat soort nutsvoorzieningen zijn meestal toegankelijk voor mensen en daarom aangemerkt als gebouwen. Het betreft de transformatorgebouwen in Klein Groningen en aan de Merkebuorren. Direct ten zuiden van laatstgenoemd gebouw bevindt zich een rioolgemaal. Vanwege het feit dat deze twee nutsfuncties zo dicht bij elkaar zijn gelegen, is dit terrein, met de bijbehorende toegangsweg, onder de specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gebracht.

De voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie nabij Klein Groningen met de daarbijbehorende bebouwing is vooralsnog als zodanig bestemd. Wel zijn in verband met de beëindiging van de installatie de gebruiksmogelijkheden verruimd.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

Wetterskip Fryslân heeft de rioolwaterzuiveringsactiviteiten aan de Tolleane 3A te Wijnjewoude beëindigd. Het betreffende terrein kadastraal bekend als gemeente Lippenhuizen, sectie G, nummer 924 is inmiddels ook verkocht door het Wetterskip aan Wijnjewoude Energie Neutraal U.A. (WEN). WEN wil het betreffende terrein met de aanwezige voorzieningen gaan benutten voor de opwekking en (mogelijk) de opslag van duurzame energie. In de verkoopovereenkomst is een terugkoopclausule opgenomen waarbij het Wetterskip het terrein dient terug te kopen, mocht WEN dit voor 2022 willen. Om die reden blijft de planologische regeling voor de RWZI vooralsnog gehandhaafd.

2.4 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' maakt het gebruik van gronden voor het bedrijventerrein aan de Tolleane mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1 tot en met 3.2. De bedrijven die zijn toegestaan, zijn in de bedrijvenlijst bij de regels opgenomen. De basis hiervoor is de geldende regeling, zoals uitgewerkt in het Uitwerkingsplan (ex artikel 11 WRO) van het bestemmingsplan Wijnjewoude / Klein Groningen - Bedrijventerrein Tolleane. Op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Wel zijn andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen, wegen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk binnen de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor alle bedrijfsgebouwen en overkappingen geldt dat deze per bouwperceel voor één bedrijf zijn toegestaan. Daarbij is een maximaal bebouwingspercentage gegeven, zodat voldoende ruimte overblijft voor bijvoorbeeld parkeren op eigen terrein. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouwmogelijkheden voor de bedrijfsgebouwen zijn voornamelijk in de regels bij de bestemming opgenomen. Dit zijn regels over de maximaal te bebouwen oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de onderlinge afstand tussen gebouwen. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk. Door het hanteren van een maximum te bebouwen oppervlak, blijft op het perceel voldoende parkeerruimte en ruimte voor opslag van goederen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor de verkleining van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein richting het tankstation aan de Opperhaudmare, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemmingen 'Bedrijf' (tankstation Opperhaudmare) en ' Groen'. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als in het vorige plan in het uitwerkingsgebied van toepassing waren, met dien verstande dat geen bedrijfswoningen meer zijn toegestaan.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het bestaande bedrijventerrein aan de Tolleane is ondergebracht in deze bestemming, om deze te kunnen behouden;
  • Er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • Behoud van voldoende parkeerruimte op het erf bij de bedrijven. Dit is nodig in verband met de afwezigheid van openbare parkeerplaatsen.

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht wordt uitbreiding van het bedrijventerrein met bedrijven in de categorieën 3.2 en hoger en met kavelomvang groter dan 2.500 m2 niet toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
  • Uitbreiding van het bedrijventerrein kan in noordoostelijke richting plaatsvinden.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Bedrijven hebben maximaal een categorie 3.2, zoals dit in het voorheen geldende bestemmingsplan was toegestaan;
  • Uitbreiding van het terrein met deze categorie wordt niet toegestaan, om zo hinder voor omliggende woningen te voorkomen.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Ten zuiden van het dorp Wijnjewoude ligt aan de Tolleane achter het tankstation aan de Oppehaudmare een bedrijventerrein. Hier zijn verschillende bedrijven aanwezig.

Het parkeren voor de bedrijven vindt hoofdzakelijk op het eigen erf plaats. Op het bedrijventerrein zijn geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

De bedrijfsgebouwen bestaan hoofdzakelijk uit bedrijfsloodsen opgetrokken uit één bouwlaag met kap, met een maximale nokhoogte van 10 meter.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Wijnjewoude en Klein Groningen zijn aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor het bedrijventerrein in dit plangebied geldt het welstandsgebied 'buitengebied (besloten landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5 Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' maakt het gebruik van gronden voor detailhandel en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen detailhandelsfuncties een plaats hebben. Al aanwezige bedrijfswoningen worden planologisch mogelijk gemaakt op grond van het vorige bestemmingsplan. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bouw van een gebouw en overkapping is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van de hoofdfuncties binnen de bestemming. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende gebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de bestaande detailhandel met de daarbij horende voorzieningen mogelijk;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing is gefaciliteerd;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in zijn algemeenheid ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de bestaande voorzieningen is wenselijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met eventuele hinder voor de woonfunctie binnen de bestemming niet mogelijk.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het lint langs De Buorren zijn enkele winkels aanwezig. Daar waar sprake is van een combinatie met wonen, is het wonen vaak achter of boven de winkel aanwezig.

De winkels staan in het oude lint, de bebouwing is in het lint niet uniform qua architectuur en afmeting. De aan en uitbouwen en bijgebouwen bij de gebouwen zijn vrijwel allemaal aan de achterzijde van de hoofdgebouwen geplaatst. In sommige gevallen is aan een zijgevel een aan- of uitbouw zichtbaar. In afmeting zijn dit type gebouwen ruimtelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw dat in het lint staat.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Wijnjewoude is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele detailhandelsbedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt vooral het welstandsgebied 'lintbebouwing'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.6 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor ruimtelijk en/of functioneel structurerende groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Hierbij zijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter toegestaan. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die aangeeft dat deze bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Dit ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Tolleane bij Klein Groningen. Nu er ter plaatse van het tankstation aan de Opperhaudmare geen lpg-verkoop meer plaatsvindt, is externe veiligheid (zie paragraaf 3.6) geen belemmering meer en kan de invulling van het perceel met bedrijven alsnog plaatsvinden.

2.6.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer.

Uitgangspunten beleid

Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.

2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn en straatmeubilair geplaatst is. Enkele keren worden groene veldjes gebruikt als trapveldjes en speelterreintjes.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

2.7 Horeca

De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m C toegestaan. Categorie A staat voor lichte horecabedrijven en categorie C voor de zwaarste vorm:

  • horecabedrijf categorie A: centrumgerichte horeca (ijssalons, croissanterieën e.d.);
  • horecabedrijf categorie B: restaurants en café-restaurants;
  • horecabedrijf categorie C: cafetaria en/of snackbar (hoge bezoekersfrequentie);

Horecabedrijven categorie D (café of bar), categorie E (discotheek of nachtclub) komen niet voor en zijn bovendien niet wenselijk in Wijnjewoude en Klein Groningen. Voor het vestigen van een pension of een hotel (categorie F) is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

De bedrijven zijn qua functie vastgelegd op de bestaande locatie, met dien verstande dat de hoogste categorie (meest milieubelastende functie) bepalend is voor de toegestane functies. Zo mag ter plaatse van een horecabedrijf categorie C, ook een horecabedrijf uit categorie A of B worden gevestigd.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bouw van een gebouwen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste zijn van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is een gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.

Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de bestaande horeca in het plangebied mogelijk.
  • De bestaande bebouwing wordt mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De hoofdvorm van het gebouw moet blijven behouden, vanwege het cultuurhistorische belang ervan.
  • De bestemming staat alleen horecabedrijven toe in de lichtere categorieën A t/m C, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Wijnjewoude is aan de Merkebuorren een café met bedrijfswoning gevestigd. De bebouwing voegt zich in de lintbebouwing er omheen en bestaat uit één bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele horecabedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "lintbebouwing". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.8 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden en religieuze doeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen, zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie is wel toegestaan.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met deze bestemming.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied wordt niet mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent enkele maatschappelijke voorzieningen; de kerk, de basisschool en het dorpshuis horen hierbij. In het plangebied is vooral sprake van vrij van elkaar staande maatschappelijke voorzieningen. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door de gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de school is vooral sprake van hoofdgebouwen van één bouwlaag, met een plat dak. De kerk is hoger, door de aanwezigheid van een toren. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Wijnjewoude / Klein Groningen is in de verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele maatschappelijke voorzieningen geen uitgangspunten. Wel wordt ingespeeld op de multifunctionaliteit van deze voorzieningen in die zin dat er binnen de bestemming een verscheidenheid aan maatschappelijke functies is toegestaan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.9 Sport

De bestemming 'Sport' maakt de het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Het betreft hier de sportvelden en de jongerenspeelplaats aan de Te Nijenhuiswei in Wijnjewoude.

Er is geregeld dat de gebouwen ten behoeve van de hoofdfunctie zijn toegestaan. Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen zijn binnen het gehele bestemmingsvlak mogelijk, met daarbij een oppervlaktebeperking per bestemmingsvlak. Verder zijn regels gesteld aan de andere afmetingen. Uitgangspunt hierbij is de bestaande bebouwing met eventuele ruimte voor extra faciliteiten.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen lichtmasten, ballenvangers, en overige bouwwerken. De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 15,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken. Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen, daarbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van een gebouw naar 10,00 meter. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De activiteiten op de sportvelden en de jongerenspeelplaats aan de Te Nijenhuiswei in Wijnjewoude worden mogelijk gemaakt in de bestemming.
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen.
  • De ruimtelijke verschijningsvorm voor de hoofdgebouwen voor de genoemde functies is specifiek geregeld.
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en masten.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het huidige sportvoorzieningencomplex is van belang, er wordt rekening gehouden met uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande faciliteiten op het terrein zelf;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de Te Nijenhuisweg te Wijnjewoude liggen de sportvelden en de jongerenspeelplaats. Binnen de sportfunctie vallen onder andere de voetbalvelden. De bebouwing daarbij, zoals bijvoorbeeld kantines en kleedruimten, hoort bij de genoemde functies. Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen zijn aanwezig in de vorm van wandelpaden, parkeerterreinen en speelterreinen. De bebouwing bij deze functie bestaat onder meer uit een sporthal en het jeugdhonk. De vorm van de bebouwing is bepaald door de hoofdfunctie ervan. Bij de bebouwing horende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen. Voor de functionaliteit van de sport- en recreatievoorzieningen zijn verschillende bouwwerken aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen en de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfuncties.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat (nieuw aan te leggen) wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben, zodat de wettelijke geluidszones niet wijzigen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de Merkebuorren en de Opper Haudmare (gebieds)ontsluitingswegen van de kern;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van Merkebuorren en de Opper Haudmare als gebiedsontsluitingswegen voor Wijnjewoude en Klein Groningen;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Wijnjewoude en Klein Groningen zijn de Merkebuorren en de Opper Haudmare de belangrijkste ontsluitingsroutes. De Merkebuorren loopt oost-westelijk door Wijnjewoude en ontsluit het hele dorp onder meer richting de N381. De weg is in het plangebied aangewezen als 30 km/uur gebied. Naast de weg is aan weerszijden een trottoir aanwezig. Ook parkeerstroken en/of -plaatsen horen bij de inrichting van deze weg.

De Opper Haudmare beslaat het voormalige traject Drachten-Beilen-Emmen en loopt ook langs de noordrand van Klein Groningen. Deze weg is vanwege de verlegging van de provinciale weg N381 afgewaardeerd tot 60 km-gebied en is uitsluitend nog erftoegangsgebied. De verlegde provinciale weg ligt nu op ruim 800 meter van het plangebied.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet binnen deze bestemming opgenomen. Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Specifiek voor verkeer geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

De Merkebuorren is een doorgaande weg, maar valt binnen de bebouwde kom van Wijnjewoude in het 30 km/uur gebied. Buiten de bebouwde kom is dit een 60 km/uur weg. Hetzelfde geldt voor de Opper Haudmare (60 km/uur).

De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. Alle ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom vallen overigens onder een 30km/uur zone.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.11 Verkeer - Parkeerterrein

De bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op het parkeren.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming is de bouw van gebouwen niet mogelijk. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Deze mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond een parkeerterrein.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de parkeerterreinen aan de Merkebuorren in Wijnjewoude, tegenover de gereformeerde kerk en het parkeerterrein aan de Te Nijenhuiswei in Wijnjewoude;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van goede parkeervoorzieningen als dusdanig;
  • Goede parkeervoorzieningen in combinatie met verkeersvoorzieningen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De parkeerterreinen aan de Merkebuorren en de Te Nijenhuiswei in Wijnjewoude zijn als zodanig bestemd, omdat het gaat om een zelfstandig parkeerterrein met een openbare functie.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

De beleidsuitgangspunten uit het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.12 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren. Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

In deze bestemming is de bouw gebouwen niet mogelijk. De bestemming biedt wel ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud en waar mogelijk uitbreiding van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen of te verminderen.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het grootste deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten/ erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele (kleinere) groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten/ erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig die opgenomen zijn in de verordening. Daarnaast zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Specifiek voor verkeer geldt het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010. In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

De Merkebuorren is een doorgaande weg, maar valt binnen de bebouwde kom van Wijnjewoude in het 30 km/uur gebied. Buiten de bebouwde kom is dit een 60 km/uur weg. Hetzelfde geldt voor de Opper Haudmare (60 km/uur).

De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als (erf)ontsluitingswegen. Alle ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom vallen overigens onder een 30km/uur zone.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010. Hierin is voor het plangebied geen concreet beleid aangegeven. Algemeen geldt dat bij de herinrichting van wegen de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010 aangehouden moeten worden.

2.13 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Deze zijn in eerste instantie van belang voor de ruimtelijke structuur van de deels landelijk en deels bebouwde omgeving. Daarnaast hebben de watergangen en -partijen een functioneel belang voor de waterhuishouding. De watergangen in het plangebied hebben verschillende afmetingen, van smallere sloten tot een bredere vaart.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

Het gemeentelijk beleid is opgenomen in het Rioleringsplan Opsterland 2015-2019 (GRP). Dit GRP beschrijft de beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en (lokale) verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Opsterland voor de periode 2015-2019. Het beleidsplan vertaald voorgenomen maatregelen in een kostendekkingplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing.

2.14 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met andere functies wanneer hiervoor een specifieke aanduiding is opgenomen, bijvoorbeeld de aanduiding 'gemengd'. Deze panden zijn vooral te vinden in de lintbebouwing langs De Merkebuorren te Wijnjewoude. Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat onder meer om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen. Verder is het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid strijdig, tenzij er een specifieke aanduiding voor een perceel geldt. Het gaat daarbij om functies die afwijken van hetgeen mogelijk is onder de regeling voor een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is de oppervlakte van een hoofdgebouw beperkt tot maximaal 150 m² en is de minimaal aan te houden afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse erfgrens en achtererfgrens vastgelegd. Laatstgenoemde situeringseisen gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden van de bestaande situatie.

Buiten de omvang is de maatvoering van de hoofdgebouwen in het hele plangebied erg divers. Om dit zoveel mogelijk vast te leggen zijn een aantal maatvoeringseisen dan ook per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij het hoofdgebouw hoofdfunctie maar zijn daaraan ruimtelijk (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en functioneel (bijgebouwen) ondergeschikt. De ruimtelijke ondergeschiktheid komt tot in beginsel tot uitdrukking in de maatvoering ten opzichte van het hoofdgebouw (oppervlakte en/of hoogte). In bepaalde gevallen, zoals bij kleinere hoofdgebouwen, hoeft dit niet zo te zijn. Ook de positionering (achter het hoofdgebouw, of naast het hoofdgebouw maar naar achteren gerooid) of het materiaalgebruik kan de ruimtelijke ondergeschiktheid bepalen. Het gaat er vooral om dat het ruimtelijk en dus visueel waarneembaar is dat er sprake is van bebouwing dat niet tot het (oorspronkelijke) hoofdgebouw behoort, maar wel deel uitmaakt van de bebouwing bij dat hoofdgebouw.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, uitgedrukt in vierkante meters (maximaal 100 m²) en in een percentage van het bouwperceel (50%). Met dit laatste wordt het volbouwen van kleine (achter)erven voorkomen.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • Behoud van de rooilijn van de bebouwing op die plaatsen waar dit nu van toepassing is;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt in de regeling voldoende ruimte voor herstructurering van bepaalde delen van het woongebied;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.14.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit woongebieden, de hoofdfunctie van het dorp is wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, bijvoorbeeld het bebouwingslint (langs De Merkebuorren) in Wijnjewoude en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten.

De oorspronkelijke lintbebouwing in Wijnjewoude bestaat vrijwel geheel uit vrijstaande bebouwing. Wél staat langs de Merkebuorren de bebouwing op enkele plaatsen zo dicht op elkaar dat het lijkt alsof hier een aantal panden aanéén is gebouwd. Deze oorspronkelijke bebouwing is ook vrijwel zonder uitzondering in één bouwlaag met een kap gebouwd. In de dorpsuitleg, de diverse uitbreidingen ten zuid(oost)en van de Merkebuorren, is dit anders. Vooral in de wat oudere uitbreidingen zijn ook woningen in rijvorm gerealiseerd.

De meest recente dorpsuitbreidingen bestaan weer uit halfvrijstaande en vrijstaande woningen. Het grootste deel van de bebouwing aan de Meester Geertswei, de Welfingstrjitte, de Te Nijenhuisweg en een deel van de woningen langs de Loksleane bestaat uit twee bouwlagen met een kap. De rest van de woonbebouwing in de dorpsuitleg is overwegend in één bouwlaag met een kap gebouwd.

Klein Groningen bestaat uit enkele woningen en bedrijven. Circa de helft van de woningen staat langs de Opper Haudmare. Vanaf deze Opper Haudmare loopt een rondgaande weg, Klein Groningen genaamd, als ontsluiting door de “kern”. Een deel van de woningen is ook op deze weg gericht.

Ten zuidoosten van Klein Groningen loopt de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Ter hoogte van de “kern” maakt de vaart een knik en buigt af naar het zuiden. Langs deze vaart zijn tenslotte nog enkele woningen te vinden.

De meeste woningen in Klein Groningen zijn in één bouwlaag met een kap gerealiseerd. Tussen de woonbebouwing staan de, over het algemeen vrij grote, bedrijfsgebouwen. Het grootste gebouwencomplex omvatte de voormalige zuivelfabriek. Vanwege de omvang, bepaalt deze bedrijfsbebouwing voor een groot deel het ruimtelijke beeld.

In de loop van de tijd hebben bewoners hun woningen uitgebreid, veelal in de vorm van een aan- of uitbouw aan de woning of een bijgebouw ten behoeve van berg- of stallingsruimte. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in dit plangebied, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad – in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: “Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.

De Woonvisie zal – gecombineerd met het dorpenbeleid – worden door vertaald naar keuzes per dorp en met de provincie zullen in relatie tot de in januari 2017 gepubliceerde nieuwe prognoses nieuwe woningbouwafspraken worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Op basis van de doorvertaling naar keuzes per dorp en de nieuwe woningbouwafspraken met de provincie zal er een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma worden opgesteld.

Het huidige gemeentelijke woningbouwprogramma betreft de periode 2008-2020.

In dit woningbouwprogramma wordt voor Wijnjewoude voor de periode 2013-2020 uitgegaan van een netto toename van het aantal woningen van 23. Dit aantal betreft 16 woningen in de Welfingstrjitte (vervangende nieuwbouw na sloop) en 7 op de uitleglocatie De Heide. De 16 nieuwe woningen in de Welfingstrjitte zijn gerealiseerd. Op de uitleglocatie De Heide kunnen nog 2 woningen worden gerealiseerd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.15 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt voor alle gebouwen en overkappingen dat deze in het bouwvlak gebouwd moeten worden. Het bouwvlak is in de meeste gevallen ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. Naast de verplichting dat deze bebouwing in het bouwvlak moet, is hiervoor ook een maximale bouwhoogte vastgelegd. Dit is op de verbeelding aangeduid, omdat dit per gebouw met deze bestemming kan variëren. Door maximale maten te hanteren is bijvoorbeeld een plat dak mogelijk.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (niet grondgebonden wonen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij een wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van een wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten.

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming biedt ontwikkelingsmogelijkheden, zodat een kwalitatieve verbetering van speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Wijnjewoude is op de locatie op de hoek van de Merkebuorren en de Te Nijenhuiswei in Wijnjewoude sprake van een wooncentrum. Het wooncentrum bevat woningen met ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij een wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

De maatvoering en architectuur van de bebouwing van een wooncentrum is ingegeven door de periode waarin deze is gebouwd en de functie van het gebouw. Het gebouw heeft een grotere oppervlakte en hoogte dan een grondgebonden woning en wijkt daar ruimtelijk dus vanaf. Bij het wooncentrum is geen sprake van bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in het hoofdgebouw. Rond het wooncentrum zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, de bebouwing staat in een open groene omgeving (erf). Op het erf zijn naast de groenvoorzieningen ook parkeervoorzieningen aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben echter geen invloed op deze bestemming. Zorgwoningen vallen niet onder het 'normale' woningbouwcontingent.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad – in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: “Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.

De Woonvisie zal – gecombineerd met het dorpenbeleid – worden door vertaald naar keuzes per dorp en met de provincie zullen in relatie tot de in januari 2017 gepubliceerde nieuwe prognoses nieuwe woningbouwafspraken worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Op basis van de doorvertaling naar keuzes per dorp en de nieuwe woningbouwafspraken met de provincie zal er een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma worden opgesteld.

Het huidige gemeentelijke woningbouwprogramma betreft de periode 2008-2020.

In dit woningbouwprogramma wordt voor Wijnjewoude voor de periode 2013-2020 uitgegaan van een netto toename van het aantal woningen van 23. Dit aantal betreft 16 woningen in de Welfingstrjitte (vervangende nieuwbouw na sloop) en 7 op de uitleglocatie De Heide. De 16 nieuwe woningen in de Welfingstrjitte zijn gerealiseerd. Op de uitleglocatie De Heide kunnen nog 2 woningen worden gerealiseerd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.16 Leiding - Gas

De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige hoofdgastransportleiding bij Klein Groningen.

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een of meerdere gasleidingen. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van deze leidingen.

Bouw- en gebruiksmogelijkhedenmogelijkheden

De gasleiding moet beschermd worden tegen bebouwing en diepwortelende beplanting. In dit bestemmingsplan is daarom een beschermende regeling voor de gasleidingen opgenomen. Dit betekent dat rond de leidingen een strook is opgenomen in een dubbelbestemming, waarin bouwwerken en diepwortelende beplanting uitgesloten is. De breedte van deze strook is afhankelijk van de maximale gasdruk van de leidingen. In dit geval is de breedte van deze strook daarom vastgelegd op 5 meter aan weerszijden van de leiding.

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het in de grond brengen van voorwerpen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de gasleidingen voldoende beschermd blijven na de ingreep. Het is dan ook altijd noodzakelijk om advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking. Een belangrijke voorwaarde is dat altijd advies ingewonnen wordt bij de leidingbeheerder.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De gasleidingen moeten beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 5,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing, diepwortelende beplanting, etc;
  • Werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen en advies ingewonnen is bij de betreffende leidingbeheerder.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied loopt een gasleiding. Een nadere toelichting hierop is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Externe veiligheid'.

2.17 Leiding - Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding bij Wijnjewoude.

2.17.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter), of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Door de verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking, kan van de bouwregels afgeweken. Deze regeling maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan. Belangrijk is dat hierbij voldaan wordt aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.17.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 5,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leidingen zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.17.3 Huidige situatie en beleid

In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Een nadere toelichting op deze leiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect '3.2'.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Hierbij is het bedrijventerrein aan de Tolleane van belang. Hier wordt de mogelijkheid geboden voor bedrijven tot milieucategorie 3.2. Aangezien hier uitsluitend bedrijven zijn toegestaan zonder bedrijfwoningen en in de directe nabijheid geen milieugevoelige functies aanwezig zijn, levert dit geen problemen op. Voor de bedrijfswoningen is een hogere waarde verkregen. Voor de bedrijven op het bedrijventerrein is het uitgangspunt dat het bestemmingsplan een zodanige regeling biedt dat deze bedrijven hiermee planologisch uit de voeten kunnen. Waar mogelijk zal enige uitbreidingsruimte kunnen worden geboden.

Verder zijn in en om de dorpen Wijnjewoude en met name ook in Klein Groningen een aantal individuele bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. De bedrijven in het plangebied vallen voor het merendeel in de categorieën 1 en 2 van de bedrijvenlijst van de VNG. Dit zijn categorieën met een grootste afstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Deze bedrijven zijn verspreid over het plangebied aanwezig, met een concentratie aan de westkant van Klein Groningen. Omdat deze bedrijven tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn.

Ook bevinden zich onder de aanwezige bedrijvigheid in de dorpskom een aantal bedrijven uit een hogere categorie, bijvoorbeeld 3.1 en 3.2. De richtlijnafstand tot woonfuncties bedraagt in principe 50 tot 100 meter. Deze afstand wordt in principe nooit gehaald. Doordat echter specifieke knelpunten via de milieuwetgeving (Activiteitenbesluit) geregeld zijn, vloeien uit de aanwezigheid van deze bestaande bedrijven in de dorpskom geen problemen voort. Voor Klein Groningen kan bovendien worden gesteld dat er sprake is van het gebiedstype 'gemengd', gelet op de diversiteit aan functies in het dorp. In dat geval kan de normafstand met één stap worden teruggebracht en mogen de omliggende milieugevoelige functies dus meer hinder ontvangen dan in gebieden die als een 'rustige woonwijk' worden getypeerd.

De verkoop van lpg bij de in het plangebied aanwezige benzinepompstations is gestaakt met de verlegging van de N381 (zie ook paragraaf 3.6).

De RWZI nabij Klein Groningen die een geurcirkel heeft, zal binnen de planperiode worden opgeheven.

In en rond het plangebied, bijvoorbeeld aan De Buorren, zijn enkele (agrarische) bedrijven aanwezig die invloed kunnen hebben op andere functies in het plangebied. Het gaat daarbij vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is wegverkeerslawaai in dit plangebied een toetsingskader. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Negatieve effecten door wegverkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. In het grootste deel van het plangebied zijn de wegen niet (wettelijk) zoneringsplichtig, dit zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Daarnaast zijn in en rond het plangebied ook enkele wettelijk zoneringsplichtige wegen aanwezig. Dit zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is. toegestaan. Het gaat daarbij uitsluitend om de Opper Haudmare. Deze weg heeft een wettelijke geluidszone van 250 meter. Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond deze wegen mag niet toenemen. De bebouwingsregeling is echter zodanig dat langs deze weg geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegelaten en bestaande geluidsgevoelige functies niet dichter naar de weg kunnen worden gebouwd.

Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de toevoeging van gevoelige objecten als woningen. In concreto is dat hier het geval bij de percelen aan de Mounleane 2 en 4 te Wijnjewoude die in het voorliggende plan voorziet in een passende planologische regeling vorm ter plaatse woningbouw mogelijk te maken.

Mounleane 2

Op basis van beschikbare informatie wordt dit perceel als niet verdacht beschouwd ten aanzien van bodemverontreiniging. Op grond hiervan kan gesteld worden dat het perceel geschikt is voor de functie wonen.

Mounleane 4

Uit diverse bodemonderzoeken is gebleken dat ten gevolge van voormalige bedrijfsactiviteiten (groothandel in agrarische producten en diensten) de bodem verontreinigd is geraakt met in hoofdzaak minerale olie, vluchtige aromaten en PAK-verbindingen. In de periode 2004 tot en met 2008 is een actieve bodemsanering uitgevoerd, waarbij de meeste verontreinigingen zijn verwijderd en afgevoerd. Onder de opslagloods op het voorterrein is een substantiële restverontreiniging in de bodem achtergebleven, welke is geïsoleerd (folie en betonvloer) en daarom geen onaanvaardbare risico's oplevert. De actuele bodemkwaliteit op het perceel vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde woonfunctie van dit perceel. Wel dienen de genoemde isolerende voorzieningen in stand gehouden te worden (gebruiksbeperking) en kan uit preventief oogpunt overwogen worden de betonvloer dampdicht af te werken. Ter plaatse is daarom een specifieke regeling opgenomen.

Bij handelingen in de (rest)verontreiniging waardoor deze verontreiniging wordt verminderd of verplaatst is het saneringsregime uit de Wet bodembescherming van toepassing. Ten aanzien van overig grondverzet zijn de bepalingen uit het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

3.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Voor het plangebied is daarom een watertoets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is, omdat de huidige situatie in het plangebied nagenoeg niet wijzigt. Belangrijk aspecten die blijken uit de watertoets staan in deze paragraaf vermeld. De resultaten zijn opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. Het zijn vooral kleinere watergangen als kavelsloten. Wanneer noodzakelijk wordt de waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie specifiek bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Deze leiding sluit onder meer aan op het westelijk in het plangebied aanwezige kleine rioolgemaal (langs De Buorren). De leiding moet beschermd worden, waardoor hiervoor in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen is. Deze bestemming regelt dat aan weerszijden van de leiding een strook van 5 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl. Uit deze toets die is opgenomen in bijlage 1, is gebleken dat er geen waterschapsbelangen spelen in het plangebied. Dit toetsresultaat is gebaseerd op het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan en dat het plan overwegend conserverend van aard is, waarbij er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wel blijkt dat in het plangebied wel objecten en belangen van Wetterskip Fryslân aanwezig zijn om welke reden de normale procedure van toepassing is. Redenen hiervoor zijn de ligging van een rioolwaterpersleiding, een rioolgemaal en een hoofdwatergang in het plangebied. De bestemmingen die de gronden krijgen waar deze objecten en belangen in liggen mogen de functie van de objecten en belangen niet uitsluiten. Het betreft de volgende objecten:

Hoofdwatergangen, schouwwatergangen en overig oppervlaktewater

De hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. Deze zone dient obstakelvrij te blijven en er mag dan ook niet worden gebouwd in dit gebied.

Naast de hoofdwatergangen zijn er ook schouwwatergangen en overige wateren. Het bestemmingsplan moet al het bestaande oppervlaktewater in het plangebied planologisch mogelijk maken.


Rioolwaterpersleidingen en rioolgemalen

In het plangebied ligt een rioolgemaal. Rond rioolgemalen ligt een geurcontour van 30 meter om overlast te voorkomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de geurcontour rond de rioolgemalen.

 Er liggen rioolwaterpersleidingen naar de rioolgemalen. Wetterskip Fryslân heeft beperkt recht van opstal ter plaatse van de rioolwaterpersleidingen. Dit houdt o.a. in dat in een strook van 6 meter (3 meter aan weerszijden van de persleiding, gerekend vanuit het hart van de leiding) beperkingen gelden voor het grondgebruik. Er mogen o.a. geen vaste verharding en diep wortelende beplanting worden aangelegd boven de genoemde strook. Bebouwing is hier ook niet toegestaan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient u hier rekening mee te houden. Het is daarom aan te bevelen de watertoets bij nieuwe ontwikkelingen in een zo vroeg mogelijk stadium te doorlopen.

 

Aanbevelingen watertoets

Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning van het bestuur, neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied onverharde grond bebouwd of verhard wordt. Het waterschap verzoekt daarom om het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Deze voorwaardelijke verplichting moet er in voorzien dat bij ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 200 m² in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied, de initiatiefnemer contact opneemt met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Dit om afspraken te maken over de waterhuishouding, bijvoorbeeld over compensatie van verhard oppervlak, maar ook over objecten van Wetterskip Fryslân zoals hoofdwatergangen en rioolwaterpersleidingen die in of langs het plangebied liggen.

Het gemeentebestuur heeft deze aanbeveling niet overgenomen, omdat de Keur van toepassing is bij dergelijke ingegrepen, zoals het waterschap zelf ook aangeeft. De Keur is een zelfstandig instrument dat naast het bestemmingsplan geldt. Het waterschap dient zelf de bepalingen uit de Keur te handhaven, dat is niet aan het gemeentebestuur.

Leidraad Watertoets

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het verordeningsgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische HoofdStructuur) valt. Ook zijn er in het bestemmingsplangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden.

Het opnemen van een beschermende regeling voor deze gebieden is in dit bestemmingsplan derhalve niet aan de orde.

Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet altijd de soortenbescherming overwogen worden. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Een onderzoeksverplichting voor beschermde soorten is echter niet nodig in dit bestemmingsplan, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.

3.4 Archeologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Voor het dorp is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het hele plangebied een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.17BPKom-0301_0002.png"

FAMKE Bronstijd - Steentijd

In een deel van Wijnjewoude is bij ontwikkelingen groter dan 2.500 m² een karterend onderzoek 2 noodzakelijk.

Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is voor het hele gebied een karterend onderzoek noodzakelijk bij ontwikkelen van meer dan 5.000 m².

Voornoemde ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan niet toegestaan, waardoor het niet noodzakelijk is om een beschermende regeling op te nemen.

3.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 moet ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

Historische kenschets

Wijnjewoude is één van de grotere dorpen van de gemeente Opsterland. Het dorp is ontstaan als een wegdorp en dat is tegenwoordig nog steeds te herkennen. De Merkebuorren is de doorgaande weg waarlangs de lintbebouwing ontstond. Zowel deze weg als het bebouwingslint is noordoost-zuidwest gericht. De komvorming heeft zich van oorsprong ontwikkeld in de kern Duurswoude. De bebouwingsstructuur is hier meer verdicht en er zijn hier verschillende functies aanwezig. Na de verdichting van het oude bebouwingslint zijn ten zuidoosten van de Merkebuorren dorpsuitbreidingen gerealiseerd. Door deze groei in zuidoostelijke richting is een duidelijke dorpskom ontstaan. Aan de westzijde (de overzijde vanuit het dorp bezien) van de Opperhaudmare bevindt zich tevens lintbebouwing langs de Weinterp. Ter hoogte van het kruispunt bevindt zich een tankstation.

Klein Groningen is van oorsprong een bebouwingscluster met enkele woningen langs de Opperhaudmare. Later is dit lint in zuidelijke richting uitgebreid met vooral bedrijfsbebouwing, maar ook enkele woningen. Op deze wijze breidde het bebouwingscluster zich steeds verder uit tussen de Opperhaudmare en de Opsterlandse Compagnonsvaart.

In 1903 is de zuivelfabriek de 'Vooruitgang' gebouwd en na 1920 steeds verder uitgebreid met fabriekswoningen.

Monumenten en karakteristieke panden

In de kom van Wijnjewoude zijn geen monumenten aanwezig, wel bevinden zich hier enkele karakteristieke panden en/of elementen. Deze bevinden zich allemaal langs de Merkebuorren. Het gaat om woon- en/of bedrijfspanden, maar ook bijvoorbeeld de kerk aan de Merkebuorren 34 en de bijbehorende woning.

Een eind buiten de bebouwde kom van Wijnjewoude zijn enkele monumenten, onder andere twee kerken, te vinden.

In Klein Groningen zijn geen karakteristieke panden of monumenten aanwezig.

3.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Voor het plangebied is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de conclusies van dit onderzoek. Voor de verdere inhoud en de toelichting op de begrippen wordt verwezen naar het betreffende onderzoek.

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De in het plangebied aanwezige tankstations verkopen geen lpg meer. Dit heeft dan ook geen invloed op de regeling van dit bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen

Naast risico's vanwege risicovolle inrichtingen, moet ook rekening worden gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Ten zuidwesten van de kom Klein Groningen ligt de provinciale weg N381, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, waarvan het transport van licht ontvlambare tot vloeistof verdichte gassen (LPG/Propaan) maatgevend is. Binnen 200 meter vanaf de onderzoekslocatie zijn geen transportroutes aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De provinciale weg N381 ligt op meer dan 600 meter van één van de planlocaties en is voor dit bestemmingsplan dus niet relevant.

In het onderzoek is dan ook geconcludeerd dat verdere toetsing aan het Bevt hoeft niet hoeft plaats te vinden.

Gasleidingen

Langs en binnen het plangebied liggen hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Het betreffen twee gasleidingen bij Klein Groningen. Voor deze leidingen is een kwantitatieve risico analyse uitgevoerd conform de vastgestelde rekenmethode, waarbij met behulp van het softwareprogramma Carola een QRA is opgesteld. In de QRA is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend.

Plaatsgebonden risico

Van de buisleidingen is het plaatsgebonden risico 10-6 (PR) per jaar berekend. Uit de risicoanalyse is gebleken dat beide buisleidingen een plaatsgebonden risico 10-6 hebben dat kleiner is dan 4 meter. Het plaatsgebonden risico levert dus geen belemmeringen op en voldoet het plan hiermee aan de grens- en richtwaarde 10-6 per jaar.


Groepsrisico

Naast het plaatsgebonden risico is voor beide leidingen het groepsrisico (GR) berekend. Bij beide leidingen bedraagt het groepsrisico ruimschoots minder dan 10% van de oriëntatiewaarde en is dus vrij laag. Er vindt geen toename of verandering van het groepsrisico plaats vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan.

Dit betekent dat bij ontwikkelingen in dit gebied het groepsrisico naar verwachting geen beperkingen oplevert en niet verder verantwoord hoeft te worden.

Aardgasontvangststation

Aan Klein Groningen 10 in Wijnjewoude is een aardgasontvangststation gevestigd. Het onderhavige gasontvangststation valt onder het Activiteitenbesluit, waarvoor een veiligheidsafstand van 15 meter geldt. Binnen deze afstand mag in het bestemmingsplan geen mogelijkheid worden gegeven voor de realisatie van kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een afstand van 4 meter als veiligheidsafstand.

In het bestemmingsplan is hiermee rekening te houden door zones externe veiligheid op te nemen. De aanduiding 'Veiligheidszone - bedrijven 1' geldt voor de 15 meter veiligheidsafstand en de aanduiding 'Veiligheidszone - bedrijven 2' geldt voor de 4 meter veiligheidsafstand. Concreet betekent dit dat ter plaatse van de bebouwing die binnen de veiligheidszone ligt, geen (beperkt) kwetsbare objecten (zoals woonruimte) mogen worden gevestigd.

Verder is naar aanleiding van het overleg met de brandweer advies gevraagd aan het Bureau Externe Veiligheid Fryslân. Ook zij hebben vastgesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. De reactie van de brandweer is verwerkt in het advies externe veiligheid.

3.7 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. Grootschalige ontwikkelingen worden immers in dit bestemmingsplan niet voorzien en de mogelijke ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard. Hierdoor vallen de mogelijke ontwikkelingen onder de gevallen "niet in betekenende mate". Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Kabels en leidingen

Behalve de in 3.2 genoemde rioolpersleiding en gasleidingen zijn in het plangebied verder geen grotere kabels en leidingen aanwezig. Bij de kabels en leidingen die wel in het plangebied aanwezig zijn, gaat het vooral om (kleinere) huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. In dat kader heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 22 februari 2018 tot en met 4 april 2018 ter inzage gelegen. Tegelijkertijd is het plan toegezonden aan de diverse overleginstanties.

Het bevoegd gezag heeft vervolgens gereageerd op de ingekomen overleg- en inspraakreacties en daar waar nodig in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De beantwoording van de overleg- en inspraakreacties is opgenomen in het volgende hoofdstuk.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens vanaf 23 mei 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er is één zienswijze ingediend, welke heeft geleid tot een gewijzigde vaststelling betreffende de regeling voor een tweetal gasdrukmeet- en regelstations.

Daarnaast heeft de op 20 mei 2019 verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een sanitaire voorziening met gemeenschappelijke ruimte en de herinrichting van het terrein van de voormalige zuivelfabriek te Klein Groningen geleid tot een gewijzigde situatie. Deze situatie is (ambtshalve) aangepast ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Het plan is gewijzigd vastgesteld op 11 november 2019.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

Tegen het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan is het mogelijk om tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Inspraak en Overleg

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van:

  • 1. de Provincie Fryslân;
  • 2. de N.V. Nederlandse Gasunie.

De reacties zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. De brieven zijn opgenomen in bijlage 3.

Ad 1. Provincie Fryslân

Provincie Fryslân geeft bij brief van 13 maart 2018 dat de provinciale belangen in het plan aanleiding geven tot het maken van de volgende opmerkingen:

Zonnepark

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening 2', toegekend aan de voormalige rioolwaterzuivering, voorziet mede in voorzieningen voor 'duurzame energiewinning'. De regels maken onder andere het plaatsen van zonnepanelen mogelijk, in de vorm van bouwwerken tot 10 meter hoogte. Dat kan op het hele terrein, ook op het bosperceel aan de zuidoostkant, behoudens in de randstrook daarvan die als 'Groen' is bestemd. Tegen de ontwerpomgevingsvergunning waarmee de gemeente eerder aan een dergelijke ontwikkeling wilde meewerken is door de provincie gemotiveerd bezwaar aangetekend. Omdat in het bestemmingsplan (opnieuw) niet is ingegaan op de bezwaren van de provincie, wordt verzocht het bosperceel alsnog te beschermen en de mogelijkheid voor het bouwen van overige bouwwerken, waaronder bouwwerken ten behoeve van duurzame energie, te schrappen.

Reactie:

Geconstateerd wordt dat het bosperceel naast de voormalige rioolwaterzuivering onderdeel uitmaakt van Natuur buiten de EHS, zoals aangegeven op de kaart Natuur bij de Verordening Romte.

Echter, op grond van het geldende bestemmingsplan mag het perceel kadastraal bekend als gemeente Lippenhuizen, sectie G, nummer 924 gebruikt worden voor de RWZI. Nu deze functie beëindigd is het in het kader van het stimuleren van duurzame energieprojecten de intentie van de gemeente om ter plaatse duurzame energiewinning en –opslag mogelijk te maken. Inmiddels zijn de gronden ten behoeve van die ontwikkeling ook verkocht aan Wijnjewoude Energie Neutraal (WEN).

Wij zijn van mening dat het hergebruik van de voormalige gronden en mogelijk de bijbehorende gebouwen en bouwwerken van de rioolzuivering ten behoeve van de winning en opslag van duurzame energie in combinatie met een goede landschappelijke inpassing een uitstekende ruimtelijk-planologische oplossing is voor het gebied. Feitelijk kunnen de initiatieven van WEN om als collectief op een wat grootschaliger wijze duurzame energie te winnen en eventueel op te slaan geconcentreerd c.q. gebundeld worden op het betreffende perceel met de aangegeven specifieke bestemming. Hierdoor is de ruimtelijke impact van de activiteiten van WEN beperkt te noemen. Hierbij zijn we ons wel bewust van de aanwezige houtopstanden op het perceel die op het oog onderdeel lijken uit te maken van het aangelegen bosperceel kadastraal bekend als gemeente Lippenhuizen, sectie G, nummer 1101, dat in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer is. In dat kader is het bestemmingsplan aangepast in die zin dat er ter plaatse van de aanwezige houtopstanden (bosperceel aan de zuidoostkant) een voorwaardelijke verplichting is opgenomen voor de bouw van bouwwerken. Zo mogen er alleen bouwwerken op het betreffende perceelgedeelte worden gebouwd, indien er aan de verplichte boscompensatie op grond van de Wet natuurbescherming wordt voldaan. In het kader van deze compensatieverplichting zal het oppervlakteverlies aan houtopstanden ruimschoots (vermoedelijk te vermeerderen met de factor 1,5)  gecompenseerd moeten worden.

Archeologie

Het plan is in hoofdzaak conserverend, maar bevat via planwijziging toch bouwmogelijkheden. Anders dan de toelichting in paragraaf 3.4 vermeldt, kan archeologisch onderzoek nodig zijn. Bij uitbreiding van het bedrijventerrein is een archeologische quickscan nodig. Bij andere functieverschuivingen in Wijnjewoude kan, als die groter zijn dan 2.500 m², karterend onderzoek 2 nodig zijn. Geadviseerd wordt dan ook om het criterium 'archeologisch onderzoek' alsnog toe te voegen in de aanhef van artikel 26 (algemene wijzigingsregels).

Reactie:

Zoals ook uit paragraaf 3.4 blijkt, geldt inderdaad voor het hele plangebied bij nieuwe ontwikkelingen een onderzoeksplicht . Voor het plangebied is bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m² bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. Het hele plangebied kent een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor archeologische vondsten. Bij de rest van het plangebied is een karterend onderzoek 2 (steentijd) nodig. Het gaat hier om ontwikkelingen met een oppervlakte van ten minste 2.500 m².

Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid waar ontwikkelingen zouden kunnen plaatsvinden die een grotere oppervlakte beslaan dan 2.500 m², kunnen wij ons vinden in het voorstel van de provincie en hebben wij de voorwaarde van archeologisch onderzoek toegevoegd.

Planregels

Tot slot wordt erop gewezen dat de (digitale) redactie van artikel 26 sub niet klopt.

Reactie:

De redactie van het betreffende artikellid is aangepast.

Ad 2. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie merkt bij brief van 26 maart 2018 op dat na een controle op de verbeelding blijkt dat de belemmeringenstrook van de leiding naar het gasontvangstation 'Klein Groningen' ontbreekt. Verzocht wordt deze belemmeringenstrook alsnog op te nemen.

Reactie:

De belemmeringenstrook is aan de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

5.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Wijnjewoude / Klein Groningen” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Uit het "Eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan Wijnjewoude / Klein Groningen" dat is opgenomen in bijlage 4, blijkt dat er geen inspraakreacties zijn ingediend.