direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Ureterp Kom (2013)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.16BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Ureterp in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan 'Ureterp Kom (2013)' wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2013 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2005-2012 en programma 2013”. Voor een aantal dorpen is deze actualisatie inmiddels gereed. Ureterp is aan de beurt in dit actualisatieprogramma.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Ureterp vormt het plangebied. Voor de begrenzing daarvan is de huidige dorpskom van Ureterp dus als uitgangspunt genomen. De begrenzing is daarnaast afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplan landelijk gebied. Ook recente en op handen zijnde ruimtelijke ontwikkelingen aan de randen van het dorp zijn zoveel mogelijk in dit bestemmingsplan opgenomen. De begrenzing van het plangebied is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.16BPKom-0301_0001.jpg"

De begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan de volgende bestemmingsplannen en (latere) herzieningen en uitwerkings- en wijzigingsplannen:

  • Bestemmingsplan Ureterp - Noord, vastgesteld op 6 juli 1992 en goedgekeurd op 24 september 1992;
  • Bestemmingsplan Ureterp - kom, vastgesteld op 5 oktober 1998 en goedgekeurd op 18 mei 1999 (besluit Raad van State op 30 november 2000);
  • Bestemmingsplan Ureterp - De Gilden, vastgesteld op 3 juli 1995 en goedgekeurd op 10 oktober 1995;
  • Bestemmingsplan Ureterp - Fûgelliet (vervolg), vastgesteld op 7 mei 2007 en goedgekeurd op 12 juli 2007;
  • Partiële herziening Ureterp - kom (Oerterp Fernijt deelgebieden 1 en 2), vastgesteld op 23 juni 2008 en goedgekeurd op 8 september 2008.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent in hoofdlijn dat een toelichting per bestemmingsplan plaatsvindt. De opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming. Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Ook overkoepelend zijn de toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 4) en het overleg en de inspraak (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt de het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Zoals de bestemmingsnaam zegt is de bestemming bedoeld voor agrarische cultuurgronden (hoofdfunctie). Voor een optimaal functioneren van de hoofdfunctie zijn ook andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan sloten, nodig voor de waterhuishouding rond de weilanden, en paden, nodig voor de ontsluiting van de weilanden. Het toestaan van meerdere functies naast de hoofdfunctie geeft bovendien de nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden. Een specifieke regeling is opgenomen voor de ijsbaan in het zuiden van het dorp. Deze is aangeduid, zodat deze op de bestaande locatie mogelijk blijkt en niet op andere gronden met deze bestemming gerealiseerd kan worden.

Bij de functionele mogelijkheden wordt altijd het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geologische en cultuurhistorische waarden van de gronden nagestreefd.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming in principe niet toegestaan. Een uitzondering daarop zijn gebouwen en overkappingen ten dienste van de aanwezige ijsbaan. Het gaat daarbij expliciet om gebouwen voor kantine en onderhoud en beheer. Deze gebouwen mogen alleen binnen het met 'ijsbaan' aangeduide gebied. De afmetingen van deze bebouwing zijn in de regels specifiek geregeld, omdat hierbij bijvoorbeeld hogere lichtmasten mogen komen dan in andere gevallen in de bestemming.

In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer bruggen, deze kunnen nodig zijn voor de bereikbaarheid van de agrarische cultuurgronden.

Flexibiliteitsbepaling

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een deel van de agrarische grond te wijzigen naar een gebied voor nieuw woongebied. Een verdere uitbreiding van Fûgelliet wordt daarmee mogelijk. Omdat deze wijziging niet op alle agrarische cultuurgrond is toegestaan, is het bedoelde gebied specifiek aangeduid met 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Daarmee kan de bestemming gewijzigd worden in 'Verkeer' en/of 'Wonen'.

Voor de genoemde ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, omdat niet zeker is of deze ontwikkelingen binnen de planperiode gerealiseerd worden. Aan de wijzigingsbevoegdheden zijn toetsingscriteria verbonden, waaraan de wijziging moet voldoen.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij gaat het onder meer om het verwijderen van houtwallen. Door aan dit soort werken en werkzaamheden een vergunning te koppelen, worden ze niet uitgesloten. Dit biedt enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de gronden. De omgevingsvergunning moet voldoen aan de opgenomen voorwaarden en toetsingscriteria, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • Daar waar herinrichting mogelijk moet zijn, bij de 'groene dragers', liggen de agrarische gronden niet in deze bestemming, maar in de bestemming 'Groen';
  • Bij het agrarisch gebied horende functies zijn mogelijk binnen de bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om water en ontsluitingswegen;
  • De huidige ruimtelijke structuur van de agrarische gronden behouden;
  • Het gebruik van de ijsbaan wordt specifiek geregeld;
  • Bebouwing is op de agrarische gronden niet toegestaan. Een uitzondering hierop is ondergeschikte bebouwing die nodig is voor het gebruik en de bebouwing voor de ijsbaan.

Uitgangspunten beleid

  • Voor de ontwikkeling van een nieuwbouw gebied (woningbouw) aan de noordzijde wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, omdat nog niet zeker is of en wanneer dit gebied ontwikkeld wordt;
  • Het behoud van de ruimtelijke structuur van de weilanden die aangewezen zijn als groene dragers is van belang;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming, moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen na wijziging van de bestemming, moeten voldoen aan het welstandsbeleid.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is aan alle zijden omgeven door agrarische gronden, vooral in gebruik als weiland (veeteelt). In delen zuidelijk, oostelijk en noordelijk in Ureterp liggen deze agrarisch gebruikte gronden binnen het plangebied. Deze gronden bestaan hoofdzakelijk uit grasland, dat gebruikt wordt als weidegrond en hooiland. Het gebruik is extensief.

Een weiland in het zuiden van Ureterp wordt in de winter gebruikt als ijsbaan. Hiervoor zijn in dat weiland verlichtingsmasten opgericht. Bovendien staat aan de noordzijde van het weiland een verenigingsgebouw voor de ijsbaan. Dit gebouw heeft een oppervlakte van circa 200 m2. Het gebouw is laag en heeft een flauwe kap. De bouwhoogte is maximaal 4,00 meter (inclusief de kap).

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Met betrekking tot de landbouw stelt de verordening vooral regels aan bebouwing en functies. Dit heeft geen invloed op deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De meeste agrarische gronden in het plangebied zijn in de structuurvisie aangewezen als 'Cultuurgrond 1' en 'Cultuurgrond 2'. Voor deze gronden geldt streven naar behoud van de huidige functie.

Enkele agrarische gronden zijn aangewezen met 'Groen 1'. Dit zijn gebieden die in het Structuurplan aangewezen waren als 'groene drager'. Het doel was en is deze te behouden, te herstellen en zo mogelijk te versterken via herinrichting en nieuwe aanleg. Dit is gericht op het multifunctioneel gebruik ervan.

Tot slot is de ijsbaan in de visie aangewezen als 'Sport- en recreatievoorziening'. Het behoud van deze sportvoorziening is daarbij het uitgangspunt.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Op de agrarische gronden in het plangebied zijn meerdere welstandsgebieden van toepassing, waaronder; 'Sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen', 'Buitengebied (open landschap) en 'Buitengebied (besloten landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in de kern van Ureterp en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is individuele bedrijven in de kern mogelijk te maken. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen. Hebben incidentele bedrijven een hogere milieucategorie, dan is dit specifiek aangeduid. Hierdoor zijn deze bedrijven alleen op de locatie toegestaan waarop zij zich nu bevinden. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen. Een voorwaarde is dat de mogelijk gemaakte bedrijvigheid in de bijgevoegde bedrijvenlijst opgenomen moet zijn.

Gevaarzettende bedrijven, bijvoorbeeld een tankstation waarbij LPG wordt verkocht, zijn specifiek aangeduid. Alleen op die locaties zijn ze toegestaan, zodat elders in een bedrijfsbestemming de risico's binnen de perken blijft.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming (zie artikel 20).

Enkele functies zijn bij recht specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn risicovolle inrichtingen en detailhandel. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Daarnaast is in de bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die volumineuze detailhandel mogelijk maakt. Omdat deze wijziging niet bij alle bedrijven is toegestaan, is het bedoelde gebied specifiek aangeduid met 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding mogelijk gemaakt. De locatie voor de bedrijfsbebouwing wordt hiermee vastgelegd.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, wanneer hiervoor geen specifieke regeling is getroffen.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht worden geen andere bedrijfstypen in de categorieën 3.1 en hoger en een kavelomvang van meer dan 2.500 m2 toegelaten;
  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Naast de aanwezigheid van het bedrijventerrein De Gilden aan de zuidoostkant van het dorp (zie paragraaf 2.3) is er in het dorp aan de Weibuorren nog een autobedrijf met verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig. Bij dit bedrijf is thans geen bedrijfswoning aanwezig, maar deze wordt op basis van het recht in de vorige bestemming wel mogelijk gemaakt. De maatvoering van de bebouwing is afgestemd op de huidige situatie.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Ureterp is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De laatstgenoemde beleidsstukken geven voor individuele bedrijven geen concrete uitgangspunten. Het algemene beleid uit het Structuurplan 2003 is daarom van toepassing. in het structuurplan is aangegeven dat de economische structuur van belang is, en deze behouden moet blijven. Daarbij wordt vooral ingezet op de vitaliteit van de plaatselijke werkgelegenheid.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'Lintbebouwing', afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.3 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' maakt het gebruik van gronden voor het bedrijventerrein De Gilden en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1, 2 en 3.1. De bedrijven die zijn toegestaan, zijn in de bedrijvenlijst bij de regels opgenomen. De basis hiervoor is de geldende regeling en de bestaande situatie.

Bestaande bedrijven met een grotere categorie kunnen blijven bestaan, maar alleen op de locatie waarop zij zich nu bevinden. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen kunnen uitsluitend via een afwijkingsprocedure worden opgericht.

Bestaande afwijkende functies kunnen blijven bestaan, deze hebben een specifieke aanduiding. Een voorbeeld van een afwijkende functie is een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg). Hiervoor is in deze bestemming een specifieke aanduiding en regeling opgenomen. Een zelfstandig kantoor is binnen de bestemming niet toegestaan. Ook detailhandel is in principe op het bedrijventerrein niet wenselijk. De uitwisseling en nieuwvestiging van detailhandelsbedrijven wordt bemoeilijkt.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: gebouwen en overkappingen, bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor alle gebouwen en overkappingen geldt dat deze per bouwperceel voor één bedrijf zijn toegestaan. Daarbij is een maximaal bebouwingspercentage gegeven, zodat voldoende ruimte overblijft voor bijvoorbeeld parkeren op eigen terrein. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouwmogelijkheden voor de bedrijfsgebouwen zijn voornamelijk in de regels bij de bestemming opgenomen. Dit zijn regels over de maximaal te bebouwen oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de onderlinge afstand tussen gebouwen. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk. Door het hanteren van een maximum te bebouwen oppervlak, blijft op het perceel voldoende parkeerruimte en ruimte voor opslag van goederen.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. De bestaande bedrijfswoningen zijn geregeld via een aanduiding, nieuwe bedrijfswoningen worden uitsluitend via een afwijkingsprocedure toegestaan. Er mag ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf. Door de bestaande bedrijfswoningen vast te leggen en niet zonder meer nieuwe bedrijfswoningen toe te staan, worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren beperkt (milieusituatie). Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor nieuwbouw kan een afweging worden gemaakt of de bouw van een bedrijfswoning de omliggende bedrijven al dan niet in hun functioneren beperkt. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor de verkleining van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het bestaande bedrijventerrein De Gilden is ondergebracht in deze bestemming, om deze te kunnen behouden.
  • Alleen bestaande bedrijfswoningen zijn geregeld, nieuwe bedrijfswoningen worden alleen met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning mogelijk, deze mag inpandig of uitpandig (aangebouwd of vrijstaand);
  • Behoud van voldoende parkeerruimte op het erf bij de bedrijven. Dit is nodig in verband met de afwezigheid van openbare parkeerplaatsen op het bedrijventerrein De Gilden;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen;

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht worden geen andere bedrijfstypen in de categorieën 3.1 en hoger en met kavelomvang groter dan 2.500 m2 toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om zo hinder voor omliggende woningen te voorkomen;
  • Centraal in het bedrijventerrein De Gilden is maximaal een categorie 3.2 toegestaan. Deze kan hoger dan de standaard, in verband met de grotere afstand ten opzichte van het woongebied.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het oosten van Ureterp is het bedrijventerrein De Gilden aangelegd. Dit is een bedrijventerrein met een verscheidenheid aan bedrijven. Langs de randen staan lichtere bedrijven, in de categorieën 1 en 2. De zwaardere categorieën zijn mogelijk in het centrale deel van het terrein. Bij deze laatste groep gaat het om bijvoorbeeld autobedrijven met een werkplaats (categorie 3.2).

In enkele gevallen is sprake van een (grootschalige) vorm van detailhandel op het bedrijventerrein. Op de Gilden zijn dit een bouwmarkt en een antiek-/meubelhandel.

Bij de meeste bedrijven in het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig. De woningen zijn vrijstaand bij of aan het bedrijfsgebouw gesitueerd.

Het parkeren voor de bedrijven vindt hoofdzakelijk op het eigen erf plaats. Op het bedrijventerrein zijn geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

Door de verschillende typen bedrijven en bouwjaren, is de architectuur en afmeting van de gebouwen gevarieerd. Bij de bedrijfsgebouwen komt dit tot uiting in de maatvoering en kapvorm (kap of plat dak). De maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen varieert in het plangebied tussen de 3,5 en 10,0 meter. De bedrijfswoningen zijn in maatvoering ook zeer divers. Op een enkele uitzondering na is over het algemeen sprake van een bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Ureterp is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

Het bedrijventerrein De Gilden is in de visie aangewezen als 'Bedrijventerrein'. Het behoud van deze functie wordt daarmee beoogt. De uitbreiding die nog in het Structuurplan aangegeven is, in oostelijke en zuidelijke richting, is in de visie losgelaten. Deze is niet haalbaar in verband met de economische situatie en de milieuzonering.

Het autobedrijf aan de Weibuorren, grenzend aan De Gilden, valt onder 'Uitloper Centrum'. Functiemenging is in dit gebied toegestaan. In de uitlopers van het centrum is de functie wonen de hoofdfunctie.

Het autobedrijf aan de westzijde van het dorp valt niet binnen de structuurvisie. Dit bedrijf is in het structuurplan aangewezen voor bedrijvigheid. Het uitgangspunt daarbij is het behoud van de bedrijfsfunctie.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor De Gilden geldt het welstandsgebied 'bedrijventerreinen'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.4 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' maakt de het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies wonen, winkels en sociaal-culturele doeleinden. Horecabedrijven (cat. A t/m C) zijn in principe alleen toegestaan op de bestaande plek. Hierom, en vanwege de verkeersaantrekkende werking, zijn de horecabedrijven specifiek aangeduid. Hetzelfde geldt voor de supermarkten die alleen zijn toegestaan binnen het aangeduide vlak. Dit in verband met de grote verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt dat, voor de realisatie van alle bouwwerken, voldaan moet zijn aan de parkeernormen. Daarnaast moeten alle gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouw van een hoofdgebouw is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming.

De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende hoofdgebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verhoging van de maximale dakhelling. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de functiemenging van wonen met andere functies als detailhandel mogelijk;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing is gefaciliteerd;
  • Het hoofdgebouw is overwegend vrijstaand, hiervoor is een regeling opgenomen;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij de bestaande situatie hier al van afwijkt;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen is wenselijk;
  • Herstructurering van de bebouwing en opwaardering van de openbare ruimte zijn in deze bestemming mogelijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met de verkeersaantrekkende werking, specifiek aangeduid;
  • In de bestemming zijn beroep- en bedrijf-aan-huis toegestaan, tot een maximale milieucategorie 2.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het centrum van Ureterp bestaat uit een grote verscheidenheid aan functies. Er is sprake van wonen, al dan niet in combinatie met detailhandel, horeca en dergelijke. Daar waar sprake is van een combinatie met wonen, is een andere functie in veel gevallen alleen op de begane grond van een pand aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn de verschillende winkels, met op de verdieping(en) daarboven woonruimte. Naast de reguliere detailhandel, zijn er ook twee supermarkten in het centrum aanwezig (Dokter Prakkenleane 19 en de Weibuorren 72 ). Bij de horeca gaat het bijvoorbeeld om een restaurant, café en een cafetaria.

Het centrum wordt gevormd door een lintbebouwing, het dorp is ontstaan vanuit dit lint. In veel gevallen is de bebouwing in het lint nog origineel, op sommige plaatsen heeft in de loop van de tijd nieuwbouw plaatsgevonden. De verschijningsvorm van de bebouwing kent dan ook een grote verscheidenheid. Enkele algemene lijnen zijn echter wel aanwezig. Zo bestaat de oudere bebouwing veelal uit een bouwlaag met een kap. Bij de nieuwe bebouwing is meer volume aanwezig. Deze bebouwing is dan ook hoger (twee of meer bouwlagen) en afwisselend plat afgedekt of uitgevoerd met een kap.

De aan en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen zijn vrijwel allemaal aan de achterzijde van de hoofdgebouwen geplaatst. In sommige gevallen is aan een zijgevel een aan- of uitbouw zichtbaar. In afmeting zijn dit type gebouwen ruimtelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw dat in het lint staat.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Ureterp is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6.

Deze bestemming ligt binnen het bestaande stedelijke gebied van Ureterp. De bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot gemengde functies, waaronder woningen, horeca, kantoren en bedrijven-aan-huis (categorieën 1 en 2). In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

In Ureterp is het centrum aangewezen als 'Kernzone'. Deze zone wordt gekenmerkt door functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen. Belangrijke uitgangspunten voor het gebied zijn het behoud van het winkelbestand en de versterking en kwaliteitsverbetering van de woon- en leefomgeving in het centrum. Herstructurering van de bebouwing en opwaardering van het openbaar gebied wordt voorzien, daar waar dat in de loop van de tijd nodig blijkt. De bereikbaarheid van het centrum is altijd een centraal thema.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden 'Lintbebouwing' en 'Nieuwbouw seriematig' (klein deel). De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5 Groen

De bestemming 'Groen' maakt de het gebruik van gronden voor groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij gaat het om onder meer het aanbrengen van oppervlakteverharding en het verwijderen van houtwallen en -singels. Door aan dit soort werken en werkzaamheden een vergunning te koppelen, worden ze niet uitgesloten. Dit biedt enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de gronden. De omgevingsvergunning moet voldoen aan de opgenomen voorwaarden en toetsingscriteria, anders wordt deze niet verleend.

2.5.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer;
  • Het onder voorwaarden toestaan van werken en werkzaamheden aan de verschillende functies in het groen, om zo de functionaliteit te verbeteren.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. Vooral zuidelijk van het centrum van Ureterp zijn in het plangebied veel grotere groenstructuren. Noordelijk van het centrum zijn de groenstructuren kleinschaliger.

De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn. Enkele keren worden groene veldjes gebruikt als trapveldjes en speelterreintjes.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Met betrekking tot het groen stelt de verordening vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Dit heeft geen invloed op deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De gronden met deze bestemming hebben in de visie de aanduiding 'Groen 1'. Dit zijn gebieden die in het Structuurplan aangewezen waren als 'groene drager. Het doel is deze te behouden, te herstellen en zo mogelijk te versterken via herinrichting en nieuwe aanleg. Dit is gericht op het multifunctioneel gebruik ervan.

De overige groengebieden maken deel uit van het bebouwde gebied. Deze liggen bijvoorbeeld in de gebieden aangeduid met 'bestaand woongebied'. Over deze groene gebieden doet de visie geen uitspraken.

2.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt de het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden, doeleinden van sport en recreatie en religieuze doeleinden. Bijzondere woonvormen al dan niet in combinatie met maatschappelijke voorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen een specifiek aangeduid gebied. Bij recht zijn bedrijfswoningen mogelijk, mits het gaat om maximaal één bedrijfswoning per voorziening.

Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde, functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij de maatschappelijke voorziening. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met de bestemming 'Maatschappelijk'.

2.6.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent meerdere maatschappelijke voorzieningen, scholen horen hierbij. In het plangebied is sprake van enkele clusters en losse maatschappelijke voorzieningen. De clusters zijn te vinden aan de De Telle en de Mounestrjitte. Een voorbeeld van een losse maatschappelijke voorziening is de huisartsenpraktijk aan Valom 19.

De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om de scholen is vooral sprake van hoofdgebouwen van een bouwlaag, met een plat dak. De twee kerken zijn hoger dan de scholen, in het ene geval met en het andere geval zonder kap. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. Ureterp is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot maatschappelijke voorzieningen. Het gaat daarbij om voorzieningen die gericht zijn op de lokale bevolking. De verordening heeft geen invloed op deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De meeste maatschappelijke voorzieningen zijn aangewezen als 'Maatschappelijke functies'. Een verbreding van de maatschappelijke voorzieningen wordt aangegeven als uitgangspunt. Eventuele verbouw en uitbreiding van de bestaande bebouwing wordt daarbij voorzien. Ook hier is mogelijk sprake van herinrichting van het openbare gebied bij de voorzieningen. Daarbij horen onder meer de omliggende straten, parkeerplaatsen en het groen.

In een enkel geval ligt een maatschappelijke voorziening in het gebied dat anders aangeduid is. In de andere gebieden kunnen de maatschappelijke voorzieningen behouden blijven. Een verbreding van functies is bij die voorzieningen niet beoogd.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.7 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de Weibuorren, de Skoalleane, De Telle, Bûtewei, Mounleane en Skieppeleane als (gebieds)ontsluitingswegen van Ureterp;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van Weibuorren, de Skoalleane, De Telle, Bûtewei, Mounleane en Skieppeleane als (gebieds)ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom van Ureterp;
  • De herinrichting van de genoemde wegen mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied liggen enkele ontsluitingswegen voor het dorp, namelijk de Weibuorren, de Skoalleane, De Telle, Bûtewei, Mounleane en Skieppeleane. Via deze wegen kunnen de bewoners en bezoekers in de dorpskern komen. Dit zijn ook wegen die (in)direct naar de N381 en de A7 leiden.

Op een deel van deze wegen is, vanwege de ontsluitingsfunctie, buiten de bebouwde kom een snelheid van 60 km/uur toegestaan. In sommige gevallen is er daarom ook sprake van vrijliggende voet- en fietspaden naast de weg, bijvoorbeeld langs de Weibuorren (westzijde). Op enkele plaatsen zijn langs de genoemde wegen parkeerstroken en/of -plaatsen aanwezig.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom niet bestemd als “Verkeer”.

Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. In het plangebied lopen geen wegen met een provinciaal belang. Daarnaast zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De ontsluitingswegen en een deel van de Griene Leane, zijn aangeduid met 'Weg'. Voor delen van het wegennet zijn herinrichtingsvoornemens geformuleerd. Hierbij zijn ondermeer de Skoalleane en Weibuorren genoemd.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 . In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Zoals ook in de structuurvisie, staat herinrichting van enkele belangrijke ontsluitingswegen voorop. De Weibuorren wordt hierbij genoemd in verband met de hoofdontsluitingsfunctie die deze weg voor het dorp heeft. De Skoalleane in verband met de nieuwe woonbuurt De Hege Kamp. In het GVVP is bovendien aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010.

2.8 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt de het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • Herinrichting van de bestaande gebieden mogelijk maken;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten / erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele kleinere groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten / erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden.

Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. In het plangebied lopen geen wegen met een provinciaal belang. Daarnaast zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd. Deze wegen zijn in de visie binnen verschillende gebieden aangeduid. Er is daarom geen eenduidig concreet beleid voor opgenomen.

Een nadere uitwerking van het beleid heeft voor dit type wegen in het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 plaatsgevonden. In het GVVP wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen. Voor Ureterp geldt dat het grootste deel van de wegen is ingericht als 30 km/uur-zone, waardoor de inrichting van de wegen niet altijd overeenkomt met de functie van de weg. De wens bestaat om enkele wegen opnieuw in te richten. De eerder genoemde Weibuorren en Skoalleane zijn inmiddels opnieuw ingericht.

Daarnaast bestaat ook de wens om op sommige wegen de veiligheid van het langzaam verkeer (verder) te verbeteren. Voor Ureterp wordt daarvoor onder meer de Mounleane genoemd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelen en plannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010.

2.9 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Belangrijke waterlopen uit het structuurplan behouden;
  • Waterpartij ten noorden van De Gilden behouden;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied. Hierbij horen de watergangen zuidelijk in het plangebied.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Enkele waterpartijen hebben een belangrijke functie als hoofdwatergang. Dit zijn de waterlopen zuidelijk in het plangebied. Deze watergangen hebben een verschillende afmetingen, van smallere sloten tot een bredere watergang.

Verder zijn (noordelijk) in het plangebied enkele kleinere watergangen en –partijen aanwezig. Een opvallende waterpartij is de vijver aan de noordzijde van De Gilden. De genoemde waterlopen en -partijen hebben meer een ruimtelijk dan een waterhuishoudkundig belang.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd. Omdat het aspect water niet is opgenomen in de Structuurvisie Ureterp 2008, is het Structuurplanbeleid in eerste instantie bepalend voor het water in Ureterp.

Het beleid richt zich voor het plangebied op het behoud van aangewezen belangrijke waterlopen in het plangebied. Deze zijn van waterhuishoudkundig en ruimtelijk belang. In het structuurplan zijn zowel een waterloop zuidelijk, als een waterloop noordelijk in het plangebied aangewezen als 'belangrijke waterloop'. De vijver noordelijk van De Gilden is aangewezen als 'waterpartij'.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.

Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.

Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

2.10 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor een woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezins woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met detailhandel op de eerste bouwlaag mogelijk, wanneer een gebouw is aangeduid met 'gemengd'. Dit is te vinden in de uitloopgebieden van het centrum, aan de Weibuorren.

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid, anders dan een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied aangeduid.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. In principe zijn is dit type bebouwing in het achtererfgebied bij het hoofdgebouw overal buiten het buiten het bouwvlak toegestaan. Het achtererfgebied is wettelijk bepaald en overgenomen in de regels. Voorgaande bouwmogelijkheden gelden echter niet voor de gronden die zijn aangeduid met 'bijgebouwen uitgesloten'.

Voor deze bouwwerken is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, in m2 en een percentage van het bouwperceel. Hierdoor wordt volbouwen van het achtererf voorkomen, maar ontstaat wel een flexibele regeling.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels.

Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de een lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter.

Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;
  • Nieuwe situatie in het herstructureringsgebied rond Hjouwerpaed overnemen als bestaande situatie;

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijk maken van uitbreiding van de woonfunctie met 20-25 woningen, ten noorden van Fûgelliet, noordoostelijk in het plangebied;
  • De uitbreiding noordelijk van Fûgelliet is mogelijk vanaf 2015, in verband met de woningbouwprogrammering van 2005-2015;
  • Mogelijk maken dat deze woningen niet alleen vrijstaand, maar ook maximaal in rijen van 4 aaneen gebouwd mogen worden;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door wegverkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp Ureterp bestaat hoofdzakelijk uit woongebieden, de hoofdfunctie van het dorp is dus wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, namelijk de linten (bijvoorbeeld langs de Weibuorren) en de planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp.

De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent een afwisselend bebouwingsbeeld in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950.

Deze bestemming richt zich op de eengezinswoningen in de genoemde woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaald zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in Ureterp, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij kan gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. In de verordening zijn regels omtrent inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in het gemeentelijk structuurplan en woonplan.

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

Het grootste deel van de woongebieden is aangeduid als 'Bestaand woongebied'. Het behoud van het woongebied staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen.

Een specifiek gebied, is het gebied rond Roggepaed, Hjouwerpaed en Boekweitpaed. Dit gebied is aangeduid met 'Herstructureringsgebied (begrensd)'. In de visie is voor dit gebied aangegeven dat voor dit gebied een herstructurering van zowel bebouwing als openbare ruimte is voorzien. De herstructurering hiervan door middel van verbetering en nieuwbouw heeft inmiddels plaatsgevonden.

Voor enkele andere gebieden tussen de Weibuorren en Foareker, Ikewei en omgeving Stûken-Dokter Prakkenleane is aangegeven dat herstructurering gewenst is. Voor deze gebieden is nog geen concrete begrenzing aangegeven. Het gaat in deze gebieden om het opwaarderen en slopen van bestaande eengezinswoningen en het bouwen van nieuwe woningen, al dan niet in combinatie met infrastructurele maatregelen.

Tot slot zijn in het plangebied drie woongebieden aangeduid als 'woongebied in ontwikkeling'. Twee daarvan zijn concreet ingevuld, namelijk de wijk Fûgelliet en de woningen langs de Mounleane.

Ten noorden van Fûgelliet is nog een terrein voor ontwikkeling van woningbouw voorzien en beschikbaar. In dat gebied kunnen 20-25 woningen worden gerealiseerd in de periode na 2015. De afstand van de woningen tot de autosloperij aan de Skieppeleane en de sportvelden is daarbij van belang. Voor wat betreft de afstand tot de gaswinlocatie, zijnde een inrichting op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in paragraaf 3.5 geconstateerd dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot het eventueel realiseren van woningen op deze locatie.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. Zowel de herstructureringsopgave als de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

Gelet op de periode tussen de vaststelling van het Woonplan en het Structuurplan “Opsterland in beeld” (2003) en de actuele situatie op de woningmarkt is in 2005 gestart met een evaluatie van het woningbouwprogramma. Deze evaluatie heeft geresulteerd in de notitie “Woningbouwprogramma 2000-2010, evaluatie en vooruitblik” en de aanvullende notitie “Woningbouwprogramma 2000-2015, nadere prioriteitenstelling en projecten”. In de aanvullende notitie is per dorp een woningbouwprogramma voor de periode 2005-2015 opgenomen. Na besluitvorming hierover in de gemeenteraad (8 januari 2007) heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân over te maken woningbouwafspraken. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016. Deze afspraken zijn neergelegd in een brief van de provincie van 9 april 2009. Op basis van de afspraken is er een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. In verband met de veranderende situatie op de woningmarkt zullen in 2013 nieuwe woningbouwafspraken worden gemaakt met de provincie Fryslân. Het gaat dan om woningbouwafspraken met de regio zuid oost Fryslân (Smallingerland, Heerenveen, Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland). Het beschikbare contingent tot 2016 wordt uitgesmeerd over een langere periode (tot 2020).

Voor Ureterp wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 206. Deze woningen kunnen onder andere gerealiseerd worden op enkele herstructurerings- en invullocaties, de uitbreidingslocatie It Fûgelliet, noordoostelijk in het plangebied en de De Hege Kamp (buiten het plangebied).

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.11 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt de het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. De maatvoering van de gebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (meergezins wonen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij het wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van het wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten;

Uitgangspunten beleid

  • Ontwikkelingsmogelijkheden bieden, zodat een kwalitatieve verbetering van speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Ureterp is aan de Dokter Prakkenleane een wooncentrum aanwezig. Dit centrum bestaat uit twee complexen met woningen en ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij het wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

Het wooncentrum bestaat uit twee hoofdgebouwen. Beide complexen bestaan uit een samengesteld volume van meerdere eenheden. Bij het noordelijke gebouw bestaat de bebouwing uit drie tot vier bouwlagen, met over een klein deel een dakopbouw voor de lift en dergelijke. Het zuidelijke gebouw is kleinschaliger in oppervlak en hoogte; de bebouwing heeft maximaal drie bouwlagen. De gebouwen zijn alzijdig gericht, er is sprake van meerdere voorgevels. Bij het wooncentrum is geen sprake van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in de hoofdgebouwen.

Rond het gebouw zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, het gebouw staat in een open groene omgeving (erf). Bovendien is aan de westzijde van het complex een parkeerterrein aanwezig.

Beleid

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

Het Woonplan Opsterland (2002) geeft meer specifiek beleid op het gebied van wonen en woningbouw.

In het woonbeleid is aandacht voor de specifieke groepen bewoners van de kernen. De senioren en hulpbehoevenden horen bij die groep. Een belangrijk beleidsdoel is om voor de speciale groepen voldoende kwaliteitsaanbod en keuzemogelijkheid te bieden.

In het woonplan zijn voor Ureterp enkele toekomststrategieën opgenomen, zodat het dorp zich kan ontwikkelen tot een modern eigentijds dorp in een economische kernzone (A7-zone). Een speerpunt van beleid is onder meer het versterken van de woonkwaliteit van bestaande woonbuurten als speerpunt opgenomen. Daarbij is een aandachtspunt de vervanging van verouderde seniorenwoningen door eigentijdse woonvormen. In het herstructureringsgebied bij het Boekweitpaed is voor het wooncentrum gehoor gegeven aan deze speerpunten.

De uitgangspunten vanuit het woonplan zijn vertaald in de eerder behandelde structuurvisie.

De woningbouwprogrammering uit het woonplan en de evaluatie van het woonplan zijn voor het wooncentrum niet van belang. Omdat het gaat om zorgwoningen, tellen deze niet mee bij de woningbouwcontingentering. Een wijziging van het aantal zorgwoningen is dus zonder meer mogelijk.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor het wooncentrum zijn de criteria van het gebied 'nieuwbouw seriematig' van toepassing. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende gebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.12 Wonen - Woongebouw

De bestemming 'Wonen - Woongebouw' maakt het wonen in meergezinswoningen, met de daarbij horende voorzieningen, mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming staat woongebouwen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroep, en daarbij horende bijgebouwen toe. Ondergeschikt zijn voor de hoofdfunctie van belang zijnde voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen, mogelijk.

Aan-huis-verbonden beroep is bij recht mogelijk, maar wel gebonden aan specifieke gebruiksregels. Deze sluiten daarnaast het gebruik van gronden en gebouwen voor onder meer detailhandel en horeca uit.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. De maatvoering van de gebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Meergezinswoningen mogelijk maken;
  • Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen als parkeren en groen mogelijk maken;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De appartementengebouwen aan de Weibuorren en het Jûkelburd vrij plaatsen in een groot bouwvlak. De gebouwen aan de Stûken in een beperkter bouwvlak, in verband met de woningen aan de achterzijde van die bebouwing;
  • Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

Uitgangspunten vanuit beleid

  • Flexibiliteit in bouwvlak voor het woongebouw aan de Stûken, om zo herinrichting ten behoeve van herstructurering te vergemakkelijken;
  • Beroep-aan-huis is in beperkte mate mogelijk; (meergezins) wonen is de hoofdfunctie.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door wegverkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de straten Weibuorren, Jûkelburd en Stûken zijn gebouwen te vinden waarin meerdere woningen gerealiseerd zijn; gebouwen die bedoeld zijn voor meergezinswoningen (appartementen). Aan het Jûkelburd is sprake van een vrijstaand appartementengebouw, aan de Stûken gaat het om boven-benedenwoningen. Aan de Weibuorren staan twee identieke appartementengebouwen bij elkaar. Bij de appartementengebouwen zijn bijbehorende voorzieningen aanwezig. Daarbij gaat het om parkeerruimte en groenvoorzieningen.

De oriëntatie van de verschillende gebouwen is divers. Bij de Stûken staat de bebouwing in een strakke rooilijn. De bebouwing heeft een duidelijke voor- en achtergevel. De gebouwen aan het Jûkelburd en de Weibuorren zijn vrijer op het perceel geplaatst. Deze gebouwen zijn alzijdig gericht.

De bebouwing is in alle gevallen maximaal drie bouwlagen hoog. Dit past goed in het dorpse karakter van de omgeving ervan. Meer specifiek is de bebouwing aan het Jûkelburd uitgevoerd in twee lagen met een kap, terwijl de andere gebouwen drie bouwlagen met een plat dak hebben.

Bij de appartementengebouwen zijn kleinere en grotere bijgebouwen aanwezig. In sommige gevallen aangebouwd, meestal echter vrijstaand. De afmeting van deze bijgebouwen varieert. Bij het Jûkelburd gaat het om garageboxen, bij de Weibuorren en de Stûken om kleinere schuren en erfafscheidingen.

 

Beleid

In het Structuurplan Opsterland 2003 is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit structuurplan is in 2008 geactualiseerd in de Structuurvisie Ureterp 2008 en het achtergronddocument het Ontwikkelingsbeeld Ureterp 2008. In de Structuurvisie en het Ontwikkelingsbeeld staan concrete beleidsuitgangspunten genoemd.

De locaties van de appartementengebouwen zijn aangeduid als 'Bestaand woongebied'. Het behoud van het woongebied staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen.

Daarnaast is voor het gebied in de omgeving Stûken-Dokter Prakkenleane aangegeven dat herstructurering gewenst is. Voor het te herstructureren gebied is nog geen concrete begrenzing aangegeven. Het gaat in deze gebieden om het opwaarderen van woningen en het vervangen van bestaande woningen door nieuwe woningen. Dit al dan niet in combinatie met infrastructurele maatregelen.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. Zowel de herstructureringsopgave als de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

Gelet op de periode tussen de vaststelling van het Woonplan en het Structuurplan “Opsterland in beeld” (2003) en de actuele situatie op de woningmarkt is in 2005 gestart met een evaluatie van het woningbouwprogramma. Deze evaluatie heeft geresulteerd in de notitie “Woningbouwprogramma 2000-2010, evaluatie en vooruitblik” en de aanvullende notitie “Woningbouwprogramma 2000-2015, nadere prioriteitenstelling en projecten”. In de aanvullende notitie is per dorp een woningbouwprogramma voor de periode 2005-2015 opgenomen. Na besluitvorming hierover in de gemeenteraad (8 januari 2007) heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân over te maken woningbouwafspraken. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016. Deze afspraken zijn neergelegd in een brief van de provincie van 9 april 2009. Op basis van de afspraken is er een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. In verband met de veranderende situatie op de woningmarkt zullen in 2013 nieuwe woningbouwafspraken worden gemaakt met de provincie Fryslân. Het gaat dan om woningbouwafspraken met de regio zuid oost Fryslân (Smallingerland, Heerenveen, Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland). Het beschikbare contingent tot 2016 wordt uitgesmeerd over een langere periode (tot 2020).

Voor Ureterp wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 206. Deze woningen kunnen onder andere gerealiseerd worden op enkele herstructurerings- en invullocaties, de uitbreidingslocatie It Fûgelliet, noordoostelijk in het plangebied en de De Hege Kamp (buiten het plangebied).

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . De appartementengebouwen in Ureterp vallen allemaal onder het gebied 'nieuwbouw seriematig'. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.13 Waarde - Archeologie

De bestemming "Waarde - Archeologie 2" biedt bescherming aan de dobbe ter plaatse van de ijsbaan ten noorden van de Butewei (zie paragraaf 3.4).

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden van de dobbe.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Bestaande situatie

  • Het behoud van de archeologische waarden van de dobbe is van belang. Bij ingrepen (bebouwing en gebruik) dienen deze waarden worden beschermd of veilig worden gesteld.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Het beleid met betrekking tot archeologie is opgenomen in paragraaf 3.4.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In en om het plangebied zijn bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De bedrijven in het plangebied vallen vooral in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een richtafstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Dit is bijvoorbeeld van toepassing bij de bedrijven in het terrein De Gilden. Omdat deze bedrijven tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn. Uitzondering hierop zijn bedrijven met een zwaardere categorie die al aanwezig zijn, deze worden specifiek aangeduid. Hier zijn bedrijven bij tot een categorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter. De genoemde categorie kan op dit hele terrein worden toegestaan, omdat de afstand tot woningen voldoende is.

Rond het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven aanwezig, daarbij gaat het vooral om (extensieve) veehouderijen. Deze hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. In sommige gevallen liggen woningen binnen deze richtafstand. In die gevallen is gekeken naar de milieuvergunning van de betreffende bedrijven. Deze milieuvergunning geeft (vaak) een kleinere hinderzone voor geur, waardoor hinder voor omwonenden beperkt wordt. Bovendien is sprake van een bestaande (planologische) situatie, waarbij geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen nabij de bedoelde agrarische bedrijven. De afstanden rond de veehouderijen zijn bij ontwikkeling van (nieuwe) geurgevoelige objecten van belang.

In het centrum van Ureterp zijn enkele horecagelegenheden aanwezig. Ook deze hebben een milieuzone van overwegend een categorie 1 of 2. Deze bedrijven zijn goed verenigbaar met woningen. Een aandachtspunt bij dergelijke bedrijven is het 'personenvervoer' en de daarbij horende bereikbaarheid en parkeervraagstukken. De verkeersindice is in veel gevallen 2P, wat betekent dat dergelijke bedrijven een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben. In het centrum van Ureterp is dit een aandachtspunt. Een grote toename van het aantal horecavoorzieningen levert een grotere parkeerdruk op in het centrum.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in twee typen: wegverkeerslawaai en industrielawaai. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Van negatieve effecten door wegverkeerslawaai is in de huidige situatie in het plangebied geen sprake. In het grootste deel van het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. Zoneringsplichtige wegen zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Het grootste deel van de wegen in het plangebied valt onder een 30 km/uur zone, waaraan geen wettelijke geluidzones verbonden zijn.

In het plangebied zijn enkele (delen van) wegen zoneringsplichtig, namelijk een klein deel van de Weibuorren (westelijk), een klein deel van De Telle en de Bûtewei (zuidelijk). Op beide wegen geldt een maximum snelheid van 60 km/uur.

Omdat dit bestemmingsplan de bestaande situatie opnieuw vastlegt, is een akoestisch onderzoek niet nodig voor dit bestemmingsplan. Deze is wel nodig op het moment dat met ontwikkelingen geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) gerealiseerd worden binnen de genoemde wettelijk zone. De onderzoeksplicht geldt voor een zone van 250 meter aan weerszijden van de genoemde wegen.

Akoestisch onderzoek naar industrielawaai hoeft in de huidige situatie niet plaats te vinden. Want door industrielawaai ontstaan geen negatieve effecten voor de huidige omgeving. De bestaande situatie rond de bedrijvigheid en omliggende geluidsgevoelige objecten wordt in dit bestemmingsplan alleen voorzien van een nieuwe regeling. Bovendien zijn de meeste bedrijven, die direct naast gevoelige objecten liggen, onder te brengen in milieucategorie 1 of 2. Deze zijn goed verenigbaar met geluidgevoelige objecten. De bedrijven met een hogere categorie (op De Gilden) liggen op voldoende afstand van de gevoelige objecten.

Geluid van wegverkeer en industrie is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. In dat geval is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe woningbouw. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet in dat gebied een bodemonderzoek uitgevoerd zijn.

3.2 Water

In het plangebied zijn vanuit waterhuishoudkundig oogpunt de hoofdwatergangen van belang. In het plangebied is sprake van de aanwezigheid van twee hoofdwatergangen. Deze hoofdwatergangen zijn van belang voor de afvoer van oppervlaktewater. Een goed onderhoud en het vrijhouden van deze watergangen is belangrijk. Het is daarom wenselijk om – in ieder geval aan één zijde van de watergang - een bufferzone van 10 meter vrij te houden van bebouwing en andere obstakels. De hoofdwatergangen in dit plangebied zijn de watergangen die in het zuidwesten en zuidoosten van het plangebied liggen.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets kan in Opsterland aangevraagd worden via www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is. Het bestemmingsplan is immers bedoeld als actualisatie van de bestaande regeling en maakt daarom alleen perceelsgebonden ontwikkelingen bij recht mogelijk.

3.3 Ecologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van effecten op ecologische waarden wordt daarom niet verwacht.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Op een grotere afstand (enkele kilometers) liggen de Natura 2000-gebieden 'Wijnjeterper Schar' en 'Bakkeveense Duinen'. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet.

Daarnaast zijn op enige afstand van het plangebied, enkele gebieden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze zijn niet expliciet beschermd in wetgeving. Wel worden in het landelijk beleid voorwaarden gesteld aan ontwikkelingen in de EHS. Omdat in het plangebied geen EHS aanwezig is, heeft dit geen invloed op het bestemmingsplan.

Ondanks dat het plangebied geen beschermde natuurgebieden kent, kan het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied niet uitgesloten worden. De Flora- en faunawet biedt wetgeving over beschermde plant- en diersoorten. Bij nieuwe ontwikkelingen is in ieder geval een verkennend ecologisch onderzoek nodig.

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Archeologie

De bron voor de archeologische waarden is de FAMKE-kaart van de provincie Fryslân, die ook gekoppeld is aan de provinciale ruimtelijke verordening.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het hele plangebied een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) nodig, wanneer ontwikkelingen groter zijn dan 5.000 m2. Daarnaast is voor een groot deel van het plangebied bij nieuwe ontwikkelingen een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig. Wanneer de ontwikkelingen groter zijn dan 5.000 m2 is bovendien een karterend onderzoek 3 (ijzertijd-middeleeuwen) vereist.

Voornoemde ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan in beginsel niet toegestaan, waardoor het niet noodzakelijk is om in het bestemmingsplan een beschermende regeling op te nemen.

Voor het gebied ten noorden van de Wylp ter hoogte van de Griene Leane wordt woningbouw mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Dit gebied heeft een oppervlakte van circa 1 hectare, waardoor in principe nader onderzoek nodig is. In het kader van de ontwikkeling van de woonlocatie het Fûgelliet en de sportvelden is in dit gebied een archeologische quickscan uitgevoerd (Ureterp, Skieppeleane. Een archeologische quick scan, rapport 2004-08/19, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau de Steekproef, Zuidhorn, januari 2005). Door middel van grondboringen in onder meer dit gebied is in beeld gebracht of er mogelijk archeologische waarden in het gebied voorkomen. Uit dat onderzoek is gebleken dat het in het plangebied aanwezige podzolprofiel op vrijwel alle boorlocaties verstoord is. Tijdens het veldwerk zijn bovendien geen archeologische vondsten gedaan of andere archeologische indicatoren aangetroffen. Hoewel dus volgens de FAMKE sporen uit de Middeleeuwen verwacht kunnen worden, zijn hiervoor geen aanwijzingen aangetroffen. Op grond van de slechte kwaliteit van het bodemprofiel is destijds geconcludeerd dat de kans op onverstoorde archeologische grondsporen vrij klein is. Op grond van deze bevindingen is een dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarden ter plaatse van de nieuwbouwlocatie dan ook niet noodzakelijk.

Ter plaatse van de ijsbaan ten noorden van de Butewei ligt een dobbe. Op grond van het provinciaal beleid is bij ingrepen groter dan 500 m² een waarderend archeologisch onderzoek nodig. In het bestemmingsplan is dit geregeld via de de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2".

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied is één rijksmonumenten aanwezig. Het gaat om het woonhuis aan de Weibuorren 60-62. Bij ontwikkelingen aan deze monumenten is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing nodig. Omdat ze aangewezen zijn als rijksmonument, is de Monumentenwet van toepassing. Een extra regeling in het bestemmingsplan is voor deze panden niet meer nodig.

3.5 Externe veiligheid

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van externe veiligheidssituatie wordt daarom niet verwacht.

In het plangebied is geen sprake van risico's in het kader van de externe veiligheid. In de omgeving van het plangebied zijn wel risicobronnen aanwezig. Het gaat daarbij om een gasdrukregelstation aan de Skieppeleane, ten noordoosten van het plangebied, en om het transport van gevaarlijke stoffen over de snelweg A7. Bij ontwikkelingen die (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maken in de nabijheid van deze risicobronnen, moet externe veiligheid afgewogen worden. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van beide bronnen (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.16BPKom-0301_0002.png"

Fragment risicokaart.nl

In het kader van het bestemmingsplan Ureterp Sportvelden dat is vastgesteld op 7 september 2009, is vanwege het voornemen enkele woningen ten westen van de sportvelden mogelijk te maken, het groepsrisico onderzocht. een deel van deze woningen wordt in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Uit de resultaten van de QRA die bureau Vectra in opdracht van de NAM heeft opgesteld, blijkt dat de 10-6 risicocontour (plaatsgebonden risico) geheel binnen de grens van de inrichting (NAM locatie Ure-2 Skieppeleane) is gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarden voor kwetsbare objecten zoals vastgelegd in het Bevi. Verder blijkt uit de resultaten van bureau Vectra dat voor de NAM-locatie Ure-2 de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Met betrekking tot externe veiligheid zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de eventuele realisatie van de woningen.

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij bijvoorbeeld de opslag van gevaarlijke stoffen. Wettelijk is externe veiligheid onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.6 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. De ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard, waardoor ze onder de gevallen 'niet in betekenende mate' vallen. Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.7 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen aanwezig die een ruimtelijke relevantie voor dit bestemmingsplan hebben.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bestemmingsplan heeft van 7 oktober tot en met 18 november 2013 ter inzage gelegen voor inspraak. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op 3 oktober 2013 in de plaatselijke krant en op internet. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

Er zijn 2 inspraakreacties ingediend waarop het college een standpunt over ingenomen in het Eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan ”Ureterp Kom (2013)” (zie bijlage 2). Dit inspraakverslag is vastgesteld door het college.

In hoofdstuk 5 zijn de ingekomen overlegreacties behandeld en van een gemeentelijk standpunt voorzien.

De standpunten uit de inspraak- en overlegreacties zijn daar waar nodig verwerkt in dit bestemmingsplan.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ) vanaf 17 februari 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De publicatie hiervan heeft plaatsgevonden in de Woudklank, de Staatscourant en op internet. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 26 mei 2014 gewijzigd vastgesteld. De wijziging ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan heeft betrekking op de regeling met betrekking tot de diepte van woningen binnen de bestemming 'Gemengd'. Om te voorkomen dat bestaande woningen met een diepte van meer dan 15 meter onder het overgangsrecht vallen is voor deze bestaande woningen een uitzondering gemaakt.

Het plan wordt vervolgens na zes weken opnieuw ter visie gelegd. Tijdens deze termijn (van zes weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland
  • 3. Ministerie EL&I / energie
  • 4. Ministerie van Defensie
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 6. Vitens
  • 7. Bestuur Plaatselijk Belang Ureterp
  • 8. Ondernemersvereniging Ureterp (OVU)
  • 9. Brandweer Fryslân
  • 10. Enexis (netbeheerder)
  • 11. KPN
  • 12. Ziggo
  • 13. Directie van het Wetterskip Fryslân
  • 14. de directie van de N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. de directie van Elkien
  • 16. WoonFriesland
  • 17. de directieraad van de Exploitatiemaatschappij Bedrijvenpark Drachten
  • 18. OMRIN
  • 19. NAM B.V.


De onder 1, 7 en 9 genoemde instanties hebben gereageerd. De onder 1 en 7 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie gegeven. De reactie is hieronder in het kort samengevat en van commentaar voorzien. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 1.

Ad 1. Provincie Fryslân

De provincie geeft bij brief van 29 oktober 2013 aan dat de provinciale belangen in het plan aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen.

Wijzigingsbevoegdheid van Agrarisch naar Wonen (cat. 1: strijd met verordening)

Bij de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen van agrarisch naar Wonen gaat het volgens de provincie om een locatie die buiten het bestaand stedelijk gebied. Het gaat hier dus om een uitbreidingslocatie. De locatie is echter niet opgenomen in uw woonprogramma. In de wijzigingsbevoegdheid dient als criterium te worden toegevoegd dat de aantallen woningen moeten passen binnen een door ons geaccordeerd woonprogramma. De provincie verzoekt dan ook de verantwoording van de uitbreidingslocatie in het nieuwe woonprogramma op te nemen. Bij de wijzigingsbevoegdheid dient tevens een criterium ten aanzien van archeologisch onderzoek te worden opgenomen. Dit geldt voor de periode ijzertijd-middeleeuwen, omdat er sprake is van een gebied dat groter is dan 5.000m².

Reactie:

Het perceel waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, is opgenomen in het bestemmingsplan Ureterp - Fûgelliet vervolg, zoals vastgesteld op 7 mei 2007. Gedeputeerde Staten hebben dat plan goedgekeurd bij besluit van 12 juli 2007. In dat plan had het betreffende perceel eveneens een agrarische bestemming met een wijzigingsbevoegdheid naar wonen. De regeling is derhalve afgestemd op het huidige planologische regime. Er is dan weliswaar geen sprake van bestaand stedelijk gebied, maar van een locatie die reeds in 2007 gereserveerd is voor de uitbreiding van de woonwijk Fûgelliet en waar Gedeputeerde Staten destijds mee hebben ingestemd. Ter afronding van dat woongebied is in het bestemmingsplan Ureterp - Sportvelden, dat is vastgesteld op 7 september 2009, eveneens een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen. In dat plan is ook rekening gehouden met een landschappelijke afronding van de uitbreiding door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid naar een bosbestemming.


Voorts is het betreffende gebied opgenomen als woonlocatie in de Structuurvisie Ureterp 2008 (vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juni 2009) waarover de provincie in het kader van het overleg over is geïnformeerd.


In het betreffende gebied wordt uitbreiding van de woonfunctie met 20-25 woningen mogelijk gemaakt. Daarbij is in de toelichting van het bestemmingsplan al aangegeven dat deze uitbreiding pas mogelijk is vanaf 2015, in verband met de woningbouwprogrammering van 2005-2015 (paragraaf 2.10.3). Voor Ureterp wordt in het Woningbouwprogramma 2008-2020 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 100. Mocht de behoefte aan woningen op deze locatie actueel worden dan zal beoordeeld worden of deze passen in het woningbouwprogramma. In het bestemmingsplan is dit gewaarborgd door aan de wijzigingsbevoegdheid het toetsingscriterium op te nemen dat "de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft".


Ten aanzien van het aspect archeologie het volgende. In het kader van de ontwikkeling van de sportvelden en de uitbreiding van de woonwijk Fûgelliet is in dit gebied al een archeologische quickscan uitgevoerd (Ureterp, Skieppeleane. Een archeologische quick scan, rapport 2004-08/19, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau de Steekproef, Zuidhorn, januari 2005). Door middel van grondboringen in onder meer dit gebied is in beeld gebracht of er mogelijk archeologische waarden in het gebied voorkomen. Uit dat onderzoek is gebleken dat het in het plangebied aanwezige podzolprofiel op vrijwel alle boorlocaties verstoord is. Tijdens het veldwerk zijn bovendien geen archeologische vondsten gedaan of andere archeologische indicatoren aangetroffen. Hoewel dus volgens de FAMKE sporen uit de Middeleeuwen verwacht kunnen worden, zijn hiervoor geen aanwijzingen aangetroffen. Op grond van de slechte kwaliteit van het bodemprofiel is destijds geconcludeerd dat de kans op onverstoorde archeologische grondsporen vrij klein is. Op grond van deze bevindingen wordt het opnemen van een toetsingscriterium ter bescherming van de archeologische waarden ter plaatse van de nieuwbouwlocatie dan ook niet noodzakelijk geacht.

Ad 7. Plaatselijk Belang Ureterp

Plaatselijk Belang Ureterp geeft bij brief van 16 november 2013 aan dat na bestudering van het bestemmingsplan door meerdere inwoners van Ureterp, er een aantal zaken zijn opgevallen die in het navolgende worden benoemd.

In de eerste plaats wordt aangegeven dat de tekst op de website van de gemeente met betrekking tot de strekking van het bestemmingsplan helaas niet in het voorontwerpbestemmingsplan staat. Die tekst is volgens insprekers wel een

goede aanvulling en geeft antwoord op een aantal vragen die bij het doornemen van het plan naar voren komen.

Reactie:

De informatie die op de website staat geeft een zeer beknopte toelichting op de strekking en inhoud van het bestemmingsplan, alsmede de begrenzing van het plangebied.

In de toelichting van het bestemmingsplan is de aanleiding, strekking en planbegrenzing naar onze mening duidelijk en uitgebreid uiteengezet in de inleiding (hoofdstuk 1).

Verder geeft Plaatselijk Belang aan dat de Hege Kamp wel op de verbeelding is aangegeven, maar dat er een foutieve straatnaam genoemd wordt, namelijk Koekoeksrop.

Reactie:

Kennelijk wordt de ondergrond bedoeld van de analoge plankaart die als pdf-bestand aan Plaatselijk Belang is verstrekt. Deze ondergrond betreft de zogenaamde Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) die periodiek wordt bijgehouden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vereist weliswaar dat een bestemmingsplan vergezeld moet gaan van een goede ondergrond maar deze staat los van (de inhoud van) het bestemmingsplan. In het kader van het bestemmingsplanprocedure wordt dan ook gebruik gemaakt van de meest recente ondergrond. Mocht deze fouten bevatten of op onderdelen niet up-to-date zijn dan zal dit in een volgende versie van de GBKN worden veranderd dan wel verbeterd. In het kader van de procedure van het bestemmingsplan is deze opmerking niet relevant.

Aangegeven wordt door insprekers dat in paragraaf 2.8.3 de volgende tekst staat die volgens hen is achterhaald: "De wens bestaat om enkele wegen opnieuw in te richten. De eerder genoemde Weibuorren en Skoalleleane vallen hieronder. Daarnaast bestaat ook de wens om op sommige wegen de veiligheid van het langzaam verkeer (verder) te verbeteren.” Deze passage bevreemdt Plaatselijk Belang aangezien de eerste twee genoemde wegen kortgeleden zijn heringericht.

Hetzelfde geldt voor de tekst in paragraaf 2.10.3: "Een specifiek gebied verbetering en nieuwbouw." Ook deze tekst komt ons vreemd over, dit gehele gebied valt/viel onder Oerterp Fernijt en is 2 jaar geleden al gerealiseerd.

Reactie:

Doordat de voorbereiding van het bestemmingsplan een lange looptijd heeft gekend is de betreffende tekst inderdaad inmiddels achterhaald. De passages hierover zijn

aangepast.