direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen - 2
Plan: Luxwoude kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.10BPKom-0301

Artikel 12 Wonen - 2

 

Bestemmingsomschrijving

 

A.    De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

2.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

3.    woonstraten;

4.    paden;

5.    parkeervoorzieningen;

6.    groenvoorzieningen;

7.    speelvoorzieningen;

8.    waterlopen;

met de daarbijbehorende:

9.    tuinen, erven en terreinen;

10.  bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bouwregels

 

B.    1.   Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.     als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.     een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.     een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” een maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen is aangegeven, in welk geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen;

d.     de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

e.     de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;

f.      de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;

g.     de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 20° bedragen;

h.     de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen, met uitzondering van de hoofdgebouwen die zijn voorzien van een afgeknot dak of een mansardekap.         

2.    Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:


a.     de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.     de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:

-       de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;

c.     de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

d.     de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

3.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

Nadere eisen

 

C.    Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    de woonsituatie;

2.    de milieusituatie;

3.    de verkeersveiligheid;

4.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouw­werken.

 
Ontheffing van de bouwregels

 

D.    Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

1.    het bepaalde in lid B sub 1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

2.    het bepaalde in lid B sub 1 onder c en toestaan dat het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen wordt vergroot;

3.    het bepaalde in lid B sub 1 onder d en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;

4.    het bepaalde in lid B sub 1 onder e en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;

5.    het bepaalde in lid B sub 1 onder g en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;

6.    het bepaalde in lid B sub 1 onder h en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;

7.    het bepaalde in lid B sub 2 onder a en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;

8.    het bepaalde in lid B sub 2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:

a.     de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 1.000 m² zal bedragen;

b.     ten aanzien van het gebruik van gebouwen het bepaalde in lid E sub 4 en lid F sub 2 onverminderd van toepassing blijft;

9.    het bepaalde in lid B sub 2 onder c en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt verhoogd, mits:

-       dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.

 

Specifieke gebruiksregels

 

E.    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

2.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

3.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;

4.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

a.     meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

b.     meer bedraagt dan 50 m²;

5.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

 

F.    Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

1.    het bepaalde in lid E onder 1 en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:

a.     er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

b.     er sprake blijft van één huishouden;

c.     het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

2.    het bepaalde in lid E onder 3 en toestaan dat, de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2, mits:

a.     de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;

b.     de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;

c.     het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

d.     er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;

e.     het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;

f.      het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

g.     het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;

h.     de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.