Direct naar inhoud
Plan:Stationsweg 94 Gorredijk
Status:vastgesteld
Plantype:wijzigingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0086.05BPWStationsweg94-0301

 

TOELICHTING

 

 

Inhoudsopgave

 

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Het wijzigingsplan

1.2. Ligging plangebied

1.3. Vigerend plan

1.4. Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1. Verordening Romte Fryslân 2014

3.2. Wetterskip

3.3. Omgevingsvisie 2015-2030

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1. Inleiding

4.2. Milieuzonering

4.3. Geluid

4.4. Externe veiligheid

4.5. Luchtkwaliteit

4.6. Bodem

4.7. Water

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

4.9. Ecologie

4.10. Stikstof

4.11. Kabels en leidingen

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1. Inleiding

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1. Het wijzigingsplan

 

Er is een verzoek ingediend voor de wijziging van het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom', voor het perceel aan de Stationsweg 94 te Gorredijk, kadastraal bekend als GRD00 B 03264. Het betreft een wijzing van de bestemming 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' in combinatie met 'Groen' en 'Water'. De initiatiefnemer heeft de wens om op deze locatie een woning te realiseren.

 

Het geldende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen naar 'Wonen' in combinatie met 'Groen' en 'Water'. De wijziging van de bestemming van het hoofdperceel zal ook invloed hebben op de kadastrale percelen GRD00 B 03263, GRD00 B 03485 en GRD00 B 04501.

 

 [image]

 

Figuur 1 Kadastrale situatie.

1.2. Ligging plangebied

 

De planlocatie is gelegen aan de Stationsweg 94 te Gorredijk. De locatie is gelegen op de overgang van dichte stedelijke bebouwing naar een lossere lintbebouwing. Op de locatie was voorheen een sauna gevestigd. Deze sauna is door een brand verloren gegaan. De restanten zijn gesloopt en de locatie is bouwrijp gemaakt.

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 2 Locatie van het plangebied.

 

 

1.3. Vigerend plan

 

De locatie valt binnen de contouren van het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 4 april 2016. De locatie aan de Stationsweg 94 heeft de bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 11) en gedeeltelijk de bestemming 'Groen' (artikel 9), 'Water' (artikel 16) en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (artikel 21). Om de bestemming van het perceel te wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' dient te worden voldaan aan artikel 27 lid h van het bestemmingsplan.

 

De locatie is gelegen aan een openbare weg. Deze heeft de bestemming 'Verkeer' (artikel 14). Deze bestemming blijft ongewijzigd. Tevens hebben de iniatiefnemers een achterliggend perceel in eigendom. Deze heeft de bestemming 'Groen'. Ook deze bestemming blijft ongewijzigd.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 3 Uitsnede uit het bestemmingsplan.

 

 

1.4. Leeswijzer

 

De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

 

 

De iniatiefnemers hebben een verzoek ingediend voor het wijzigen van de bestemming van de locatie aan de Stationsweg 94 te Gorredijk van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'. Op deze locatie was in het verleden een sauna gevestigd. Deze sauna is afgebrand, waarna de restanten verwijderd zijn. Het terrein is inmiddels bouwrijp gemaakt.

Het plangebied omvat een drietal percelen die vrijwel geheel van bestemming zullen wijzigen. Dit is zijn de percelen waarvan de kadastrale nummers eindigen op 3264, 3485 en 3263. Het laatstgenoemde perceel is in eigendom van Liander N.V. maar omsloten door de percelen van de initiatiefnemer. Op dit kleine perceeltje staat een trafo.

Ook het naastgelegen perceel, waarvan het kadastrale nummer eindigt op 4501, heeft gedeeltelijk de bestemming 'Maatschappelijk'. Dit perceel is in gemeentelijk eigendom. De gemeentelijk gronden met deze bestemming zijn in gebruik als groenstrook en dienden als afscherming van de sauna. Deze afscherming is bij een woonfunctie niet meer nodig, waardoor deze gronden de bestemmingen 'Groen' en 'Water' krijgen.

De planlocatie is gelegen in een woonomgeving afgewisseld met groen. De overzijde van de weg valt binnen de contouren van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' (2014). De gronden aan de overzijde van de weg hebben de bestemming 'Agrarisch'. Hier zijn echter geen agrarische bouwvlakken gelegen. Het pand dat schuin tegenover de planlocatie gelegen is, heeft de bestemming 'Wonen'. De locatie valt daarmee niet binnen de milieucontouren van een (agrarisch) bedrijf.

 

Wijzigingsbevoegdheid

 

In het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 27 lid h). Het college kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een bestemming wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' in combinatie met 'Groen' en 'Water'. Hier zijn de volgende voorwaarden aan verbonden:

 

  1. er een gemiddelde aan parkeergelegenheid van ten minste één parkeerplaats per woning wordt gerealiseerd;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;

  4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  5. deze wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden;

  6. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;

 

 
Op deze wijze wordt er voldaan aan de voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid:

 

  1. het inrichtingsplan voorziet in een parkeerplaats voor één of meerdere auto's. Op het erf is ook voldoende ruimte om deze parkeervoorziening te treffen;

  2. de ontsluiting van het perceel zal plaatsvinden op dezelfde plek als waar de oprit van de sauna gelegen heeft;

  3. de wijziging van de bestemming van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' is een afschaling in zwaarte van de planologische mogelijkheden. De wijziging van de bestemming doet daardoor geen afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de functies in de omgeving. Deze komt de mogelijkheden eerder ten goede doordat milieucontouren komen te vervallen;

  4. ten behoeve van de functiewijziging zal de grenswaarde voor de geluidsbelasting worden verhoogd;

  5. een woonfunctie in de bestaande bebouwing is redelijkerwijs niet mogelijk. De gebouwen waar de sauna in gevestigd was zijn afgebrand. De te bouwen woning zal moeten voldoen aan de regels die gesteld zijn aan de bestemming 'Wonen' zoals geformuleerd in het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom';

  6. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw zijn in overeenstemming zijn met het actuele woonplan, daarover hieronder meer.

 

Woonplan

 

In de huidige woonvisie (2017-2021) van de gemeente Opsterland is Gorredijk opgenomen als één van de grotere kernen waar nieuwe woningbouw mogelijk is. Momenteel vindt er een actualisatie plaats van deze visie. Ook vinden er gesprekken plaats met de provincie over nieuwe woningbouwafspraken. De status van Gorredijk als één van de kernen waar, binnen de begrenzing van het 'bestaand bebouwd/stedelijk gebied', mogelijkheid tot inbreiding is, is inzet van deze afspraken. De nieuwe visie en de nieuwe afspraken zullen vertaald worden in een nieuw woningbouwprogramma.

 

 

Hoofdstuk 3 Beleid

 

 

3.1. Verordening Romte Fryslân 2014

 

In de wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen rijk, provincies en gemeenten. Doel van de wet is een slagvaardiger doorwerking en uitvoering van het ruimtelijke beleid. De Wro maakt onderscheid tussen strategische visie en juridisch bindend beleid. De strategische visie staat in de structuurvisies van de verschillende overheidslagen. Binnen dat wettelijke kader hebben Provinciale Staten op 15 juni 2011 de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze is per 1 augustus 2011 in werking getreden. Medio 2011 is door Provinciale Staten nieuw beleid geformuleerd inzake de veehouderij, intensieve veehouderij landschap en cultuurhistorie (Grutsk op ‘e Romte) en weidevogels. In de ‘Tuskentiidske evaluaasje Streekplan Fryslân, van 23 januari 2013, heeft ook een eerste evaluatie van de verordening plaatsgevonden. Daarin is een aantal onderwerpen benoemd waarvan aanpassing in de verordening gewenst werd geacht. Ook op grond van de inwerkingtreding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is aanpassing van de verordening vereist. Aanpassingen hieromtrent hebben geresulteerd in de Verordening Romte Fryslân 2014.

 

De verordening bevat instructies ingevolge artikel 4.1 eerste lid Wro, over de inhoud van

de gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de

plantoelichting.

 

Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming heeft van Gedeputeerde Staten. In afwijking hiervan kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet meer dan drie woningen dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied, niet meer dan 11 woningen bevat en in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

 

3.2. Wetterskip

 

In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze Leidraad is een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over water kunnen communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd door medewerkers van Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen en beantwoorden van vragen. In 2004 hadden gemeenten en waterschappen nog weinig ervaring met de watertoets, die in 2002 van kracht is geworden.

 

De Leidraad Watertoets uit 2013 is het vervolg op en actualisatie van de Leidraad Stedelijk Waterbeheer. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen. De Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies.

 

3.3. Omgevingsvisie 2015-2030

 

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente Opsterland loopt vooruit op de (ontwerp) Omgevingswet en de daarin opgenomen planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid.

 

De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.

 

Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

 

1. De kracht van de gemeenschap

De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.

 

2. De kracht van de leefomgeving

Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de

stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze

kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

 

3. De krachten bundelen: regionale samenwerking

De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door

samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het

hoofd te bieden.

 

4. De rol en werkwijze van de gemeente

De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.

 

In de omgevingsvisie wordt een duidelijke voorkeur uitgesproken over waar woningen toegevoegd kunnen worden aan het bestand; inbreiding gaat boven uitbreiding. Het betreffende perceel is, door ongelukkige omstandigheden, vrijgekomen. Het perceel is gelegen binnen de begrenzing van het bestaand bebouwd gebied en er heeft, in het recente verleden, bebouwing gestaan. Daarmee is er sprake van een inbreidingslocatie. Bij de vormgeving dient uiteraard rekening gehouden te worden met het voormalige en het huidige bebouwingsbeeld.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

 

4.1. Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bouwmogelijkheden binnen het bestemmingsvlak. De maatschappelijke functie wordt tevens gewijzigd in een woonfunctie. Het gaat hier om een relatief beperkte ingreep waardoor de afweging per aspect beknopt wordt weergegeven.

 

4.2. Milieuzonering

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. In het buitengebied moet tevens rekening worden gehouden met het aspect geurhinder. Agrarische en andere bedrijven in de omgeving mogen niet belemmerd worden door de nieuwe woonbestemming.

In de nabijheid van het betreffende perceel zijn geen (agrarische) bedrijven gevestigd. Conclusie is dan ook dat de wijziging van de bestemming voor dit perceel geen afbreuk kan doen aan omliggende (agrarische) bedrijven.

 

4.3. Geluid

 

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting op geluidsgevoelige gebouwen (waaronder woningen). Genoemd worden drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In dit kader kan over het plangebied worden gesteld dat er geen (spoor) wegen en industrie in de directe nabijheid aanwezig zijn. Tevens is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een geluidszone heeft, waar aandacht aan mogelijke geluidshinder moet worden besteed. Op basis van de verkeersgegevens van 2009 is een berekening gemaakt naar de geluidsbelasting in het jaar 2030. Hierbij is uitgegaan van een groei van het verkeer met 1% per jaar. Voor de onderverdeling van het verkeer is uitgegaan van de standaard gegevens voor een regionale weg. De berekening is gemaakt met de standaard rekenmethode I van het Reken- en meetvoorschrift geluid. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden met 4 dB. Dit betekent dat een hogere waarde van 52 dB vastgesteld moet worden, ten gevolge van het verkeerslawaai van de Stationsweg. De procedure hiervoor zal gelijk oplopen met die van dit wijzigingsplan.

De cumulatieve geluidsbelasting op de nieuw te realiseren woring bedraagt 57 dB. Om te kunnen voldoen aan het wettelijk binnenniveau dient de karakteristieke geluidswering van de uitwendige scheidingscontructie 24 dB te bedragen. Aan de regels is hiervoor een voorwaardelijke verplichting toegevoegd. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning zal er daardoor een gevelrapport ingediend moeten worden. Hieruit dient te blijken dat de benodigde geluidswerking behaald wordt.

 

 

 

4.4. Externe veiligheid

 

Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

 

Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven, kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.

 

Ten noorden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. Het invloedsgebied van de transportleiding reikt niet verder dan tot aan de Stationsweg. Het plangebied ligt daarmee niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het onderhavige plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

 

4.5. Luchtkwaliteit

 

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. Dit onderdeel is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van de luchtverontreiniging aan te pakken.

 

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Een ontwikkeling die slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

 

Dit wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de bouwmogelijkheden voor een woning. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een onderzoek voor dit aspect is dan ook niet aan de orde.

 

4.6. Bodem

 

Voor dit wijzigingsplan is onderzoek gedaan naar de milieusituatie van de bodem. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bovengrond en het grondwater lichte verontreiniging is gevonden. In de de ondergrond zijn geen verontreinidingen vastgesteld. In de licht puinhoudende bovengrond is geen asbest aangetoond. Er kan worden gesteld dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor nieuwbouw op de locatie.

 

4.7. Water

 

Het plan is voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân voor het uitvoeren van de watertoets. In vergelijking met de eerdere situatie, neemt de verharding niet toe. Tijdens het bouwrijp maken van het perceel is de watersituatie gewijzigd. De percelen 3264 en 2866 werden eerder gescheiden door een watergang. Deze is gedempt. Ter compensatie is de watergang aan de oostzijde versterkt. Aan de westzijde is een hoofdwatergang met stuw gelegen. Deze zal afgewaardeerd worden en de stuw zal verplaatst worden naar de watergang aan de oostzijde. Hiermee wordt deze opgewaardeerd naar hoofdwatergang. Op deze manier kan de watergang onderhouden worden vanaf openbare grond en hoeft er geen onderhoudsstrook gereserveerd te worden op de percelen van de initiatiefnemer.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 4 Schematische watersituatie Stationsweg 94

 

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

 

Archeologie

Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart FAMKE van de Provincie Fryslân heeft het plangebied een lage archeologische verwachting.

 

IJzertijd en Middeleeuwen

Voor deze tijdsperiode heeft het plangebied de aanduiding 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats en de strategie van het onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 5 Archeologische waarden Stationsweg 94 IJzertijd en Middeleeuwen

 

Steentijd Bronstijd

Voor deze tijdsperiode heeft het plangebied de aanduiding 'quickscan'. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2. Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

 

De voorgenomen ontwikkeling zal plaatsvinden binnen een bouwvlak van ca. 1.400 , waarbij er gebouwd zal worden op de voormalige saunalocatie. Hiermee wordt de grens van 5.000 m² niet overschreden en is karterend onderzoek en een quicksan niet nodig. Het oppervlak van het nieuwe bestemmingsplanvlak is ca. 4.000 m². Ook deze ligt onder de 5.000 m²-grens.

 

Een klein deel van het plangebied heeft de aanduiding 'Karterend onderzoek 1 (steentijd-bronstijd)'. Op dit deel rust de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming zal overgenomen worden in het wijzigingsplan.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 6 Archeologische waarden Stationsweg 94 Steentijd en Bronstijd (rode pijl)

 

Cultuurhistorie

Gelet op het feit dat het plan gebruik maakt van het bestaande bouwvlak is er geen sprake van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden van het plangebied en de omgeving daarvan.

 

4.9. Ecologie

 

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt drie wetten, te weten de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van specifieke gebieden in ons land. In de wet zijn de bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Hieronder vallen ook de Natura 2000 gebieden.

 

Voor het plangebied geldt dat op de locatie eerder een sauna gestaan heeft. Nadat deze afgebrand is, de restanten verwijderd zijn en de locatie bouwrijp gemaakt is, is er geen aanleiding gezien om nader onderzoek uit te voeren naar de flora en fauna. De houtopstanden zijn tevens behouden gebleven. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het onderhavige plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt.

 

4.10. Stikstof

 

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op basis van de PAS kan toestemming worden verleend voor activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten. De Raad van State heeft geoordeeld dat de PAS niet meer als basis voor deze toestemmingern mag worden toegepast omdat vooruit wordt gelopen op toekomstige positieve effecten van maatregelen. Dit heeft gevolgen voor activiteiten en ruimtelijke plannen. Wanneer de kans bestaat dat er sprake is van stikstofdepositie (meer dan 0,00 mol) op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dan zal moeten worden aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op deze gebieden.

 

Op 1 juli 2021 is de Wet en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Stikstofwet) in werking getreden. Sinds die datum is het niet meer nodig om voor de aanlegfase een stikstofberekening uit te voeren. Voor de gebruiksfase dient deze nog wel uitgevoerd te worden.

 

Voor het voorgenomen plan is, voor de gebruiksfase, een AERIUS-berekening uitgevoerd. Deze berekening heeft geen depostitieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr.

 

4.11. Kabels en leidingen

 

In het plangebied is een trafo aanwezig. De kabels die naar deze trafo leiden, zijn gelegen aan de noordzijde en lopen dus niet verder door het plangebied. Er kunnen andere kabels en leidingen in het plangebied aanwezig zijn. Het gaat hierbij waarschijnlijk om huisaansluitingen. Deze hebben geen specifieke bescherming nodig.

 

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

 

 

5.1. Inleiding

 

Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 27 lid h van het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom' dat vastgesteld is op 4 maart 2016. Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.

 

De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.

 

Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemmingen 'Groen', 'Water', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie 2' gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan.

 

Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

 

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

De veranderingen die met vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijke ondergeschikt. De planwijziging voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

 

Zienswijzen/ vooroverleg

Het ontwerpwijzigingsplan wordt conform afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd. Met de ter inzage legging van het ontwerpwijzigingsplan wordt een ieder in de gelegenheid gesteld op het voorliggend plan te reageren. Eventueel ingediende zienswijzen worden verwerkt in het plan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal ook het wettelijke vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro worden gehouden.

 

Het ontwerpwijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 2 december 2021 tot 13 januari 2022. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

 

 

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

 

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderzins.

 

Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het ruimtelijke voornemen voldoende is verzekerd.