direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Gorredijk - Centrum Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.05BPCentrumOost-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het oostelijk deel van het centrum van Gorredijk. Voor dit gebied is een herontwikkeling gepland. Met dit bestemmingsplan 'Gorredijk - Centrum Oost' wordt een juridisch-planologische regeling gegeven waarmee de gewenste ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.1 Aanleiding en doel

Gorredijk is de grootste kern van de gemeente Opsterland. Het heeft een groot voorzieningenniveau in onder meer het centrum, waarmee het dorp een belangrijke functie heeft voor de regio. De aantrekkelijkheid van Gorredijk heeft te maken met een gevarieerd en ruim winkelaanbod, de gezellige terrasjes, de ligging aan de Turfroute, de mogelijkheden voor gratis parkeren en de goede bereikbaarheid.

De gemeente Opsterland heeft al in 1994 aangegeven een herstructurerings- en vernieuwingsopgave van het centrum van Gorredijk te wensen. Verschillende plannen en projecten zijn sindsdien ontwikkeld en gerealiseerd. Eén daarvan is het deelgebied Centrum-Oost. Hiervoor is een masterplan opgezet en een informatiebijeenkomst gehouden. Dit heeft uiteindelijk in 2013 geleid tot een definitief inrichtingsplan voor het Centrum-Oost. De ontwikkeling in het plangebied maakt dus deel uit van een grotere herontwikkeling van het hele centrum.

Nut en noodzaak

Voor de ontwikkeling in het plangebied is een ruimtelijk-economische analyse uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in de bijlagen bij deze toelichting. Deze analyse geeft aan dat de beoogde ontwikkeling in het plangebied aanvaardbaar is. De redenen daarvoor zijn:

  • Het centrumgebied wordt versterkt met de gewenste vergroting van de supermarkten, omdat dit beter aansluit bij het huidige consumentengedrag.
  • De regiofunctie van het centrum van Gorredijk worden versterkt.
  • De leegstand in het centrum van Gorredijk wordt sterk teruggebracht.

Een meer gedetailleerde toelichting op de genoemde punten is in de analyse (in de bijlagen) te lezen.

Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het gebied Centrum-Oost van Gorredijk. Het ligt dan ook centraal in de kern Gorredijk, op korte afstand van de provinciale weg N392 (Badweg en Nijewei) en de Turfroute (vaarroute). Met deze ligging is het plangebied goed bereikbaar. Het wordt globaal begrensd door de bestaande bebouwing langs de Langewal en Hoofdstraat, de Schansburg, Compagnonsstrjitte en Formanjestrjitte. In de volgende afbeelding is de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPCentrumOost-0301_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Voor het plangebied geldt de beheersverordening Gorredijk (vastgesteld 24 juni 2013). De beheersverordening biedt dezelfde planologische mogelijkheden als het voorheen geldende bestemmingsplan voor Gorredijk. Dit met uitzondering van de in dat bestemmingsplan opgenomen en voor het plangebied van toepassing zijnde wijzigingsbevoegdheden. De gewenste ontwikkeling was binnen dat bestemmingsplan door middel van wijziging ervan mogelijk. De uitbreiding van de supermarkten werd daarin mogelijk gemaakt vanuit distributief belang. De wijzigingsbevoegdheden zijn in de beheersverordening niet overgenomen, omdat dit juridisch niet mogelijk is. In de beheersverordening is daarnaast ook geen afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de gewenste ontwikkeling, omdat het niet gaat om een 'perceelsgebonden ontwikkeling'. De gewenste ontwikkeling in het plangebied kan wel met een nieuw bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Dit bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling die dusdanig is dat de gewenste ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting, zoals gebruikelijk is in de gemeente Opsterland. Dit betekent in hoofdlijn dat een toelichting per bestemmingsplan plaatsvindt. De opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming. Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Ook overkoepelend zijn de toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk) en het overleg en de inspraak (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het concept-ontwerpbestemmingsplan ingediende overlegreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen zijn de huidige en gewenste situatie en/of het geldende beleid uitgangspunten voor de regeling. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' maakt de het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies wonen, winkels, dienstverlenende bedrijven etc. Horecabedrijven zijn bij recht niet mogelijk (specifieke gebruiksregels), mede in verband met specifieke milieuvereisten en de verkeersaantrekkende werking ervan. Via een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone - wijzigingsgebied) worden horecavoorzieningen mogelijk gemaakt (zie ook flexibiliteitsbepalingen).

De supermarkten zijn grote verkeersaantrekkende functies en worden daarom niet binnen de gehele bestemming bij recht toegestaan. Hiervoor is binnen deze bestemming een aanduiding opgenomen, zodat de plannen voor de Albert Heijn en de Poiesz doorgang kunnen vinden.

Binnen de bestemming worden woningen toegestaan. Dit zijn deels bestaande woningen en deels nieuwe woningen (appartementen bij de Albert Heijn). Het gaat daarbij om maximaal 45 woningen (10 bestaand en 35 nieuw). Het maximum aantal woningen staat in de regels opgenomen, waardoor de locatie ervan binnen de bestemming vrij is, maar ook voldaan wordt aan de afspraken die hierover gemaakt zijn met onder meer de provincie.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bouw van een gebouwen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. De gebouwen en overkappingen mogen alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd. Een uitzondering hiervan is opgenomen voor luifels. Daarnaast worden balkons via de algemene bouwregels buiten het bouwvlak toegestaan.

De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende hoofdgebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Bij de wijzigingsbevoegdheden gaat het om onder andere het mogelijk maken van horeca binnen de bestemming. De regeling die daarbij opgenomen is, is gebaseerd op de geldende regeling. De wijziging mag alleen plaatsvinden binnen het aangeduide gebied. Dit heeft te maken met het voorkomen van overlast op de omgeving.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om onder meer het afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Een voorbeeld van een afwijkingsregel is het met een afwijking mogelijk maken van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak. Daarnaast is binnen de afwijkingsmogelijkheden bijvoorbeeld ook een regeling opgenomen die de uitbreiding van het aantal woningen mogelijk maakt.

Aan de wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een wijziging of een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • het behoud van de functiemenging van winkels, wonen en andere functies blijft mogelijk;
  • de bestaande bebouwing waar het magazijn van Rinsma is gevestigd aan de Formanjestrjitte, blijft in ieder geval bestaan;
  • de (10) woningen boven de Poiesz-supermarkt op de hoek Formanjestrjitte / Compagnonsstrjitte blijven mogelijk;
  • aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij de bestaande situatie hier al van afwijkt.

Uitgangspunten gewenste situatie

  • de gewenste nieuwbouw van de Albert Heijn, met daarbij appartementen (totaal 35) wordt mogelijk gemaakt;
  • in de toekomst zijn mogelijk nog 15 extra woningen gewenst, waarin het bestemmingsplan voorziet;
  • de uitbreiding van de Poiesz-supermarkt en het gebouw waarin het magazijn van Rinsma is gevestigd zijn mogelijk.

Uitgangspunten beleid

  • behoud van de functiemenging van wonen, detailhandel, etc. is wenselijk;
  • rekening wordt gehouden met de vereisten vanuit de provinciale verordening waar het gaat om de afmeting van bedrijven, kantoren en voorzieningen;
  • aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • verkeersaantrekkende functies als horeca zijn bij recht niet toegestaan;
  • supermarkten zijn alleen mogelijk binnen de aangeduide vlakken, om zo een te grote verkeers- en parkeerdruk op de omgeving te voorkomen.
2.1.3 Huidige en gewenste situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden binnen deze bestemming zijn in de huidige situatie deels bebouwd en deels ingericht als openbare ruimte. De bebouwing is niet eenduidig in afmeting en vorm, deze zijn gerelateerd aan de functie van de bebouwing. In de bebouwing is sprake van verschillende functies, waaronder supermarkten, (boven)woningen, een voormalige postkantoor en kleinere winkels. De bebouwing is maximaal twee tot drie bouwlagen met een plat dak. De bebouwing in het plangebied kent veel blinde gevels in de plint die naar de parkeerterreinen gericht zijn. De uitstraling van de bebouwing is daardoor gesloten.

De openbare ruimte bestaat uit parkeerterreinen, met de daarbij horende (erf)ontsluitingswegen en stoepen. Daarnaast is sprake van een zekere groenstructuur in de vorm van een groenstrook (gras met bomen) langs de parkeerterreinen en straten.

Gewenste situatie

Dit deel van het plangebied krijgt een grote metamorfose. Bestaande bebouwing wordt gesloopt en maakt plaats voor openbare ruimte, bestaande openbare ruimte wordt ingevuld met nieuwbouw.

De nieuwbouw wordt meer eenduidig in vorm en vormt daardoor meer een eenheid in de omgeving. De afmeting van de nieuwbouw wordt aangepast op die in de omgeving en de al bestaande mogelijkheden. Dit betekent dat de bebouwing maximaal drie tot vier bouwlagen heeft. De plint van de bebouwing krijgt een meer open karakter door enerzijds etalages en/of raampartijen (bijvoorbeeld bij woningen).

De supermarkt Albert Heijn verhuist naar de hoek Schansburg / Compagnonsstrjitte. Daarbij komen ook een Etos en een Gall&Gall in dit pand. Boven de winkelstrip bestaat de mogelijkheid voor de realisatie van appartementen. In totaal betreft het een toevoeging van 35 woningen in het gebied.

Het pand van de supermarkt Poiesz aan de Compagnonsstrjitte blijft gehandhaafd. Wel wordt het pand aan de pleinzijde vergroot en krijgt het een nieuwe gevel. Boven deze winkel zijn woningen (appartementen) aanwezig. Deze blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd.

Het gebouw waarin het magazijn van Rinsma is gevestigd (pand Lageveen) aan de Formanjestrjitte blijft gehandhaafd en wordt uitgebreid. De gevels worden daarbij aangepast aan de kwaliteit van de rest van het plangebied.

Parkeren voor de winkels vindt plaats op de nieuwe en her in te richten parkeerterreinen tussen de hiervoor genoemde bebouwing in. Hier is in de parkeerbalans rekening mee gehouden. Meer informatie over parkeren staat in 3.8.

Rijksbeleid

Het beleid zoals geformuleerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte hebben worden in dit bestemmingsplan niet verder uitgewerkt. Dit beleid heeft geen raakvlakken met de ontwikkeling in het plangebied. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen. De ontwikkeling heeft hiervoor een te lokaal en kleinschalig karakter.

Provinciaal beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten Beleid de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007.

Gorredijk is aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum niet zijn toegestaan:

  • a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • b. een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • d. een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Het plangebied ligt in het kernwinkelgebied van Gorredijk, waarin nieuwe en uitbreiding van detailhandel mogelijk is. Bij hetgeen mogelijk is gemaakt in het plangebied, is rekening gehouden met de hiervoor opgenomen vereisten.

Uitbreiding van het aantal woningen wordt in de verordening niet uitgesloten, maar het is wel aan regels verbonden. De aantallen en de kwaliteit van de woningbouw moeten in overeenstemming zijn met een woonplan. Dit woonplan moet geaccordeerd zijn door Gedeputeerde Staten. Bij het gemeentelijk beleid wordt hierop ingegaan.

Deze bestemming ligt binnen het bestaande stedelijke gebied van Gorredijk. De bestemming biedt een nieuwe regeling met betrekking tot gemengde functies, waaronder woningen, detailhandel, etc. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

Gemeentelijk beleid

In het Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Gorredijk is dit gedaan.

Gorredijk heeft een belangrijk regionale positie en heeft daarin een functie als winkelkern. Het plangebied is aangewezen als 'Kerngebied Centrum'. Deze zone wordt gekenmerkt door functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen. Belangrijke uitgangspunten voor het gebied zijn het behoud van het winkelbestand. Daarnaast is het beleid gericht op de versterking van het koopcentrum, waarbij verouderde delen van het centrum vernieuwd kunnen worden. Een opwaardering van het openbaar gebied wordt daarnaast voorzien, daar waar dat in de loop van de tijd nodig blijkt. De bereikbaarheid van het centrum is altijd een centraal thema.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. De herstructureringsopgave en de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de daarna veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Daarnaast is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uitmaakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken wordt het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd.

Voor Gorredijk wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 378. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Gorredijk. Het plangebied Centrum-Oost valt daar niet onder. Hiervoor zijn in het woningbouwprogramma 2008-2016 geen woningen gereserveerd. Op basis van de met de provincie gemaakte woningbouwafspraken kunnen er op de locatie wel woningen worden toegevoegd. Bij de wijziging van het gemeentelijk woningbouwprogramma wordt het aantal op de locatie Centrum-Oost toe te voegen woningen meegenomen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden 'Nieuwbouw seriematig'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn voor het plangebied beeldkwaliteitseisen op papier gezet. Deze worden naast dit bestemmingsplan gehanteerd, bij de verlening van de nodige vergunningen. De beeldkwaliteitskaders zijn opgenomen in de bijlagen bij dit plan.

2.1.4 Achtergrondinformatie

2.2 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speel- en groenvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en speelvoorzieningen;
  • bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • herinrichting van de bestaande gebieden mogelijk maken.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • behoud van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen.
2.2.3 Huidige en gewenste situatie en beleid

Huidige situatie

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats vanaf de Hoofdstraat en Schansburg. De infrastructuur in het plangebied is gericht op de ontsluiting ervan voor autoverkeer (incl. vrachtwagens etc) en langzaam verkeer. De openbare ruimte in het plangebied is dan ook ingericht met parkeerterreinen en de straten en trottoirs die deze terreinen ontsluiten voor auto- en langzaam verkeer.

Zoals ook aangegeven in 2.1.3 is naast bestrating in geringe mate ruimte voor groenstructuur. Deze bestaat uit laag en hoog groen en dient ter afscherming van de daarbij gelegen bebouwing en/of parkeerterreinen. Het wordt niet actief recreatief gebruikt.

Op de woonstraten / erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden. Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, etc. aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Gewenste situatie

De openbare ruimte in het plangebied wordt volledig heringericht. Dit is niet alleen vereist door de verschuiving van de bebouwing binnen het plangebied (zie ook 2.1.3), maar ook door de veranderende vraag aan parkeerplaatsen. Door de toename van verkoopvloeroppervlak en het aantal woningen, is er sprake van een grotere parkeerbehoefte in het plangebied. Hierover staat in 3.8 meer informatie. Voor deze parkeerbehoefte worden in het plangebied de nodige maatregelen gerealiseerd.

Daarnaast blijft de Hoofdstraat de hoofdontsluiting voor het plangebied. De hoofdstructuur van de wegen in het plangebied blijft gelijk. De interne ontsluitingsstructuur tussen de verschillende parkeerterreinen verandert wel. Dit heeft vooral te maken met de nieuwe inrichting van deze terreinen.

Het doel is de openbare ruimte een meer groene structuur te geven dan in de huidige situatie het geval was. In eerste instantie wordt de groenstructuur langs de randen van het plangebied versterkt. Een versterking van het geleidend groen langs de Schansburg en Compagnonsstrjitte behoort tot de mogelijkheden. Op de parkeerterreinen bestaat de mogelijkheid om hagen en bomen (solitairen en singels) toe te voegen.

De gewenste inrichting biedt ook ruimte voor nieuw straatmeubilair, zoals banken, verlichtingsmasten, ondergrondse vuilcontainers en dergelijke. Deze kunnen van belang zijn voor de gebruikers en omwonenden.

Rijksbeleid

Het beleid zoals geformuleerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte hebben worden in dit bestemmingsplan niet verder uitgewerkt. Dit beleid heeft geen raakvlakken met de ontwikkeling in het plangebied. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen. De ontwikkeling heeft hiervoor een te lokaal en kleinschalig karakter.

Provinciaal beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007. In het plangebied lopen geen wegen met een provinciaal belang. Daarnaast zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In het Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het ten tijde geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Gorredijk is dit gedaan.

De Hoofdstraat is aangewezen als erftoegangsweg (30 km/uur). De maximumsnelheid langs de Hoofdstraat is inmiddels aangepast tot 30 km/uur. De inrichting van die straat heeft ook plaatsgevonden.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 . De wegen in het plangebied vallen volgens het GVVP 2010 onder woonstraten (erftoegangswegen).

In het GVVP wordt specifiek gesproken over de herinrichting van het plangebied. Daarbij zijn een goede bereikbaarheid en voldoende parkeerplaatsen belangrijk. Een doordacht parkeerregiem zonder betaald parkeren in de openbare ruimte is het uitgangspunt. Het verbeteren van de toegankelijkheid van de parkeerterreinen wordt in een beleidsnotitie over parkeren en het centrumplan opgenomen.

In het GVVP is daarnaast aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd in het plangebied.

Het GVVP kent een maatregelenplan voor verschillende wegenprojecten. Eén van deze projecten is het verbeteren van de parkeerroute van de Compagnonsstrjitte in het plangebied, in combinatie met de herinrichting die daarin gaat plaatsvinden. Deze zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010.

In 2013 is de concept Verkeersstructuurvisie Gorredijk opgesteld. Dit beleidsstuk is een actualisatie van het in 2001 vastgestelde verkeersstructuurplan Gorredijk. Het geeft een actuele visie op de verkeersstructuur van Gorredijk. Daarmee vormt het een onderlegger bij toekomstige maatregelen op of aan het wegennet in het dorp. In de visie is rekening gehouden met het GVVP.

Net als het GVVP voorzien de verkeersstructuurvisie een herinrichting van het openbare gebied in het plangebied. Daarbij wordt rekening gehouden met een vergroting van de parkeercapaciteit, waarbij rekening wordt gehouden met de geldende parkeernormen. Hierover staat in 3.8 meer informatie. Met een andere routering wordt gezorgd voor een goede bereikbaarheid van het centrum voor het verkeer van binnen en buiten het dorp.

Op de openbare ruimte heeft de Welstandsnota Opsterland geen directe betrekking. Wel zijn de beeldkwaliteitseisen, die op papier gezet, hierbij van belang. Deze worden naast dit bestemmingsplan gehanteerd, bij de inrichting van de openbare ruimte en de verlening van de nodige vergunningen.

2.2.4 Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieueffectrapportage

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Dit bestemmingsplan is niet planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. De omvang van de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt liggen ruim onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.. Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

3.2 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het plangebied en de daarin voorkomende functies, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In en om het plangebied zijn bedrijven/inrichtingen aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken op de bestaande en nieuwe woningen. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

Bij de milieuzonering is sprake van een inwaartse en uitwaartse zonering. Bij de ontwikkeling in het plangebied is ook sprake van de realisatie van woningen. Deze nieuwe woningen kunnen invloed hebben op bestaande bedrijven rond het plangebied (inwaartse zonering). Andersom kunnen de bedrijven in het plangebied ook invloed hebben op woningen in de omgeving (uitwaartse zonering).

De bedrijven en voorzieningen in het plangebied vallen vooral in de categorie 1. Dit is een categorie met een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Geluid is vooral bepalend voor deze afstand. Deze categorie geldt dus voor een kleinere vorm van detailhandel, maar ook voor een supermarkt. De bestaande woningen staan buiten de genoemde contour van 10 meter. In principe ondervinden deze woningen geen hinder van de nieuwe bedrijven in het plangebied.

De bestaande bedrijven rond het plangebied mogen niet beperkt worden in hun bedrijfsmatige activiteiten, door de realisatie van woningen in het plangebied. Woningbouw vindt plaats op twee locaties, oostelijk in het plangebied. In de omgeving daarvan is sprake van een aan woningbouw grenzend gebied. Woningen onderling leveren geen hinder op. De bibliotheek aan de noordzijde van het plangebied heeft een milieucategorie 1, met een richtafstand van 10 meter. Geluid is vooral bepalend voor deze afstand. De afstand tussen de nieuwe woningen en deze bibliotheek is groter, de woningen leveren in principe geen hinder op voor de bedrijfsactiviteiten in de omgeving.

Daarnaast is in en rond het plangebied duidelijk sprake van een gemengd gebied. Er is sprake van een sterke functiemenging van detailhandel, dienstverlening, wonen en andere functies. In dergelijke gebieden kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

 

Een speciaal aandachtspunt dat bijvoorbeeld bij een supermarkt wordt genoemd is de potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking. Het is daarom van belang de verkeersstromen en het parkeren goed te regelen. Dit komt in paragraaf 3.8 aan de orde.

3.2.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in de volgende typen: wegverkeerslawaai en inrichtingslawaai. In het plangebied worden nieuwe bedrijven en woningen gerealiseerd. De bedrijven geven een bepaalde geluidsproductie op de omgeving. De woningen zijn geluidgevoelige objecten en kunnen hinder ondervinden van de geluidbronnen in de omgeving. Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder. Inrichtingslawaai is opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Wegverkeerslawaai

Van negatieve effecten door wegverkeerslawaai is in de huidige situatie in het plangebied geen sprake. In en direct rond het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. De wegen in en rond het plangebied hebben een snelheidsregime dat maximaal 30 km/uur toestaat. Zoneringsplichtige wegen zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Op grotere afstand van het plangebied liggen wel zoneringsplichtige wegen. De wettelijke zones rond die wegen reiken niet over het plangebied heen en hebben daarop dus geen invloed.

Inrichtingslawaai

De nieuwe bedrijven (winkels en andere inrichtingen) in het plangebied hebben een milieuzone voor geluid (zie ook 3.2.1). Om te achterhalen wat de invloed hiervan op de geluidgevoelige objecten (o.a. woningen) in de omgeving is, is een onderzoek uitgevoerd. Daarbij gaat het om het geluid van de inrichting zelf, als aan de inrichting gelieerde activiteiten als laden en lossen en winkelwagens. Hiervoor zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd.

Uit de onderzoeken blijkt dat door de ontwikkeling in het plangebied enige (in)directe hinder op de bestaande geluidgevoelige bebouwing en nieuw te bouwen appartementen niet uit te sluiten is. Dit wordt onder meer veroorzaakt door dichtslaande portieren van auto's die bij de in het plangebied aanwezige functies parkeren. Hinder op de nieuwe woningen kan verholpen worden door de gevels extra te isoleren. Hierdoor kan de geluidwering verbeteren en het binnenniveau voldoen aan de wettelijke normen.

Ten tijde van de opstelling van het ontwerpbestemmingsplan was sprake van een inpandige laad-en losruimte bij de beoogde supermarkt aan de Schansburg. Het inpandig laden en lossen blijkt bij nader inzien niet haalbaar te zijn, omdat er daardoor te weinig winkelruimte overblijft om de gewenste layout te realiseren. Om die reden is in overleg met de ondernemer een alternatieve oplossing gekozen, waarbij het laden en lossen deels inpandig plaatsvindt. Om deze reden was ten behoeve hiervan een aanpassing c.q. aanvullling van het in bijlage 3 opgenomen akoestisch onderzoek nodig. Uit dat akoestische onderzoek blijkt dat zowel de bestaande als de nieuw te realiseren woningen aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit kunnen voldoen.

Een meer nauwkeurige toelichting is opgenomen in de onderzoeken in de bijlagen 3 en 4 Geluidsnotitie haalbaarheid overkapt laden en lossen.

3.2.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan maakt naast bedrijven ook woningen mogelijk. Het is van belang om te onderzoeken of de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen. Het onderzoek is toegevoegd in de bijlagen.

Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van zowel de grond als het grondwater in het plangebied. Tijdens het verkennend onderzoek zijn op enkele locaties verontreinigingen aangetroffen. Een nader onderzoek is uitgevoerd met als doel de aangetroffen verontreinigingen in kaart te brengen.

De aangetroffen bodemverontreinigingen zijn geen onoverkomelijke belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied. Wel moet een saneringsprocedure worden gestart wanneer de herinrichting- en/of saneringsactiviteiten worden uitgevoerd in het westelijke deel van het plangebied. Hiervoor moet een BUS-melding (Besluit Uniforme Sanering) opgesteld worden, die goedgekeurd moet worden door het bevoegd gezag (Provincie Fryslân). Dit is aan de orde bij de verlening van de vergunning.

3.3 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Bij een bestemmingsplan is toetsing van dit aspect van belang. Dit kan door middel van het uitvoeren van een watertoets. Voor het plangebied is dit gedaan, de resultaten en samenvatting zijn toegevoegd in de bijlagen.

Uit de watertoets blijkt dat de ontwikkelingen in het plangebied geen waterschapsbelangen raken. De ontwikkelingen vinden plaats in bestaand bebouwd en verhard gebied, waardoor de oppervlakte daarvan niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast kan de bestaande waterleiding en riolering (eventueel met een geringe aanpassing) worden gebruikt voor de gewenste ontwikkeling.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via www.dewatertoets.nl.

3.4 Ecologie

De bescherming van aangewezen natuurgebieden en flora- en faunasoorten is in de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet verankerd.

3.4.1 Beschermde gebieden

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden (Natura 2000) en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aanwezig. Bovendien betreft de ontwikkeling een aanpassing binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij bijvoorbeeld geen sprake is van een meer milieubelastende situatie dan in de huidige situatie.

3.4.2 Beschermde soorten

In het plangebied is sprake van ruimtelijke ontwikkelingen. Een verkennend onderzoek naar de aanwezigheid van mogelijk beschermde soorten is daarom nodig. In het plangebied is de bebouwing en het overige deel van het plangebied beschouwd. De resultaten van de onderzoeken volgen hierna.

Ecologische beoordeling Friesland Bank

Voor de sloop van het voormalige pand van de Friesland Bank heeft een ecologische van de te slopen panden plaatsgevonden. Deze beoordeling was nodig, vanwege de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in dit gebouw. De Flora- en faunawet biedt wetgeving over beschermde plant- en diersoorten. Alleen dit gebouw is belicht omdat hier sprake is van sloop en vervangende nieuwbouw. Het onderzoek is toegevoegd in de bijlagen.

Uit het onderzoek blijkt dat beschermde plantensoorten niet worden verwacht. Wel zijn aangeplante en gecultiveerde soorten aanwezig. Het gebouw is mogelijk wel geschikt als verblijfplaats voor enkele beschermde diersoorten, waaronder vleermuizen en de huisspitsmuis. Om verstoring van mogelijk aanwezige soorten te voorkomen, worden in het onderzoek aanbevelingen gedaan over hoe met deze soorten omgegaan moet worden. Voor vleermuizen worden een nader onderzoek volgens het vleermuisprotocol aanbevolen.

Vervolgonderzoek vleermuizen Friesland Bank

Het vervolgonderzoek voor vleermuizen is inmiddels uitgezet. De resultaten van dit onderzoek zijn vooral van belang bij de uitvoering van het project. Het is daarom van belang dat dit onderzoek voor de omgevingsvergunning aanwezig is.

Ecologische beoordeling Albert Heijn

Ook het filiaal van de supermarkt Albert Heijn wordt gesloopt en is daarom onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant/ en diersoorten. Dit onderzoek is toegevoegd in de bijlagen.

Beschermde flora is binnen het plangebied niet aanwezig. Het gebouw zelf vormt geen geschikte habitat voor beschermde plantensoorten. Daarnaast zijn beschermde diersoorten ook niet aangetroffen in het gebouw.

Ecologische beoordeling Post NL

Voor het gebouw van Post NL is, in verband met de sloop ervan, ook een ecologisch onderzoek gedaan. Het onderzoek wordt toegevoegd in de bijlagen.

In de bomen in het plangebied zijn (broed)vogels aangetroffen. Door de sloopwerkzaamheden op te starten buiten het broedseizoen (globaal tussen april en eind juli) kunnen negatieve effecten voor de vogels worden voorkomen. Ditzelfde geldt voor eventuele kapwerkzaamheden. Wanneer binnen het broedseizoen gesloopt en/of gekapt moet worden, is het noodzakelijk bij deze werkzaamheden ecologische begeleiding in te schakelen.

Tot slot zijn in het plangebied licht- en niet beschermde soorten aanwezig. Voor deze soorten is een algemene zorgplicht van toepassing. De zorgplicht houdt in dat eenieder moet voorkomen dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen heeft voor alle in het wild levende planten en dieren. Als dat niet mogelijk is, moeten die gevolgen zoveel mogelijk beperkt of ongedaan gemaakt worden. De zorgplicht geldt altijd en overal, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten.

De onderzoeksresultaten hebben geen invloed op de regeling in dit bestemmingsplan. Wel zijn deze van belang bij de uitvoering van de werkzaamheden en de planning hiervan.

Ecologische beoordeling overig delen plangebied

In dit onderzoek (zie bijlagen) is het gebied beschouwd dat in eerdere onderzoeken nog niet was beoordeeld. Daarbij is niet alleen gekeken naar bebouwing, maar ook naar de openbare ruimte. Uit het onderzoek blijkt dat in de te slopen en (ver)bouwen gebouwen en te kappen bomen en te rooien groen is de aanwezigheid van beschermde soorten niet uit te sluiten. Het gaat daarbij om verschillende lichter en zwaarder beschermde vogel- en zoogdiersoorten.

Het onderzoek doet aanbevelingen voor de verschillende soorten. Deze aanbevelingen variëren van het doen van vervolgonderzoek tot het uitvoeren van werkzaamheden onder ecologische begeleiding. Het nader onderzoek moet voor de verschillende soorten in andere perioden in het jaar worden gedaan. De resultaten hiervan moeten in ieder geval voor de aanvraag van de omgevingsvergunning voor slopen, kappen, bouwen etc, bekend zijn. Hierdoor kan, wanneer nodig, tijdig maatregelen genomen worden.

3.5 Archeologie en cultuurhistorie

Door de ontwikkeling in het plangebied wordt onder meer nieuwe fundering in het plangebied aangelegd. Hiermee kunnen mogelijk aanwezige archeologische waarden worden vernietigd. Deze paragraaf geeft inzicht in de aanwezige waarden en de manier waarop deze beschermd worden. Verder gaat deze paragraaf in op cultuurhistorische waarden in het plangebied waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden wordt.

Archeologie

In het plangebied zijn mogelijk archeologische waarden in de bodem aanwezig. Om te achterhalen of dit zo is, beveelt de provincie bij ontwikkelingen groter dan 5.000 m2 een archeologische quickscan (periode steentijd-bronstijd) aan. De bron voor deze informatie is de FAMKE-kaart van de provincie Fryslân, die ook gekoppeld is aan de provinciale ruimtelijke verordening.

De totale oppervlakte van de ontwikkelingen is groter dan 5.000 m2 en een archeologische quickscan wordt daarom uitgevoerd. Deze is toegevoegd in de bijlagen. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het aspect archeologie geen belemmeringen of uitgangspunten voor dit plan oplevert. In de bodem van het deel van het plangebied waarin de grootste ingrepen plaatsvinden, worden geen archeologische waarden verwacht. Een vervolgonderzoek is dan ook niet nodig.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke panden en andere cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De in de omgeving aanwezig zijn de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden door de ontwikkeling niet geschaad.

3.6 Externe veiligheid

Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling met beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten mogelijk. De nieuwe situatie verandert ten opzichte van de bestaande situatie omdat de hoeveelheid woningen (kwetsbare objecten) toeneemt. Het is daarom van belang de externe veiligheid voor de toekomstige gebruikers en bewoners van het plangebied inzichtelijk te maken.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen door leidingen, over de weg, het spoort en/of het water.

Op grotere afstand zijn op het bedrijventerrein Overtoom (westelijk van het plangebied) en bij het sportcentrum Kortezwaag (zuidelijk van het plangebied) enkele risicovolle inrichtingen en een gasleiding aanwezig. De plaatsgebonden risicocontouren van deze inrichtingen en gasleiding vallen binnen de grens van de inrichting en/of vallen niet over het plangebied heen. Voor het invloedsgebied van het groepsrisico zijn voor deze inrichtingen en leiding geen vaste afstanden weergegeven. Onacceptabele risico's voor de (beperkt) kwetsbare objecten wordt niet verwacht. De afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde risicovolle inrichting en de gasleiding is groot, namelijk minimaal 400 meter.

3.7 Luchtkwaliteit

Door middel van dit bestemmingsplan worden nieuwe functies aan het plangebied toegevoegd, vooral de functie wonen is nieuw. Door de toename van het aantal woningen, neemt verkeersstroom naar het plangebied enigszins toe, dit kan invloed hebben op de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Door de gewenste ontwikkeling in het plangebied wordt de luchtkwaliteit niet negatief beïnvloed. Het gaat bij de winkels vooral om vervanging van bestaande winkels; de oppervlakte neemt slechts gering toe. Het aantal woningen valt onder de gevallen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtkwaliteit. Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.8 Verkeer en parkeren

Het is belangrijk dat bij een nieuwe ontwikkeling in bestaand bebouwd gebied geen te grote belasting op de omgeving ontstaat. In het geval van de realisatie van nieuwe winkels en woningen zijn de onderwerpen verkeer en parkeren daarbij belangrijk. De nieuwe verkeerscirculatie moet niet leiden tot onveilige situaties en meer overlast voor de omgeving. De parkeerbehoefte moet volledig in het plangebied opgelost worden om zo parkeeroverlast voor de omgeving te voorkomen.

Verkeer

In het plangebied is sprake van een toename van het verkoopvloeroppervlak. Het aantal winkels neemt niet in grote mate toe, de bestaande winkels worden vooral vergroot. Het aantal bezoekers van het plangebied gaat daarom slechts in geringe mate toenemen. De infrastructuur is in de huidige situatie van voldoende kwaliteit. De bestaande en toekomstige verkeersstroom hebben voldoende mogelijkheden om van en naar het plangebied te komen.

Parkeren

Voor de parkeerbehoefte is in 2013 berekening uitgevoerd, de parkeerbalans is bijgevoegd in de bijlagen. Uit de parkeerbalans blijkt dat de ontwikkeling in het plangebied een extra aantal parkeerplaatsen vraagt. Dit zijn 61 parkeerplaatsen ten opzichte van de bestaande situatie.

In het plangebied zijn in de huidige situatie 194 parkeerplaatsen. Dit betekent dat er met de realisatie van de gewenste ontwikkeling minimaal 255 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. Uit een analyse van de beschikbare ruimte wijst uit dat er voldoende ruimte is om circa 300 parkeerplaatsen te realiseren. Daarbij wordt uitgegaan van een benodigde oppervlakte van 25 m2 per parkeerplaats.

Binnen de in het plangebied beschikbare ruimte kan ruimschoots worden voorzien in de parkeerbehoefte. In dit bestemmingsplan wordt voldoende ruimte gereserveerd voor de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen. Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd.

3.9 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen met een groot ruimtelijk belang aanwezig. De nieuwe bebouwing krijgt waar nodig wel nieuwe aansluitingen. Dit zijn kleinere kabels en leidingen die in dit bestemmingsplan niet van een beschermende regeling voorzien hoeven worden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij gaat het om de maatschappelijk en de economische uitvoerbaarheid. In de volgende paragrafen wordt hierop een nadere toelichting gegeven.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en/of instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorbereiding

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro plaats. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de verplichte partijen geen belang hebben bij de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling. De verplichte partners zijn in het geval van dit bestemmingsplan de provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Door het aanvragen van de watertoets voor het bestemmingsplan, is het Wetterskip al in een vroegtijdig stadium bij de planvorming betrokken. De resultaten daarvan zijn opgenomen in 3.3. Met de provincie is een ambtelijk overleg geweest. De provincie gaf aan dat van wettelijk overleg kan worden afgezien wanneer een ontwikkeling binnen de provinciale verordening past. Bij dit bestemmingsplan is dit het geval (zie ook 2.1.3) het wettelijk overleg overgeslagen.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. Bij dit bestemmingsplan is besloten de inspraakperiode over te slaan. De gewenste ontwikkeling is in de nu geldende beheersverordening niet mogelijk, maar in het daarvoor geldende bestemmingsplan al wel.

Een publicatie heeft plaatsgevonden waarin aangekondigd is dat dit bestemmingsplan wordt voorbereid. Daarmee wordt voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 7 oktober tot en met 18 november 2013 (zes weken) ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Wel hebben een aantal ambtelijke aanpassingen plaatsgevonden die voornamelijk te maken hadden met de afstemming op de voorgenomen bouwplannen.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft, met inachtneming van de ambtelijke aanpassingen, het bestemmingsplan op 3 februari 2014 gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit dat zes weken ter inzage komt te liggen, is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële haalbaarheid

Het project is financieel haalbaar. Voor de ontwikkeling in het plangebied is een exploitatieberekening gemaakt. In het kostenoverzicht dat daarbij hoort is rekening gehouden met de opbrengsten en kosten. Daaruit blijkt dat er een negatief nominaal saldo is. De gemeente dek het negatieve saldo af uit bestemmingsresrves en een subsidie.

Bovendien is het bestemmingsplan financieel haalbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting van dit jaar een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan in principe verplicht. Het bestemmingsplan maakt immers de bouw van hoofdgebouwen mogelijk, waarmee sprake is van een 'bouwplan' zoals genoemd in het Besluit ruimtelijk ordening. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening is daarmee van toepassing.

Van de vaststelling van een exploitatieplan kan bij dit bestemmingsplan echter worden afgezien. De gemeente heeft een actief grondbeleid nagestreefd en de gronden verkocht. Met betrekking tot de ontwikkeling van de bouwplannen zijn afspraken vastgelegd in overeenkomsten. Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over de financiële inspanningen van de betrokken partijen.