direct naar inhoud van Artikel 5: Wonen - 2
Plan: Beetsterzwaag - Herinvulling Vlaslaan e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.02BPVlaslaan-0301

Artikel 5: Wonen - 2

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2. Bouwregels
5.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;
  • d. het aantal aaneen te bouwen woningen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 20° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

5.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b mogen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - carport" carports worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 20 m²;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouw, plus 0,30 meter;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

5.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub b. in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub d. in die zin dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.1 sub f. in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.1 sub g. in die zin dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 5.2.2 sub a. in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 5.2.2 sub e. in die zin dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt vergroot, mits:
    • 1. dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.
5.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca of detailhandel.

5.6. Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.5 sub a. in die zin dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:
    • 1. er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
    • 2. er sprake blijft van één huishouden.
  • b. het bepaalde in lid 5.5 sub c. in die zin dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 2. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    • 4. er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
    • 6. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
    • 8. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.