Direct naar inhoud
Plan:Siegerswoude - Binnenwei 14
Status:vastgesteld
Plantype:wijzigingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0086.013BPWBinnenwei14-0301

TOELICHTING

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Het wijzigingsplan

1.2. Ligging plangebied

1.3. Vigerend plan

1.4. Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1. Verordening Romte Fryslân 2014

3.2. Wetterskip

3.3. Omgevingsvisie 2015-2030

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1. Inleiding

4.2. Milieuzonering

4.3. Geluid

4.4. Externe veiligheid

4.5. Luchtkwaliteit

4.6. Bodem

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

4.7. Water

4.9. Ecologie

4.11. Kabels en leidingen

4.10. Stikstofwet

4.11 M.e.r.-plicht

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1. Inleiding

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1. Het wijzigingsplan

 

Er is een verzoek ingediend voor de wijziging van het bestemmingsplan 'Buitengebied', voor het perceel aan de Binnenwei 14 te Siegerswoude, kadastraal bekend als URT00 E 01779. Het betreft een wijzing van de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Agrarisch' naar 'Wonen'. De initiatiefnemer heeft de wens om op deze locatie een voormalige kerk te transformeren naar een woning. Het verzoek omvat tevens het uitbreiden van het nieuwe bestemmingsvlak met het westelijk gelegen perceel, kadastraal bekend als URT00 E 01778.

 

 [image]

Figuur 1 Kadastrale situatie.

1.2. Ligging plangebied

 

De planlocatie is gelegen aan de Binnenwei 14 te Siegerswoude, nabij het kruispunt met De Mersken. De locatie is gelegen aan een weg met losse lintbebouwing. Rondom de locatie zijn woningen en agrarische bedrijven gevestigd. Ten zuiden is, in de oorspronkelijke kavelrichting, een begraafplaats gelegen. Op het perceel bevindt zich een oud kerkje.

 

 [image]

Figuur 2 Locatie van het plangebied.

 

 

1.3. Vigerend plan

 

De planlocatie valt binnen de contouren van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' en de bijbehorende 'Correctieve en partiele (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied', vastgesteld op respectievelijk 30 juni 2014 en 8 oktober 2018. De locatie heeft de bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 10) en gedeeltelijk 'Agrarisch' (artikel 3) beide met de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie”

 

Dubbelbestemming

Het bestaande bestemmingsvlak omvat een perceel met een stuk groen bij de kerk, bestaande uit bomen en enige struiken. Met het herbestemmen van de kerk naar woning vervalt de maatschappelijke bestemming. Dit perceel krijgt daarom de bestemming 'Wonen' (artikel 19). Hiermee wordt het toekomstige gebruik vastgelegd. Tevens omvat de bestemmingswijziging een deel van een agrarische kavel die wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'.

 

 [image]

Figuur 3 Uitsnede uit het bestemmingsplan.

 

 

1.4. Leeswijzer

 

De toelichting bij dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestaande en gewenste situatie

 

 

De initiatiefnemers hebben een verzoek ingediend voor het wijzigen van de bestemming van de locatie Binnenwei 14 te Siegerswoude van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'. Op de locatie was in het verleden een kerk gevestigd. Sinds een aantal jaren is het voormalige kerkgebouw in gebruik als trouw- en uitvaartlocatie. De initiatiefnemer heeft de wens hier een woning in te vestigen. Daarbij blijft het kerkgebouw bestaan.

Het plangebied omvat twee percelen die van bestemming zullen wijzigen. Het perceel, waarvan het kadastrale nummer eindigt op 1779 zal wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' Het initiatief omvat tevens het uitbreiden van het woonerf. Het perceel, waarvan het kadastrale nummer eindigt op 1778 zal daarom wijzigen van 'Agrarisch' naar 'Wonen'.

De planlocatie is gelegen in het buitengebied, aan een weg met losse lintbebouwing. Rondom de locatie liggen woningen en agrarische bedrijven. De locatie betreft een voormalig kerkgebouw uit 1949. Deze kerk is gebouwd ter vervanging van een kerk die in 1941 afgebrand is. Deze kerk stamde uit 1909. De oorspronkelijke kerk was zuidelijker gelegen, aan De Mersken. Deze kerk stamde waarschijnlijk uit de 13e eeuw en was daarmee de oudste van Opsterland. In 2019 heeft het gebouw aan de Binnenwei 14 de kerkfunctie verloren.

De planlocatie is gelegen in een woonomgeving afgewisseld met groen. De overzijde van de weg valt binnen de contouren van het 'Bestemmingsplan Buitengebied' (2014). De gronden aan de overzijde van de weg hebben de bestemming 'Agrarisch'. Hier zijn echter geen agrarische bouwvlakken gelegen. Het pand dat schuin tegenover de planlocatie ligt , heeft de bestemming 'Wonen'. De locatie valt daarmee niet binnen de milieucontouren van een (agrarisch) bedrijf.

 

 

Wijzigingsbevoegdheid

 

In het bestemmingsplan 'Buitengebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 10.7 lid b). Het college kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een bestemming wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' in combinatie met 'Groen' en 'Water'. Daarbij geldt dat de activiteiten die verband hebben met de bestemming 'Maatschappelijk zijn beëindigd', de bewoning uitsluitend plaatsvindt in het voormalige pand. Na wijziging gelden de regels voor de bestemming 'Wonen'.

Hier zijn de volgende voorwaarden aan verbonden:

 

  1. er een gemiddelde aan parkeergelegenheid van ten minste één parkeerplaats per woning wordt gerealiseerd;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;

  4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  5. deze wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden;

  6. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;

 

Op deze wijze wordt er voldaan aan de voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid:

 

  1. het bijbehorend erf voorziet in voldoende parkeermogelijkheden ;

  2. de ontsluiting van het perceel zal plaatsvinden op dezelfde plek als waar ontsluiting van de kerk was gesitueerd i.c. aan de Binnenwei;

  3. de wijziging van de bestemming van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' is een afschaling in zwaarte van de planologische mogelijkheden. De wijziging van de bestemming doet daardoor geen afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de functies in de omgeving. Deze komt de mogelijkheden eerder ten goede doordat milieucontouren komen te vervallen;

  4. De nieuwe woning is gelegen in een bestaande strook met woningen in het buitengebied. Er is geen reden om aan te nemen dat de geluidsbelasting van geluidsgevoelige ojecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde;

  5. De woonfunctie zal binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden. Het gebouw voldoet aan de voorwaarden 'Wonen' zoals geformuleerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied';

  6. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw zijn in overeenstemming zijn met het actuele woonplan, daarover hieronder meer.

 

Artikel 3 onder 3.8 sub f bevat de mogelijkheid de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in de bestemming “ Wonen” ten behoeve van de vergroting met dien verstande dat: de uit te oefenen woonfunctie uitsluitend betrekking heeft op de inrichting van het perceel naar tuin of erf; de oppervlakte van het woonperceel na wijziging ten hoogste 2.500 m² mag bedrage, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn.

Aan deze voorwaarden wordt in het onderhavige geval voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleid

 

 

3.1. Verordening Romte Fryslân 2014

 

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen rijk, provincies en gemeenten. Doel van de wet is een slagvaardiger doorwerking en uitvoering van het ruimtelijke beleid. De Wro maakt onderscheid tussen strategische visie en juridisch bindend beleid. De strategische visie staat in de structuurvisies van de verschillende overheidslagen. Binnen dat wettelijke kader hebben Provinciale Staten op 15 juni 2011 de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze is per 1 augustus 2011 in werking getreden. Medio 2011 is door Provinciale Staten nieuw beleid geformuleerd inzake de veehouderij, intensieve veehouderij landschap en cultuurhistorie (Grutsk op ‘e Romte) en weidevogels. In de ‘Tuskentiidske evaluaasje Streekplan Fryslân, van 23 januari 2013, heeft ook een eerste evaluatie van de verordening plaatsgevonden. Daarin is een aantal onderwerpen benoemd waarvan aanpassing in de verordening gewenst werd geacht. Ook op grond van de inwerkingtreding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is aanpassing van de verordening vereist. Aanpassingen hieromtrent hebben geresulteerd in de Verordening Romte Fryslân 2014.

 

De verordening bevat instructies ingevolge artikel 4.1 eerste lid Wro, over de inhoud van

de gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de

plantoelichting.

 

Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming heeft van Gedeputeerde Staten. In afwijking hiervan kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet meer dan drie woningen dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied, niet meer dan 11 woningen bevat en in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

 

3.2. Wetterskip

 

In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze

Leidraad is een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over

water kunnen communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd

door medewerkers van Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen

en beantwoorden van vragen. In 2004 hadden gemeenten en waterschappen nog weinig

ervaring met de watertoets, die in 2002 van kracht is geworden. Anno 2013 is door beide

partijen veel ervaring opgedaan met het watertoetsproces.

 

Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden

meegenomen. De Leidraad Watertoets is een instrument waarmee de waterbelangen in

ruimtelijke plannen kunnen worden geborgd en waarmee er zorg voor kan worden

gedragen dat ruimtelijke plannen voldoen aan de uitgangspunten van Wetterskip

Fryslân. Daarnaast zorgt de leidraad watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij

de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip

tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status

van het wateradvies.

 

3.3. Omgevingsvisie 2015-2030

 

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelenkennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de

robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente

Opsterland loopt vooruit op de (ontwerp) Omgevingswet en de daarin opgenomen

planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid.

 

De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen

voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving.

Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke

ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit

te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.

 

Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

 

1. De kracht van de gemeenschap

De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.

2. De kracht van de leefomgeving

Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de

stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze

kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

3. De krachten bundelen: regionale samenwerking

De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door

samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het

hoofd te bieden.

4. De rol en werkwijze van de gemeente

De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.

 

In de Omgevingsvisie wordt een duidelijke voorkeur uitgesproken over waar woningen toegevoegd kunnen worden aan het bestand; inbreiding gaat boven uitbreiding. Het betreffende perceel is, door omstandigheden, vrijgekomen. Het perceel is gelegen binnen de begrenzing van het bestaand bebouwd gebied en er staat bebouwing. Daarmee is er sprake van een inbreidingslocatie. Bij de vormgeving dient uiteraard rekening gehouden te worden met het voormalige en het huidige bebouwingsbeeld.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

 

4.1. Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de gebruiks- /bouwmogelijkheden binnen het bestemmingsvlak. Het gaat hier om een relatief beperkte ingreep waardoor de afweging per aspect beknopt wordt weergegeven.

 

 

4.2. Milieuzonering

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. In het buitengebied moet tevens rekening worden gehouden met het aspect geurhinder. Agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet belemmerd worden door het vergroten van de woonbestemming.

 

In de nabijheid van het betreffende perceel zijn geen (agrarische) bedrijven gevestigd. Echter ligt er op het aangrenzende perceel op de Binnenwei 14 wel een agrarsiche bestemming. Conclusie is dan ook dat de wijziging van de bestemming voor dit perceel geen afbreuk kan doen aan omliggende (agrarische) bedrijven.

 

 

4.3. Geluid

 

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting op geluidsgevoelige gebouwen (waaronder woningen). Genoemd worden drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In dit kader kan over het plangebied worden gesteld dat er geen (spoor) wegen en industrie in de directe nabijheid aanwezig zijn. Tevens is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een geluidszone heeft, waar aandacht aan mogelijke geluidshinder moet worden besteed.

 

De cumulatieve geluidsbelasting op de nieuw te realiseren woring bedraagt 58 dB. Om te kunnen voldoen aan het wettelijk binnenniveau dient de karakteristieke geluidswering van de uitwendige scheidingscontructie 25 dB te bedragen. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning zal er daardoor een gevelrapport ingediend moeten worden. Hieruit dient te blijken dat de benodigde geluidswerking behaald wordt aangezien er een maximum binnenniveau van 33dB is vereist.

 

 

4.4. Externe veiligheid

 

Externe veiligheid wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

 

Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven, kwetsbare objecten zijn en dat gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.

 

Op het perceel van de Binnenwei is de voormalige kerk aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Deze wordt nu nog aangemerkt als categorie 'bijeenkomst' (religieus), maar zal na de wijziging worden veranderd naar de categorie 'woon'. Op de geraadpleegde risicokaart zijn geen risico's opgenomen die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

 

 

4.5. Luchtkwaliteit

 

Onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. Uitgangspunt hierbij is om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van de luchtverontreiniging aan te pakken. Deze verontreiniging is veelal een gevolg van het aantal verkeersbewegingen. Hiervan is sprake ingeval een ontwikkeling leidt tot een ontwikkeling van 1610 en meer voertuigbewegingen per dag.

Voor ruimtelijke plannen en verkeersplannen met een beperkte verkeerstoename is de zgn. NIBM – tool ontwikkeld. Hiermee kan op eenvoudige wijze berekend worden of een plan Niet In Betekende Mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Er is sprake van NIBM als een project of activiteit maximaal 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 mg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit wijzigingsplan voorziet in de realisering van een woning. Nader onderzoek naar de jaargemiddelde concentraties van PM10 en NO2 is niet nodig.

 

4.6. Bodem

 

Voor dit wijzigingsplan is onderzoek gedaan naar de milieusituatie van de bodem. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat zich in de bovengrond en het grondwater lichte verontreiniging bevinden. In de bijlagen staan de resultaten van het bodemonderzoek vermeld. In de ondergrond zijn er eveneens lichte verontreinigingen vastgesteld. In de licht puinhoudende bovengrond is geen asbest aangetoond. Op basis van de gemeten gehaltes is er gesteld dat er geen nader onderzoek nodig wordt geacht.

Er kan worden gesteld dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor deze locatie.

 

4.8. Archeologie en cultuurhistorie

 

Archeologie

Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart FAMKE van de Provincie Fryslân heeft het plangebied een lage archeologische verwachting.

 

IJzertijd en Middeleeuwen

Voor deze tijdsperiode heeft het plangebied de aanduiding 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau.

 

 [image]

 

 

Figuur 4 Archeologische waarden Stationsweg 94 IJzertijd en Middeleeuwen

 

Steentijd Bronstijd

Voor deze tijdsperiode heeft het plangebied de aanduiding 'quickscan'. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2. Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

 

De voorgenomen ontwikkeling zal plaatsvinden binnen een bouwvlak van ca. 250m², waarbij er gebouwd zal worden op de locatie van een voormalige kerk. Hiermee wordt de grens van 5.000m² niet overschreden en zijn een karterend onderzoek en een quicksan niet nodig. Het oppervlak van het nieuwe bestemmingsplanvlak is ca. 1.850 m². Ook deze ligt onder de 5.000m²-grens.

 

 

 [image]

Figuur 5 Archeologische waarden Binnenwei 14 Steentijd en Bronstijd

 

Cultuurhistorie

Op het perceel staat een voormalig kerkje: de Hervormde Kerk. Deze kerk stamt uit 1949 nadat het in 1941 was afgebrand. De oorspronkelijke kerk is opgericht in het jaar 1910. Hoewel het gebied op de kaarten aangemerkt staat als cultuurhistorisch wordt het kerkje na bestemmingsplanwijziging niet voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Wel krijgt het bestemmingsvlak de aanduiding Waarde - Cultuurhistorie.

 

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling zal niet leiden tot grondbewerkende ingrepen groter dan 5.000 m². Archeologische onderzoek is daarom voor de tijdsvakken 'ijzertijd - middeleeuwen' en 'steentijd - bronstijd' niet nodig.

 

4.7. Water

 

Het plan is voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân voor het uitvoeren van de watertoets. In bijlage 1 wordt de uitslag van de watertoets vermeld. Uit de resultaten blijkt dat er geen verder onderzoek hoeft te worden gedaan. In vergelijking met de eerdere situatie, neemt de verharding weinig toe er komt immers een aanbouw aan het kerkje. Tijdens het bouwrijp maken van het preceel is de watersituatie gewijzigd. De percelen 3264 en 2866 werden eerder gescheiden door een watergang. Deze is gedempt. Ter compensatie is de watergang aan de oostzijde verbreed. Aan de westzijde is een hoofdwatergang met stuw gelegen. Deze zal afgewaardeerd worden en de stuw zal verplaatst worden naar de watergang aan de oostzijde. Hiermee wordt deze opgewaardeerd naar hoofdwatergang. Op deze manier kan de watergang onderhouden worden vanaf openbare grond en hoeft er geen onderhoudsstrook gereserveerd te worden op de percelen van de initiatiefnemer.

 

4.9. Ecologie

 

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze wet vervangt drie wetten, te weten de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van specifieke gebieden in ons land. In de wet zijn de bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Hieronder vallen ook de Natura 2000 gebieden. Voor het plangebied geldt dat de kerk wordt gebruikt als woning. Waarbij er geen ingrepen worden gedaan aan de kerk zelf. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het onderhavige plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt.

 

Het wijzigen van de bestemming waarbij de bouw van een woning mogelijk wordt gemaakt leidt naar verwachting niet tot enig effect op beschermde flora en fauna. In het gebied lag voorheen een sloot. Deze watergang is later verlegd. De ecologische impact is daarmee beperkt gebleven. De aangrenzende gronden worden gebruikt voor normaal agrarisch gebruik. Wat betreft de soortenbescherming, is aannemelijk dat er daarom geen belemmeringen/ wijzigingen zijn te verwachten voor de functiewijziging.

 

Beoordeeld moet worden of de ingreep significatie effecten heeft op de Natura 2000 gebieden voor wat betreft stikstofdepositie. De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Bakkeveense Duinen bedraagt ongeveer 3,3 km.

 

4.11. Kabels en leidingen

 

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond.

Deze leiden tot beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om beperkingen van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic – melding in kaart gebracht.

 

In de nabijheid van het plangebied liggen geen kabels en leidingen die, uit hoofde van het gebruik, een planologische bescherming behoeven voor dit plangebied.

 

4.10. Stikstofwet

 

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op basis van de PAS konden toestemming worden verleend voor activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten. De Raad van State heeft geoordeeld dat de PAS niet meer als basis voor deze toestemmingen mag worden toegepast omdat vooruit wordt gelopen op toekomstige positieve effecten van maatregelen. Dit heeft gevolgen voor activiteiten en ruimtelijke plannen. Wanneer de kans bestaat dat er sprake is van stikstofdepositie (meer dan 0,00 mol) op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dan zal moeten worden aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op deze gebieden.

 

Op 1 juli 2021 is de Wet en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Stikstofwet) in werking getreden. Sinds die datum is het niet meer nodig om voor de aanlegfase een stikstofberekening uit te voeren. Op 3 november 2022 heeft de Raad van State uispraak gedaan over het Porthos-project en de bouwvrijstelling. Daarin is bepaald dat de stikstofberekening voor zowel de gebruikfase als de bouwfase dient te worden uitgevoerd. In de nieuwe situatie zal er met de woonbestemming ten opzichte van de oude situatie van de maatschappelijke bestemming minder verkeersbewegingen zijn in de buurt. Daarom is het waarschijnlijk dat de stikstofuitstoot in de oude situatie lager ligt dan in de nieuwe situatie.

 

Conclusie

Wat betreft de stikstofdepositie is er geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.

 

 

 

4.11 M.e.r.-plicht

 

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of een plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het planvoornemen valt niet onder onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. In bijlage D wordt gesproken over "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject". In aansluiting bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 2.1.2) geldt onderhavig planvoornemen niet als stedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er geldt wel een vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van (de onderzoeken in) dit hoofdstuk wordt beschouwd als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat sprake is van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.

  

 

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

 

 

5.1. Inleiding

 

Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 27 lid h van het bestemmingsplan 'Gorredijk Kom' dat vastgesteld is op 4 maart 2016. 'Bestemmingsplan Buitengebied' en de bijbehorende 'Correctieve en partiele (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied', vastgesteld op respectievelijk 30 juni 2014 en 8 oktober 2018. De locatie heeft de bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 10) , voorzien van de aanduiding “ Waarde – Cultuurhistorie” en gedeeltelijk 'Agrarisch' voorzien van de aanduiding “ Waarde – Cultuurhistorie (artikel 3).

Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.

 

De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.

 

Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemming 'Wonen' gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan.

 

Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

 

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

De veranderingen die met vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijke ondergeschikt. De planwijziging voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

 

Zienswijzen/ vooroverleg

Het ontwerpwijzigingsplan wordt conform afdeling 3.4 van de Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd. Met de ter inzage legging van het ontwerpwijzigingsplan wordt een ieder in de gelegenheid gesteld op het voorliggend plan te reageren. Eventueel ingediende zienswijzen worden verwerkt in het plan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal ook het wettelijke vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro worden gehouden.

 

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 1 december 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

 

 

6.2. Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, eveneens onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

 

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke voornemen en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. Procedurekosten voor het wijzigingsplan komen eveneens via het heffen van leges voor rekening van de initiatiefnemer. Er is geen aanleiding voor kostenverhaal anderzins.

Met de aanvrager is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. De voorliggende wijziging heeft dientengevolge geen financiële gevolgen voor de gemeente.

 

Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het ruimtelijke voornemen voldoende is verzekerd.