direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Appelscha - Van Emstweg 1-3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Van Emstweg 1 - 3 te Appelscha was voorheen een kerk met aangrenzende woning gevestigd. De gronden van het kerkgebouw zijn niet meer als zodanig in gebruik. Inmiddels zijn het kerkgebouw en de woning gesloopt. De eigenaar van de gronden wil op deze gronden nieuwe woningen realiseren. Het voornemen is in de nieuwe situatie in het plangebied drie nieuwe woningen te bouwen. Eén vrijstaande en twee geschakelde woningen. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging van het plangebied aan de Van Emstweg 1-3 te Appelscha.

1.2 Planologische regeling

Het plangebied betreft de locatie aan de Van Emstweg 1 - 3 in Appelscha. Het perceel is opgenomen in de beheersverordening 'Appelscha', vastgesteld op 21 mei 2013 en de herziening beheersverordening 'Appelscha 2014', vastgesteld op 20 mei 2014. In figuur 2 is een fragment van de verbeelding van de beheersverordening opgenomen. In deze beheersverordening zijn de bestaande situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden op grond van het hiervoor vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied heeft de gemengde en centrumfunctie. Deze functies zijn gebaseerd op de tot nu toe bestaande situatie en bieden geen ruimte voor de gewenste nieuwe invulling van het plangebied. Voor de realisatie van de nieuwe woningen is besloten om een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Op basis daarvan kunnen de benodigde omgevingsvergunningen worden verleend en kunnen de nieuwe woningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Fragment van de beheersverordening 'Appelscha 2014' (Bron www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de huidige en gewenste situatie en de verkeerssituatie beschreven. In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan wordt het beleidskader beschreven dat relevant is voor dit plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van de provincie en de gemeente. De omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst worden beschreven in hoofdstuk 4. De juridische regeling wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het centrum van het dorp Appelscha ten oosten van de Van Emstweg. De Van Emstweg sluit aan op de Vaart ZZ. Het gebied is in de jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw ontwikkeld. In de omgeving is een mix van woningen en voorzieningen aanwezig.

Aan het begin van de Van Emstweg ligt de kavel waarop een kerkgebouw met aangrenzende woning is gelegen. De kavel heeft een maatschappelijke functie. Het kerkgebouw heeft zijn functie verloren en is al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik. Op korte termijn is het niet aannemelijk dat zich een nieuwe maatschappelijke functie in het gebouw zal gaan vestigen. De huidige situatie is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0003.jpg"

Figuur 3: Huidige situatie Van Emstweg 1-3.

Vooruitlopend op dit bestemmingsplan zijn de gebouwen op het terrein (het kerkgebouw en de woning) reeds gesloopt.

2.2 Voorgenomen initiatief

Het initiatief omvat de realisatie van drie woningen, waarbij één vrijstaande en twee geschakelde woningen worden gebouwd. De gewenste situatie in het plangebied is weergegeven in figuur 4 en figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0004.jpg"

Figuur 4: Nieuwe situatie vrijstaande woning (Bron Jorrit Kok Bouwkundig creatief april 2016)

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0005.jpg"

Figuur 5: Nieuwe situatie geschakelde woningen (Bron Jorrit Kok Bouwkundig creatief april 2016)

Een gegeven voor dit project wordt gevormd door de beschikbare kavels van de vrij gekomen gronden van het kerkgebouw en de bijbehorende woning. Uitgangspunt is om aan te sluiten op het bestaande bebouwingspatroon. De nieuwe woningen worden iets verder teruggerooid ten opzicht van de bestaande bebouwing aan de Van Emstweg. Er wordt één vrijstaande woning met een voetprint van ongeveer 10 bij 14 meter gebouwd en twee geschakelde woningen met een voetprint van 6,5 bij 10,5 meter gebouwd. De gootlijn komt op ongeveer 7 meter te liggen. Daarmee bestaat de mogelijkheid om woningen te realiseren die zijn opgetrokken uit twee bouwlagen met een plat dak. In figuur 6 en 7 is een impressie weergegeven van de beoogde woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0006.jpg"

Figuur 6: Impressie vrijstaande woning Van Emstweg (Bron Jorrit Kok Bouwkundig creatief april 2016)

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0007.jpg"

Figuur 7: Impressie geschakelde woning Van Emstweg (Bron Jorrit Kok Bouwkundig creatief april 2016)

De woningen worden ten opzichte van de huidige bebouwing en de woning op nummer 5 achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd. Dit is gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Hiervoor is een afstand tot de as van de weg opgenomen. De oriëntatie is gericht op de Van Emstweg. Bijgebouwen concentreren zich voornamelijk achter de woningen. De carport wordt ten oosten van de vrijstaande woning gebouwd en wordt op de verbeelding vastgelegd.

2.3 Verkeer en parkeren

De herontwikkeling van de locatie zal leiden tot een afname van de parkeerbehoefte. In totaal worden drie woningen gebouwd. Voor de vrijstaande woning geldt een parkeernorm van minimaal één parkeerplaats op eigen terrein. Voor geschakelde woningen geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning, waarvan één parkeerplaats op eigen terrein en 0,5 parkeerplaats in het openbaar gebied. Binnen dit project ontstaat een parkeerbehoefte van minimaal vier parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd.

De verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woningen is minimaal en kan goed op de bestaande wegen worden opgevangen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Het rijksbeleid is niet van belang, omdat het gaat om slechts een kleinschalige binnenstedelijke ontwikkeling. Het beleid van de provincie Fryslân en de gemeente Ooststellingwerf dat betrekking heeft op de genoemde ontwikkeling en het plangebied wordt wel behandeld.

3.1 Provinciaal beleid

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in het Verordening Romte Fryslân 2014 dat op 25 juni 2014 is vastgesteld. Deze verordening is een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân.

Voor het plangebied geldt de aanduiding 'bestaand bebouwd gebied'. Op grond van het rijksbeleid, neergelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), hebben provincies de taak om in een provinciale verordening het zogenaamde 'bestaand bebouwd gebied' aan te wijzen. Achtergrond daarbij is de toepassing van de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking: in dat kader moet eerst gekeken worden naar intensivering, revitalisering en herstructurering van bestaand bebouwd gebied, voordat nieuwe stedelijke functies worden ontwikkeld. Toepassing van de benadering volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking is ook verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Dit bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal beleid: de nieuwe woningbouw vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en is te beschouwen als een goede wijze van herstructurering.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

Voor de dorpen noemt de structuurvisie dat deze vitaal en leefbaar moeten blijven. In Appelscha moet ruimte blijven voor bestaande en nieuwe (naar aard en schaal passende) bedrijven en staat het behoud en het versterken van het vrij complete pakket aan basisvoorzieningen voorop. De in de structuurvisie genoemde woningbouwmogelijkheden worden voornamelijk ingezet voor herstructurering, strategische projecten en bijzondere doelgroepen. Het verbeteren van de kwaliteit van woningen en de woonomgeving staat hierbij voorop.

3.2.2 Gemeentelijke woonvisie

Voor de realisatie van de nieuwe woningen is het gemeentelijk woningbouwbeleid van belang. Dit is neergelegd in de Woonplan gemeente Ooststellingwerf 2011-2020.

Met dit gemeentelijke woonplan wil de gemeente Ooststellingwerf haar visie geven op het wonen. Het woonplan richt zich ondermeer op het kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte, het bouwen van woningen op herstructurerings- en op inbreidingslocaties en duurzaam bouwen. De nadruk van dit woonplan ligt bij de kwalitatieve woningbehoefte.

In het woonplan van de gemeente Ooststellingwerf wordt ingezet op woningbouw in de dorpen, waarbij het zwaartepunt op de dorpen Appelscha, Haulerwijk en Oosterwolde ligt. Voor de gemeente Ooststellingwerf is in de periode 2011 – 2020 een contingent van 530-770 woningen beschikbaar. Voor Appelscha zijn dat 110-150 woningen. Binnen deze bandbreedte is nog voldoende ruimte voor het toevoegen van drie woningen op de locatie.

Op dit moment werkt de gemeente aan een nieuwe Woonvisie ter vervanging van het huidige woonplan.

3.2.3 Duurzaamheid

Ten aanzien van het thema duurzaamheid is de doelstelling van het milieubeleidsplan 2010 - 2016 het uitgangspunt als het gaat om de bouw van nieuwe woningen.

De nieuwe woningen worden energie neutraal en onder andere voorzien van zonnepanelen.

3.2.4 Welstandsnota gemeente Ooststellingwerf

Door de gemeenteraad van Ooststellingwerf is in mei 2004 de welstandsnota vastgesteld, deze is herzien in juli 2007 en juni 2009. De welstandscriteria voor het gebied waarin deze locatie zich bevindt staat omschreven in hoofdstuk 2 (Appelscha). De in de welstandsnota vastgestelde richtlijnen vormen het kader voor de welstandsbeoordeling van het bouwplan.

De algemene beleidsambitie voor het gebied 'Appelscha 1950-1975' is het beheer van het bestaande gebied. Bij de welstandsbeoordeling wordt de basiskwaliteit gerespecteerd. Incidentele veranderingen zijn mogelijk. Inmiddels is hier de bestaande bebouwing gesloopt om ruimte te maken voor vernieuwing. De herinvulling van het plangebied biedt hier ook kansen voor.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (onder andere woningen) noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden drie woningen mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de nieuwe woningen moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afweging is gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs wordt uitgesloten.

In de omgeving van de Van Emstweg 1-3 zijn voornamelijk woningen en enkele voorzieningen zoals winkels, kantoren, dienstverlenende bedrijven en een sportcentrum aanwezig. De voorzieningen maken deel uit van het centrumgebied van Appelscha.

Sportschool

Ten noordwesten van het perceel is aan de Van Emstweg 8 een sportschool gevestigd. De milieucategorie van een sportschool is milieucategorie 2. De richtafstand tot een gevoelig object (de woning) is 30 meter voor geluid. Het omgevingstype is gemengd gebied. Dit type gebied geldt voor gebieden met functiemenging. Hier mag de richtafstand één stap terug worden gebracht. De richtafstand tot de woningen is dan 10 meter. De afstand tot de woningen is circa 35 meter. De nieuwe woningen vallen buiten de richtafstand van het sportcentrum.

Overige voorzieningen

Naast de sportschool is een bankfiliaal en een makelaarskantoor gevestigd. Het bankfiliaal heeft een richtafstand van 10 meter. Het makelaarskantoor heeft geen richtafstand. De afstand tot het bankfiliaal is meer dan 10 meter en vormt geen belemmering voor de nieuwe woningen.

Aan de Vaart Zuidzijde is een cafetaria gevestigd. De richtafstand van de cafetaria tot een gevoelige functie is 10 meter. De afstand tot de nieuwe woningen is meer dan 10 meter en valt buiten de richtafstand die geldt voor een cafetaria.

Het onderdeel bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met de natuurbescherming. Het wettelijk kader daarvoor staat in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij moet worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). Voor ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

De locatie behoort niet tot een Natura 2000 gebied. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied ligt op circa 1.100 meter afstand van het plangebied. Het betreft hier het Natura 2000-gebied 'Drents-Friese Wold & Leggelderveld'. Gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied en het ontbreken van een ecologische relatie tussen dit Natura 2000-gebied en het plangebied zijn geen significant negatieve effecten te verwachten.

Wat betreft de gebiedsbescherming maakt het plangebied zelf geen deel uit van de NNN. Wel ligt op korte afstand (circa 1.000 meter) zuidelijk van de dorpskern een NNN-gebied rond de Bosberg, onderdeel van het NNN-gebied Drents-Friese Wold. Vooral het aanwezige bosgebied is bepalend voor de waarden.

Dit bestemmingsplan heeft geen significant negatieve effecten op de natuurwaarden in de omgeving, in verband met de aard en omvang van de voorgestelde ontwikkeling en de afstand van het plangebied tot de beschermde gebieden.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Voor licht-beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de Flora- en faunawet.

Wat betreft de soortbescherming vindt in het plangebied alleen nieuwbouw plaats. De gebouwen zijn gesloopt en er worden geen bomen gekapt. Door de ligging midden tussen de bestaande bebouwing zijn er geen hoge ecologische verwachtingswaarden te verwachten en omdat er vanuit het huidige gebruik geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van beschermde soorten op en rondom het perceel is een ecologisch onderzoek niet noodzakelijk. Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.3 Cultuurhistorie en Archeologie

Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Bij het plangebied zelf is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Het dorp is niet aangewezen als beschermd dorpsgezicht en er komen geen beschermende monumenten in het plangebied voor.

Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Voor het dorp Appelscha is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. De gemeente Ooststellingwerf heeft op basis van de FAMKE een archeologisch bureauonderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. In het onderzoek worden in geval van bodemingrepen de volgende onderzoeksadviezen aangegeven:

  • 1. periode steentijd-bronstijd:
    • a. In het rode gebied dient in eerste instantie gestreefd te worden naar behoud.
    • b. Als behoud niet mogelijk is, dient een waarderend onderzoek (steentijd) plaats te vinden bij bodemingrepen > 50 m².
    • c. In de donkergele gebieden moet een karterend onderzoek 1 (steentijd) bij bodemingrepen > 500 m² plaatsvinden.
    • d. In lichter gele gebieden een karterend onderzoek 2 (steentijd) bij bodemingrepen > 2500 m².
    • e. In het lichtroze gebied een quickscan (steentijd) bij bodemingrepen > 5000 m².

  • 2. periode ijzertijd-middeleeuwen:
    • a. In het rode gebied dient in eerste instantie gestreefd te worden naar behoud.
    • b. Als behoud niet mogelijk is, dient een waarderend onderzoek (middeleeuwen) plaats te vinden bij bodemingrepen > 50 m².
    • c. In het lichtoranje gebied moet een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) bij bodemingrepen 5000 m².
    • d. In het lichtgroene gebied is bij bodemingrepen geen onderzoek noodzakelijk.

In figuur 7 is een uitsnede van de FAMKE kaart 'steentijd-bronstijd' opgenomen. De kaart laat zien dat ter plaatse van het plangebied aan de Van Emstweg het advies 'Quickscan' geldt. Algemeen geldt voor dergelijke gebieden een archeologische toets, er een omgevingsvergunning nodig is voor ingrepen met een grotere oppervlakte dan 5.000 m². Dit bestemmingsplan betreft de bouw van drie woningen waarbij de oppervlakte van gebouwen ruim onder de drempelwaarde blijven van archeologisch onderzoek. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0008.jpg"

Figuur 7: Archeologie kaart FAMKE steentijd-bronstijd

De FAMKE ijzertijd-middeleeuwen laat zien dat het plangebied ligt in een gebied karterend onderzoek 3 (figuur 8). Algemeen geldt voor dergelijke gebieden een archeologische toets, er een omgevingsvergunning nodig is voor ingrepen met een grotere oppervlakte dan 5.000 m². Dit bestemmingsplan betreft de bouw van drie woningen waarbij de oppervlakte van de gebouwen ruim onder de drempelwaarde blijft van archeologisch onderzoek. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.bpemstweg-VG01_0009.jpg"

Figuur 8: Archeologie kaart FAMKE ijzertijd-middeleeuwen

4.4 Water

De watertoets is onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw; een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan moet bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met het aspect water. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

De beoogde ontwikkeling is voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets op www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en dat daarom de korte procedure kan worden gevolgd. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 2.

In het wateradvies heeft het Wetterskip Fryslân maatregelen opgenomen om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem moeten in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Het plangebied is geen verdachte locatie. Op het betreffende perceel heeft in het verleden een ondergrondse brandstoftank gestaan. Hiervoor in onderzoek verricht (rapport FR008500722 APPE, Van Emstweg 1a). De resultaten van het uitgevoerde onderzoek geven aan dat de onderzoekslocatie voldoende is onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. In het kader van een omgevingsvergunningsaanvraag voor de bouw van de drie woningen moet worden aangetoond dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

4.6 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

In en rondom het dorp zijn geen spoorwegen en geluidzones voor industrie aanwezig. In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Dit is in het dorp het geval. Hierdoor is geluid geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Het plan voorziet in het mogelijk maken van drie nieuwe woningen. Het plan is vrijgesteld van de toetsing aan de grenswaarden. Er is redelijkerwijs afname van verkeersgeneratie te verwachten doordat het kerkgebouw wordt vervangen door drie nieuwe woningen en veel minder verkeer aantrekt. De wijziging draagt dus niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Er zijn op dit punt geen belemmeringen voor dit plan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied zich niet in het invloedsgebied van risicobronnen bevindt.

Externe veiligheid vormt voor dit plan geen belemmering.

4.9 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Verder is op de Appelschastervaart de provinciale Vaarwegenverordening van toepassing. Langs deze vaart geldt een bebouwingsvrije zone en een beheerszone. Met de bouw van de woningen wordt rekening gehouden met deze zones.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet tevens aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

De nieuwe woningen zijn geregeld in de bestemming 'Woongebied'. Deze bestemming is afgestemd op de gehanteerde systematiek in de beheersverordeningen van de gemeente Ooststellingwerf. Binnen de bestemming is wonen toegestaan, eventueel met een beroep of bedrijf aan huis, mantelzorg en/of onder voorwaarden een bed en breakfast.

De hoofdgebouwen moeten op minimaal 20 meter vanaf de as van de weg worden gebouwd. Voor de woningen geldt een maximale oppervlakte van 150 m2. De hoofdgebouwen moeten plat worden afgedekt. De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal 7 meter. Voor de bijbehorende bouwwerken bij de geschakelde woningen geldt een maximale oppervlakte van 100 m2, conform de standaard voor percelen van circa 450 m2. Voor de bijbehorende bouwwerken bij de vrijstaande woning geldt een maximale oppervlakte van 150 m2, conform de standaard voor percelen van circa 1.450 m2. De carport bij de vrijstaande woning is vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

Daarnaast wordt het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) aan de overlegpartners voorgelegd. Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de Provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân. De overlegreactie van de provincie geeft aanleiding tot enkele aanvullingen op het plan. De overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 3.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het plan wordt volledig door de initiatiefnemer uitgevoerd. Er hoeven geen bovenwijkse voorzieningen te worden aangelegd, dan wel te worden aangepast.

Eventuele planschade kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Hiervoor en andere zaken wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst opgesteld. Een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Vaststelling

7.1 Zienswijze

Het bestemmingsplan 'Van Emstweg 1-3' heeft vanaf 24 november 2016 tot en met 4 januari 2017 ten inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op de ontwerp-bestemmingsplan te geven. Op het bestemmingsplan is één zienswijze binnengekomen en is hieronder van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijze is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Reclamant:

Reclamant volgt de woningbouwontwikkelingen in de gemeente met belangstelling. Reclamant heeft de bouw van woningen in de gemeente als zeer behoudend ervaren. In Appelscha zijn op dit moment enkele locaties waar woningbouw wordt ontwikkeld. Het lijkt voor reclamant een gemiste kans voor een gemeente met visie (groenste gemeente van Nederland te worden, aanleg zonnepanelenvelden ed.) om woningbouw volgens de standaard manier te laten bouwen (bouwbesluit).

Graag ziet reclamant dat de gemeente Ooststellingwerf haar bouwregels zou aanscherpen en woningen voor de toekomst laat bouwen die niet alleen energieneutraal zijn, maar ook recyclebaar en weinig milieubelastend zijn bij aanbouw en afbraak. Hier ligt voor de gemeente een enorme kans.

Reactie gemeente:

Het klopt inderdaad dat de gemeente bij de realisatie van nieuwe woningen zich verlaat op het Bouwbesluit wanneer het om duurzaamheidsmaatregelen gaat. In de afgelopen jaren is het Bouwbesluit ten aanzien van duurzaamheidsnormen behoorlijk aangescherpt wanneer je dit vergelijkt met een aantal jaren geleden. Er is op dit gebied dus al veel ten gunste van het duurzaam bouwen verbeterd en vastgelegd.

Daar bovenop kunnen particulieren bij de gemeente altijd terecht om zich te laten adviseren welke duurzaamheidsmaatregelen nog meer voorhanden zijn en kunnen daar in financiële zin ook in worden ondersteund (voorbeeld aanschaf slimme meter). Maar deze actie moet dus vanuit de particulier zelf komen.

In algemene zin geldt dat bij de realisatie van particuliere woningen de gemeente niet kan afdwingen dat er volgens een bepaald duurzaam concept moet worden gebouwd. Dit kan alleen in goed overleg met de ontwikkelaar die daar ook voor open moet staan. Betreffende ontwikkelaar heeft aangegeven hier voor open te staan.

Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze zienswijzen niet aangepast.

7.2 Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 21 maart 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.