Plan: | Haulerwijk - Leeksterweg 33-39 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0085.BPleeksterweg3339-VG01 |
Het bedrijfspand van Hummel Keukens, Badkamers en Wonen is gelegen aan de Leeksterweg 33-37 in Haulerwijk in de gemeente Ooststellingwerf. Het plan is om op de percelen van het bedrijfspand van Hummel en op twee aangrenzende percelen woningen te bouwen. Hiermee wordt ingespeeld op de woningbehoefte in het dorp Haulerwijk en het gedeelte Fries Ooststellingwerf in de gemeente Ooststellingwerf.
Het plangebied wordt planologisch geregeld in de beheersverordening Haulerwijk 2014 dat is vastgesteld op 20 mei 2014. Op basis van deze beheersverordening is de ontwikkeling niet mogelijk. De gemeente Ooststellingwerf heeft een principebesluit genomen om medewerking te verlenen aan het toestaan van woningbouw op de betreffende locatie en de bestemming te wijzigen naar 'wonen'.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt in de kern Haulerwijk, gedeeltelijk aan de Leeksterweg, een belangrijke noord-zuidverbinding voor het dorp.
De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.1.
Figuur 1.2.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is nu geregeld in de beheersverordening Haulerwijk 2014, dat is vastgesteld op 20 mei 2014 door de gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf. Het besluitgebied van deze beheersverordening beslaat het dorp Haulerwijk. De bestaande situatie en de huidige kernkwaliteiten van het dorp en de ontwikkelingsmogelijkheden op grond van de hiervoor geldende bestemmingsplannen zijn het vertrekpunt geweest voor de beheersverordening. In de beheersverordening is aangegeven dat de binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik. Nieuwe (planologisch) ruimtelijk relevante ontwikkelingen zijn hier niet in geregeld.
In figuur 1.3.1 is een uitsnede van de verbeelding van de beheersverordening en in figuur 1.3.2 is een uitsnede van de functiekaart ter plaatse van het plangebied weergegeven. Ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening waren de functies in het plangebied 'Detailhandel', 'Cultuur en ontspanning' en 'Agrarisch gebied'.
Op de verbeelding van de beheersverordening zijn besluitvlakken en besluitsubvlakken aangegeven. Voor het plangebied geldt het besluitvlak 'bestaand', waarbinnen het bestaande gebruik is toegestaan. Op een deel van het plangebied ligt het besluitsubvlak 'bouwvlak', waar de maximale goothoogte 7,5 meter is en het maximale bebouwingspercentate 70%.
Figuur 1.3.1 Uitsnede van de beheersverordening Haulerwijk 2014
Figuur 1.3.2 Uitsnede functiekaart van de beheersverordening Haulerwijk 2014
Binnen de beheersverordening is het niet mogelijk om een nieuwe functie toe te staan. Onderhavig bestemmingplan voorziet in de planologische mogelijkheden om het plangebied te transformeren in een woonlocatie.
Dit bestemmingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.
Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling van beroep. In de beroepsprocedure moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.
Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro forma beroep in te dienen of om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting om bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit te vermelden dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente zal dit bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet vermelden.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan en hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
Plangebied
Het plangebied beslaat het terrein van Hummel Keukens, Badkamers en Wonen en de onbebouwde percelen ten noorden en ten oosten van dit bedrijf. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 22.000 m2. Hiervan is de oppervlakte van de woonwinkels circa 5.500 m2. De woonwinkels zijn bereikbaar via de Loswal en de Leeksterweg. Voor het parkeren zijn bij de woonwinkels parkeervakken aangelegd.
Omgeving plangebied
Aan de oostkant van het plangebied liggen woningen aan de Leeksterweg en een supermarkt met een parkeerterrein. De zuidzijde van het plangebied grenst aan twee woningen en een sporthal. Aan de westkant van het plangebied ligt een skeeler-/ijsbaan en een woongebied. Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijventerrein.
In figuur 2.1.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1.1 Luchtfoto van de bestaande situatie
Verkeer plangebied
De verkeersgeneratie ten behoeve van de woonwinkel bedraagt 537 motorvoertuigen per etmaal op basis van het kental 9,75 per 100 m2 uit de CROW-publicatie 381.
Het voornemen is om het plangebied te transformeren naar een woonlocatie met maximaal 56 woningen. Om dit te realiseren wordt de bestaande bebouwing in het plangebied gesloopt.
Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied is te kenmerken als inbreidingslocatie in Haulerwijk. Met het slopen van de huidige bedrijfsbebouwing komt een locatie vrij. De bestaande woningen zijn georiënteerd op de Leeksterweg en grenzen met de achterzijde van de percelen aan het plangebied. De stedenbouwkundige structuur van de nieuwe ontwikkeling is er op gericht om op een zo helder mogelijke wijze aan te sluiten op de bestaande woningen en op die manier de bestaande bouwblokken af te ronden, zodat er een logische overgang ontstaat tussen oud en nieuw. Om de visuele en ruimtelijke verbinding te versterken tussen het plangebied en de omgeving worden doorzichten gecreëerd tussen het plangebied en de Leeksterweg en het groene gebied met de skeeler-/ijsbaan ten westen van het plangebied. Op deze manier ontstaat een verwevenheid van oud en nieuw en een heldere ruimtelijke structuur. Binnen deze ruimtelijke opzet zijn de te verkavelen woonvelden georganiseerd. De verbindingsroutes tussen de Leeksterweg en het plangebied worden waar mogelijk begeleid door woningen; de woningen zijn georiënteerd op de weg. Deze oriëntatie van de woningen op de weg wordt in het hele plangebied toegepast. Een uitzondering hierop is de straat naast de supermarkt. Deze straat loopt tussen zijgevels door, heeft daardoor een minder breed doorzicht en een minder uitnodigend karakter. Dit past bij de functie van deze straat, die voor gemotoriseerd niet toegankelijk is vanaf de parkeerplaats van de supermarkt. Bovendien wordt door deze opzet voorkomen dat voorgevels van woningen naar de laad-los-zone van de supermarkt zijn gericht.
Het ruimtelijk raamwerk laat de ruimtelijke uitgangspunten zien waarbinnen de ontwikkeling zal plaatsvinden, zie figuur 2.2.1.
Figuur 2.2.1 Ruimtelijk raamwerk (niet noordgericht)
Verkavelingsplan
Binnen de stedenbouwkundige structuurschets is een schetsontwerp uitgewerkt met een divers woningaanbod. In het plangebied zullen diverse woningtypen worden gebouwd; rijwoningen, levensloopbestendige woningen, vrijstaande woningen, tweekappers en een appartementenblok. In figuur 2.2.2 is het indicatief ontwerp met de situering van de woonblokken weergegeven. Deze afbeelding laat een mogelijke verkaveling zien, binnen de ruimtelijke kaders die in dit bestemmingsplan worden gesteld.
Figuur 2.2.2 Stedenbouwkundig schetsontwerp (niet noordgericht)
In het noordelijke deel van het plangebied wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de woningtypologie op de aangrenzende percelen. Er is sprake van een mix van vrijstaande woningen en twee onder één kap woningen. In het zuidelijke deel van het plan is meer verdichting in de vorm van rijwoningen rondom de bestaande supermarkt. Deze rijwoningen zijn met de achterzijde naar de supermarkt georiënteerd, waardoor de achterzijde van het supermarktgebouw aan het zicht onttrokken wordt. De woningen zijn met de voorzijde gericht op de nieuwe weg en de skeelerbaan ten westen van het plangebied. Met de inrichting van de openbare ruimte in het plan wordt aangesloten op dit groene beeld. De bestaande watergang, een schouwsloot, wordt verbreed en middels een talud aantrekkelijk vormgegeven als onderdeel van het openbaar groen.
In het plangebied is in de huidige situatie sprake van een braakliggend terrein aan de Leeksterweg. Aan de zijde van de Leeksterweg wordt een appartementengebouw gerealiseerd van maximaal drie lagen hoog. In de architectonische uitwerking van het gebouw zal qua architectuur de kleinschaligheid worden opgezocht, waardoor er qua maat en schaal zo veel mogelijk wordt aangesloten op het bebouwingsbeeld van de Leeksterweg. Aan de noordzijde van het appartementengebouw wordt een groene verbinding gelegd tussen de Leeksterweg en de bebouwing in het plangebied. Een voetgangersverbinding sluit de levensloop bestendige woningen aan op deze groenstructuur.
Aan de zuidzijde van het plan, aan de Loswal, worden twee wonnigen gepositioneerd, die de huidige achterkantsituatie van de tweekapper aan de Leeksterweg oplost. Deze nieuwe twee onder één kapwoningen, markeren samen met een blok levensloopbestendige woningen de zuidelijke entree van de ontwikkeling.
De vrijstaande woningen en de twee-onder-één-kapwoningen/geschakelde woningen worden gebouwd in de vrije sector (koop). De rijwoningen en appartementen zullen deels in de huursector (sociale huur) en deels in de koopsector (goedkope segment) worden gebouwd. Om de uitstraling van de bebouwing in het plangebied en de aansluiting op de omgeving te borgen wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat separaat van dit bestemmingsplan wordt vastgesteld. Op basis van het beeldkwaliteitsplan kan de welstandstoets plaatsvinden.
Nieuwe toegang tussen Leeksterweg 49 en 49a
Naast de toegang Leeksterweg/Loswal aan de zuidzijde van het plangebied, wordt een tweede toegang naar het plan gecreëerd tussen Leeksterweg nr. 49 en 49a. Dit is een logische plek, nu hier reeds een toegang tot het erachter gelegen weiland is gesitueerd.
Met de nieuwe toegang wordt het plan goed ontsloten en wordt de verkeersdruk op de Leeksterweg/Loswal niet te hoog. Gezien de grootte van het plangebied en de hoeveelheid woningen, is dit noodzakelijk. Bewoners van het plangebied hebben de keus uit de twee toegangsroutes om het gebied te verlaten. Het aantal voertuigbewegingen en -afstanden blijft hierdoor beperkt en dit komt de verkeersveiligheid ten goede. Ook voor noodzakelijk vrachtverkeer (zoals de vuilnisauto) ontstaat een verkeersveilige route door het plangebied, omdat men niet achteruit hoeft te rijden of moet omkeren. Fietsers hebben met twee ontsluitingsroutes en de route langs de supermarkt ook de mogelijkheid om via meerdere routes van en naar en plangebied te gaan.
Afweging van alternatieven
Er zijn geen serieuze alternatieve locaties voor een ontsluitingsweg/toegang beschikbaar. Een toegang maken op de Turfsteker in plaats van op de Leeksterweg is niet realistisch, omdat de gronden waarover deze ontsluiting gerealiseerd zou moeten worden, niet in eigendom zijn van de initiatiefnemer. Daarnaast is de Turfsteker gelegen op een bedrijventerrein. Het is niet wenselijk om een woonwijk te ontsluiten op een bedrijventerrein. Het industrieterrein kenmerkt zich door het vele vrachtverkeer met bijbehorende verkeersmanoeuvres (draaien, keren, achteruit rijden). In combinatie met een toegang van de woonwijk geeft dit verkeersonveilige situaties, met name voor fietsers die ook van deze route gebruik zouden moeten maken.
De ontsluitingsweg inrichten als eenrichtingsverkeer, waarbij de toegang tussen Leeksterweg 49/49A vanaf de Leeksterweg niet ingereden mag worden, is niet wenselijk. Dit geeft een beperking in het ontsluiten van de woonwijk. De omrijafstand wordt voor sommige woningen aanzienlijk waardoor er meer verkeersbewegingen ontstaan. Bovendien hebben automobilisten de neiging te snel te gaan rijden als er geen tegenliggend verkeer aanwezig is. Dit gaat ten koste van de verkeersveiligheid voor met name fietsers en andere gebruikers van de weg (bijvoorbeeld voetgangers of spelende kinderen). Ook bestaat de kans dat er tegen de rijrichting in wordt gereden als dat een kortere route is. Dit geeft zeer onveilige verkeerssituaties en is onwenselijk.
De weg als doodlopend maken is geen optie. Vrachtverkeer dat in de woonwijk moet zijn (vuilnisauto, bezorgers, enz.) moet de mogelijkheid hebben om door te kunnen rijden. Een doodlopende weg werkt achteruitrijdend of kerend verkeer in de hand. Dit geeft verkeersonveilige situaties voor met name fietsers en andere gebruikers van de weg.
Ook is het plangebied minder goed bereikbaar voor hulpdiensten.
Duurzaam
Zowel de woningen als de appartementen worden gasloos gebouwd. De woningen worden gebouwd volgens de BENG-eisen (Bijna Energieneutraal Gebouw). Deze bouwregels stellen eisen aan de maximale energiebehoefte, het fossiele energiegebruik en aan de opwek van hernieuwbare energie van gebouwen. Deze eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Richtlijn Energieprestatie Gebouwen (EPBD). De nieuwbouwwoningen voldoen aan alle BENG-eisen, maar ook aan de TOjuli (TemperatuurOverschrijding juli). Dit is een aanvullende eis en is een indicator voor verlaging van het risico op oververhitting. Bovendien wordt voldaan aan het Programma van Eisen Gezonde woningen. Deze richtlijnen worden gehanteerd voor een gezond binnenklimaat voor bewoners.
Groen
De noord-zuid verbinding langs het water krijgt een groen karakter. Het talud wordt verbreed. Hierdoor ontstaat een groene overgang tussen het gebied ten westen van het plangebied en het plangebied. Bovendien worden twee oost-westverbindingen groen ingericht om een groene relatie te creëren tussen de Leeksterweg en de westzijde van het plangebied. De middelste doorgang krijgt gezien de smallere breedte ten opzichte van de andere twee doorgangen, een minder groene inrichting. In figuur 2.2.1 geven de drie blauwe pijlen de verbinding aan tussen de Leeksterweg en het groene westelijk gelegen gebied.
Verkeer
De kern Haulerwijk ligt in een 30 km/uur zone. Het plangebied maakt ook deel uit van deze zone. De ontsluitingsweg van het plangebied is een doorgaande route die aan de noordelijke zijde wordt ontsloten op de Leeksterweg en aan de zuidelijke zijde op de Loswal en Leeksterweg.
De nieuwe ontsluitingsweg wordt vanaf de noordzijde van het plangebied ook gebruikt voor het vrachtverkeer ten behoeve van de bevoorrading van de supermarkt aan de Leeksterweg. Na het laden en lossen wordt het vrachtverkeer via het parkeerterrein van de supermarkt afgewikkeld op de Leeksterweg. Het plangebied is voor gemotoriseerd verkeer niet bereikbaar vanaf het parkeerterrein van de supermarkt, hier is sprake van een éénrichtingsweg.
Voor het berekenen van het gegenereerde verkeer vanuit het plangebied worden kengetallen uit CROW-publicatie 381 gehanteerd. De gebruikte kengetallen zijn op basis van het aantal inwoners in Haulerwijk en de bebouwingsdichtheid voor de 'rest bebouwde kom' in een 'niet stedelijk gebied'. Voor de meeste woningtypes wordt uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte. Voor de levensloopbestendige rijwoningen is, vanwege de doelgroep, uitgegaan van de minimale kencijfers. Voor het evalueren van de verkeersafwikkeling is de gemiddelde werkdagintensiteit maatgevend. Daarom worden de waardes voor de weekdagintensiteiten omgerekend naar werkdagintensiteiten met een omrekenfactor van 1,11 (CROW-publicatie 381). In tabel 2.2.1 is verkeersgeneratie van het plangebied weergegeven.
Tabel 2.2.1 De verkeersgeneratie van het plangebied
Woningtype | Aantal | Kengetal |
Weekdag- intensiteit |
Werkdag- intensiteit |
twee-onder-één kap | 8 | 7,8 per woning | 62,4 mvt/etmaal | 69,3 mvt/etmaal |
vrijstaand | 6 | 8,2 per woning | 49,2 mvt/etmaal | 54,6 mvt/etmaal |
Rijwoning (levensloopbestendig)koop goedkoop/ sociale huur |
8 | 5,2 per woning | 41,6 mvt/etmaal | 46,2 mvt/etmaal |
Rijwoning (eengezins) koop goedkoop /sociale huur |
18 | 5,6 per woning | 112 mvt/etmaal | 111,9 mvt/etmaal |
appartementen | 16 | 3,7 per woning | 59,2 mvt/etmaal | 65,7 mvt/etmaal |
Totaal | 56 | 347,7 mvt/etmaal |
In de toekomstige situatie zal de ontwikkeling van het plangebied leiden tot een verkeersgeneratie van 348 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Voor het bepalen van de verkeersafwikkeling is het spitsuur maatgevend, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur zorgt de ontwikkeling van het plangebied voor een verkeersgeneratie van 35 mvt/uur. Hiermee is de verkeersgeneratie kleiner dan de huidige situatie. In de huidige situatie bedraagt de verkeersgeneratie 537 motorvoertuigen per etmaal. De supermarkt is buiten het plangebied gelegen, maar 4 keer per dag wordt de supermarkt wel bevoorraad. De bevoorradingsroute is wel gedeeltelijk gelegen binnen het plangebied.
Parkeren
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden kengetallen uit CROW-publicatie 381 gehanteerd. De berekende resultaten zijn weergegeven in tabel 2.2.2.
Tabel 2.2.2 Parkeerbehoefte van het plangebied
Woningtype | Aantal | Parkeernorm | Totaal parkeerplaatsen | |
twee-onder-één kap | 8 | 2,2 per woning | 17,6 | |
vrijstaand | 6 | 2,3 per woning | 13,8 | |
Rijwoning (levensloopbestendig)koop goedkoop/ sociale huur |
8 | 1,2 per woning | 9,6 | |
Rijwoning (eengezins) koop goedkoop /sociale huur |
18 | 1,6 per woning | 28,8 | |
appartementen | 16 | 1,0 per woning | 16 | |
Totaal | 56 | 86 |
De totale parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt 86 parkeerplaatsen. Het uitgangspunt is dat voor het parkeren bij de twee-onder-een-kapwoningen en de vrijstaande woningen 1 parkeerplaats op het eigen erf moet worden gerealiseerd. Dit betekent dat 72 parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten worden gerealiseerd. De situering van de parkeerplaatsen wordt uitgewerkt in het technisch ontwerp dat onderdeel zal uitmaken van de anterieure overeenkomst.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
De regio waarvan de gemeente Ooststellingwerf deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI,maar draagt wel bij aan de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de aangewezen nationale belangen. Het plangebied raakt geen van deze belangen.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als er in een plan 11 of meer woningen worden gerealiseerd. In het plangebied worden maximaal 56 woningen in stedelijk gebied gerealiseerd. Dit betekent dat de laddertoets moet worden toegepast. In pargaraaf 3.3 wordt ingegaan op het woningbouwprogramma, waaruit blijkt dat er behoefte is aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
De ontwikkeling heeft geen raakvlakken met nationale belangen. Het voornemen is daarom niet in strijd met de uitgangspunten zoals die zijn gesteld in het Barro. De behoefte aan de stedelijke ontwikkeling is aangetoond. Hierdoor past de ontwikkeling binnen de kaders van het rijksbeleid.
Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, omdat de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen voor het ontwerp. Bovendien is het principe van zuinig ruimtegebruik van toepassing, omdat binnenstedelijk 56 woningen worden gerealiseerd in verschillende woningtypen.
De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels. Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied.
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. De ontwikkeling betreft een ontwikkeling van een woongebied binnen stedelijk gebied. Hierdoor blijft het stedelijk gebied compact en wordt het landelijke gebied niet aangesproken.
In artikel 2 van de verordening wordt met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit aangegeven dat in de plantoelichting moet worden aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de archeologische waarden. In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect archeologie en hoe hiermee wordt omgegaan.
In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het woningbouwprogramma in de gemeente Oosstellingwerf. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling in Haulerwijk reeds is opgenomen in het programma.
Op 16 februari 2021 is de ontwerp-Omgevingsverordening Fryslân 2021 ter inzage gelegd. Deze verordening heeft betrekking op de fysieke leefomgeving van de provincie Friesland. De inhoudelijke principes uit de 'Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele' hebben hierin hun vertaling en betekenis gekregen.
In de Omgevingsverordening wordt onder andere ingegaan op het thema wonen. Gemeenten krijgen meer regie en verantwoordelijkheid op dit thema. De provincie hoeft niet meer apart in te stemmen met een woonplan en woningbouwprogramma, maar de gemeenten moeten wel aantonen dat projecten binnen de regionale woningbouwafspraken passen. Hierbij wordt het principe toegepast van 'sturen op proces' in plaats van de inhoudelijke uitkomst vastleggen.
De ontwikkellocatie voldoet aan de verschillende beleidsaspecten die op provinciaal niveau aan de orde zijn (en komen). Met de ontwikkeling voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening.
Op 23 november 2021 is de Omgevingsvisie Ooststellingwerf vastgesteld. In de Omgevingsvisie zijn de ambities en opgaven van de gemeente Ooststellingwerf weergegeven. Gezien de verschillen in de gemeente zijn het toekomstbeeld en de ambities vertaald naar gebiedskompassen. De gemeente is onderverdeeld in vier gebieden waarvan het plangebied in het gebied het Friese Ooststellingwerf ligt. In de visie wordt aangegeven dat Haulerwijk en Donkerbroek de grootste dorpen zijn in dit gebied. Hier zijn goede basisvoorzieningen. Met betrekking tot woningbouw wordt in de visie aangegeven dat in de grote dorpen wordt gekeken naar de mogelijkheden om nieuwe woningen toe te voegen. De insteek is om te bouwen naar behoefte.
Op 25 januari 2022 is de woon(zorg)visie Ooststellingwerf 2022-2026 vastgesteld. Deze vervangt de vorige woonvisie en het afwegingskader woningbouw.
De druk in de woningmarkt in Ooststellingwerf neemt toe. Dit wordt ook onderschreven in de woon(zorg)visie van de gemeente Ooststellingwerf. Om de druk op de woningmarkt te verzachten ligt er een programma van het toevoegen van 520 woningen aan de woningmarkt in Ooststellingwerf tot 2030. Er is vooral ruimte voor planmatige nieuwbouw in de kerndorpen Oosterwolde, Appelscha en Haulerwijk, maar ook in Donkerbroek en Oldeberkoop. Het toevoegen van sociale huurwoningen zal vooral plaatsvinden in de kerndorpen. Om goed in te spelen op de vraag en het aanbod wordt er door de gemeente samen met corporaties, ontwikkelaars en particulieren gewerkt aan de volgende opgaven:
In Haulerwijk is er vooral behoefte aan grondgebonden woningen tot €300.000,- en levensloopbestendige koopwoningen tot € 250.000 voor senioren. Met betrekking tot het aandeel sociaal, middenhuur en betaalbare koop ligt het programma in Haulerwijk op 70% tot NHG-grens met variatie in prijsklassen en maximaal 30% koopwoningen boven €300.000.
Op de ontwikkeling zijn tevens de volgende beleidsstukken/plannen van de gemeente Ooststellingwerf van toepassing:
In december 2020 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf de Nota van uitgangspunten voor het Programma Duurzaam Ooststellingwerf 2021 - 2025 vastgesteld. Hierin geeft de gemeente Ooststellingwerf aan welke verantwoordelijkheid zij neemt in het terugdringen van broeikasgassen, de klimaatverandering, de energietransitie, het vergroten van de biodiversiteit en het stimuleren van een circulaire economie.
Het doel van de Nota van uitgangspunten is voor de gemeente Ooststellingwerf drieledig:
1. het vaststellen van de ambitie;
2. het bepalen van de strategie om deze ambitie te halen;
3. het aanbrengen van focus in de opgaven die helpen bij het halen van de ambitie.
Vanuit de vastgestelde ambitie, strategie en focus uit de Nota van uitgangspunten heeft de gemeente het Programma Duurzaam Ooststellingwerf 2021 - 2025 opgesteld. Dit programma geeft antwoord op de vraag welke inspanningen de gemeente moet leveren om de gestelde doelen te halen. Ook geeft het programma inzicht in de planning en wat het gaat kosten.
Het Handboek Inrichting Openbare Ruimte is een kwaliteitshandboek opgesteld met als doel de ruimte af te bakenen voor het ontwerp van de openbare ruimte de basis te vormen voor een overeenkomst met een ontwikkelaar. Bovendien wordt het gehanteerd als leidraad voor de gemeente. Het handboek bevat een gestructureerde verzameling van eisen en standaardoplossingen die voortkomen uit wet- en regelgeving, gemeentelijk beleid en praktische kennis en ervaring, en beschrijft de gewenste kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte. Het geeft richting aan en beschrijft waar welke keuzevrijheden zitten. In de anterieure overeenkomst zullen voorwaarden worden gesteld op basis van het gestelde in dit handboek.
In maart 2021 is de beleidsnotitie biodiversiteit vastgesteld welke de onderlegger vormt voor het gemeentelijk groenbeheer. De gemeente wil de basiskwaliteit van natuur en landschap verbeteren om de basis voor biodiversiteit te versterken. Aanleg en beheer van een diversiteit aan fijnmazige groen- en waterstructuren in zowel bebouwd als onbebouwd gebied zijn hierbij van belang. De gemeente kan groene eisen stellen aan ruimtelijke initiatieven.
De gemeente Ooststellingwerf heeft in 2020 het gemeentelijk Rioleringsplan Ooststellingwerf 2020-2024 vastgesteld. De zorg en verantwoordelijkheid voor water in de gemeente Ooststellingwerf ligt, naast de gemeente, in handen van Wetterskip Fryslân, de Provincie Fryslân, drinkwaterbedrijf Vitens en particulieren/ondernemers. De betrokkenen hebben verschillende taakstellingen en verplichtingen. De gemeente is verantwoordelijk voor de ontwatering van openbaar gebied en lokale opvang en afvoer van regenwater. Als onderdeel hiervan onderhoudt de gemeente een deel van de hiervoor noodzakelijke voorzieningen (watergangen).
De ontwikkeling in het plangebied sluit aan op het beleid in de visie. De woningbouw sluit namelijk aan op de woningvraag van Haulerwijk en de gemeente Ooststellingwerf.
Uit het woningbehoefteonderzoek dat ten grondslag ligt aan de woon(zorg)visie blijkt dat de woningbouwplannen voor het plangebied volledig aansluiten bij de vraag. Het woningbouwprogramma voor het plangebied is nog niet vastgelegd, maar hierover worden afspraken gemaken tussen gemeente en initiatiefnemer.
In het kader van de ontwikkeling dient ook rekening te worden gehouden met de inrichting van de openbare ruimte, de biodiversiteit en de waterhuishouding. De waterhuishouding komt ook aan de orde bij het milieu en omgevingsaspect water (paragraaf 4.6) waarbij afstemming met Wetterskip Fryslân plaatvindt. Door afspraken in vergunningen en overeenkomsten worden ook de aspecten met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte en biodiversiteit geborgd.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een 'gemengd gebied' kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Toetsing
In de beoogde situatie worden woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie toegevoegd en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Gezien de verschillende bedrijven in de omgeving en de ligging aan een ontsluitingsweg kan het gebied getypeerd worden als een 'gemengd gebied'. In tabel 4.2.1 is een overzicht weergegeven van bedrijvigheden in de omgeving van het plangebied met de bijbehorende richtafstand.
Tabel 4.2.1 Overzicht functies in de omgeving
De richtafstanden in tabel 4.2.1 gaan uit van een 'rustige woonwijk'. Aangezien het plangebied in een 'gemengd gebied' ligt, kunnen genoemde richtafstanden met één afstandsstap worden verminderd. De richtafstanden voor het gebiedstype 'gemengd gebied' zijn in deze tabel tussen haakjes aangegeven. Voor het aspect externe veiligheid (aangeduid met gevaar in tabel 4.2.1) kan de richtafstand niet worden teruggebracht en blijft de richtafstand 10 meter voor de supermarkt.
Niet alle functies in de omgeving van het plangebied zijn relevant voor de ontwikkeling. De functies in de omgeving waar rekening mee gehouden moet worden bij de inrichting van het plangebied zijn weergegeven in tabel 4.2.2. In deze tabel zijn de richtafstanden meegenomen zoals deze in 'gemengd gebied' gelden.
Tabel 4.2.2 Functies in de omgeving met invloed op het plangebied
De kleinste afstand tussen de erfgrens van de sporthal met het dichtstbijzijnde bouwvlak in de woonbestemming in het plangebied is kleiner dan de richtafstand van 30 meter. In de huidige situatie zijn er al diverse woningen gelegen in de omgeving van de sporthal. Het gaat hierbij om bestaande woningen ten zuidoosten, zuiden en westen van de sporthal. Deze woningen zijn gelegen op circa 30 meter afstand van de sporthal. De richtafstand wordt met name bepaald door het geluid bij een sporthal. Bij het plangebied zal het geluid met name aan de kant van de Loswal plaatsvinden, omdat daar de ingang is van de sporthal met de mogelijkheden om de fietsen te plaatsen en de aanwezigheid van parkeerplaatsen. Op bepaalde momenten van de dag, met name in de middag en de avond, en tijdens de weekenden zullen hier meer verkeersbewegingen zijn. Deze situatie verandert niet in de nieuwe situatie, waardoor een kleinere richtafstand tussen de sporthal en de zuidelijk gelegen woningen acceptabel is.
Het dorpshuis aan de Leeksterweg grenst aan de zuidkant van het plangebied. Voor deze functie wordt aangesloten op de functie ‘buurt- en clubhuizen’ uit de VNG-uitgave, waardoor milieucategorie 2 wordt gehanteerd voor deze functie. Voor functies in milieucategorie 2 geldt een minimale richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. De omgeving van het plangebied kan echter worden aangemerkt als gemengd gebied, waardoor een verkleinde richtafstand kan worden toegepast. Voor het dorpshuis geldt dan een richtafstand van 10 meter. De afstand tussen de erfgrens van het dorpshuis en het bouwvlak van de dichtstbijzijnde woonbestemming in het plangebied bedraagt 17 meter, waardoor de richtafstand niet wordt overschreden.
Voor de skeeler-/ijsbaan in de open lucht geldt dat deze niet als specifieke functie in de bedrijvenlijst voorkomt. In de tabel is de baan daarom meegenomen als “veldsportcomplex”, wat feitelijk een functie is waar stemgeluid een veel grotere rol speelt dan bij schaatsen en skeeleren. Daarnaast wordt gerekend vanaf de perceelsgrens, terwijl het feitelijk gebruik beperkter is. Gemotiveerd kan worden afgeweken van de hier opgenomen richtafstand.
De afstand van 30 meter tot Turfsteker (west) betreft de uiterste noordwesthoek van het plangebied. De dichtstbijzijnde gevel van een geluidgevoelig object (zoals een woning) is toegestaan op een afstand van 20 meter vanaf dat hoekpunt. Met de ligging van de nieuw te bouwen woningen wordt in dit plan rekening gehouden door de situering van de bouwvlakken.
Voor detailhandel en de supermarkt zijn richtafstanden van 10 meter in gemengd gebied van toepassing. Door de aanleg van een groenzone en de ligging van parkeervoorzieningen aan de oostkant van de supermarkt wordt deels voldaan aan deze 10 meter. Verder wordt met de inrichting van het plangebied rekening gehouden met de aanwezigheid van de supermarkt. Hierdoor is de ligging van de supermarkt en detailhandel acceptabel voor de planontwikkeling.
Conclusie
Bij het ontwerp is rekening gehouden met de ligging van de functies in de directe omgeving van het plangebied. Hierdoor vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het plan.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Bij de voorbereiding van een plan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt buiten beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Bakkeveense Duinen ligt op een afstand van circa 2,3 kilometer. Het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Fochteloërveen bevindt zich op circa 4,4 kilometer. Omdat het plangebied buiten beschermde gebieden ligt zijn directe effecten, zoals areaalverlies en versnippering, uitgesloten.
Met betrekking tot de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of er significant negatieve effecten ontstaan door een toename van stikstofdepositie als gevolg van het voorgenomen plan. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 1. Uit dit onderzoek blijkt dat door de ontwikkeling sprake is van een afname van de verkeersgeneratie, waardoor ook sprake zal zijn van een afname van stikstofemissies. Depositietoename op Natura 2000 is daarom in de gebruiksfase is op voorhand uitgesloten. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State d.d. 2 november 2022 is de bouwvrijstelling komen te vervallen en moet inzichtelijk worden gemaakt wat de stikstofdepositie is tijdens de aanlegfase. In bijlage 1 is het stikstofonderzoek opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt niet binnen Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.3.1). Ten westen van het plangebied op een afstand van 370 meter ligt een strook 'Natuur buiten NNN'. Gezien de afstand van het plangebied ten opzichte van NNN-gebieden kunnen directe effecten zoals areaalverlies en versnippering worden uitgesloten.
Figuur 4.3.1 Natuurnetwerk Nederland t.o.v. het plangebied (bron: Provincie Friesland)
Soortenbescherming
Ten behoeve van de planontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 2. Het schetsontwerp dat opgenomen is in de ecologische quickscan is indicatief. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. Het doel van de ecologische quickscan was om te beoordelen of de geplande ontwikkelingen mogelijk effect hebben op in potentie aanwezige beschermde soorten waarmee het plan mogelijk strijdig is met de soortenbescherming als beschreven in de Wnb. Voor de bouw van de woningen zal de huidige bebouwing in het plangebied worden gesloopt. Uit het onderzoek is gebleken dat binnen het plangebied mogelijk nestplaatsen van huismus aanwezig kunnen zijn. De bebouwing biedt mogelijk nestplaatsen bij dakpannen van de loods en het woonhuis. De woning is voorzien van een zadeldak en spouwmuren die mogelijk toegang bieden voor vleermuizen.
Jaarrond gebruikte nesten en verblijfplaatsen van deze soorten worden beschermd onder de Wnb. Nader onderzoek naar huismus en vleermuizen is uitgevoerd om uitsluitsel te geven of deze soorten daadwerkelijk aanwezig zijn en of er een noodzaak is tot het aanvragen van een ontheffing voor deze soorten. De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 3 en bijlage 4.
De provincie Fryslân geeft aan dat in de Omgevingsvisie De Romte Diele wordt ingezet op natuurinclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk door in het ontwerp rekening te houden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren. Bij het ontwerp zal hier rekening mee worden gehouden.
Aanvullend ecologisch onderzoek vleermuizen
In de quickscan die voor dit project is uitgevoerd wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren naar gebouwbewonende vleermuizen, omdat men voornemens is om de aanwezige gebouwen te gaan slopen. In het voorjaar van 2023 is aanvullend ecologisch onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd (zie bijlage 3).
Omdat alle gebouwen waar sloopwerkzaamheden gepland staan in potentie geschikt worden geacht voor vleermuizen kan er zonder nader soortgericht onderzoek niet worden uitgesloten dat er verblijfplaatsen van, in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde, vleermuizen aanwezig zijn. Om dit uit te sluiten is er conform het vleermuisprotocol (2021) nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen die gebruik maken van verblijfplaatsen in gebouwen.
Binnen het plangebied zijn er twee verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) aangetroffen. De verblijfplaatsen betreffen een zomerverblijf en een paarverblijf. Deze bevinden zich in het woonhuis in de spouwmuur en in een dakkapel.
Bovenstaande bevindingen constateren dat de geplande werkzaamheden verbodsbepalingen uit de Wnb overtreden ten aanzien van de aanwezigheid van verblijfplaatsen van beschermde gebouwbewonende vleermuizen. De provincie Fryslân heeft ontheffing verleend van de Wnb. Eén van de algemene voorschriften uit de ontheffing is dat de ontheffinghouder een ecologisch werkprotocol moet (laten) opstellen waarin de in de ontheffing genoemde voorschriften zijn opgenomen. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin alle benodigde maatregelen zijn opgenomen die nodig zijn in het kader van soortenbescherming. Verder wordt door te werken met het ecologische werkprotocol aan de wettelijke zorgplicht voldaan.
Aanvullend ecologisch onderzoek huismussen
In de quickscan die voor dit project is uitgevoerd wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren naar gebouwbewonende vleermuizen, omdat men voornemens is om de aanwezige gebouwen te gaan slopen. In het voorjaar van 2023 is aanvullend ecologisch onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd (zie bijlage 4).
Omdat (voornamelijk het woonhuis en in mindere mate het bedrijfsgedeelte) gebouwen waar sloopwerkzaamheden gepland staan in potentie geschikt worden geacht voor huismus kan er zonder nader soortgericht onderzoek niet worden uitgesloten dat er verblijfplaatsen van, in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde, huismussen aanwezig zijn. Om dit uit te sluiten is er conform het Kennisdocument Huismus (2022) nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van huismussen die gebruik maken van verblijfplaatsen in gebouwen.
Binnen het plangebied zijn er geen verblijfplaatsen van huismussen gevonden. Enkel verzamelden huismussen hier nestmateriaal in de tuin van het woonhuis. Dit nestmateriaal werd buiten het plangebied gebruikt voor nesten, binnen het plangebied is geen nest-indicatief gedrag waargenomen.
Bovenstaande bevindingen constateren dat de geplande werkzaamheden geen verbodsbepalingen uit de Wnb overtreden ten aanzien van de aanwezigheid van verblijfplaatsen van beschermde huismussen. Een ontheffingsaanvraag soortenbescherming Wnb is voor deze soort niet noodzakelijk. In het woonhuis is een nest van een spreeuw waargenomen, deze vloog met voedsel naar een locatie in het huis. Als er buiten de gevoelige periode (1 april – 15 augustus) gewerkt wordt, kan er volgens een zorgplicht gewerkt worden.
Conclusie
In het kader van gebiedsbescherming staat het aspect ecologie de beoogde ontwikkeling niet in de weg. In het kader van de soortenbescherming is vervolgonderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en huismussen. Binnen het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van huismussen aangetroffen. In het plangebied zijn wel vleermuizen aangetroffen waarvoor ontheffing van de Wet natuurbescherming is aangevraagd bij de provincie Fryslân. In het aanvullende onderzoek is opgenomen welke maatregelen er moeten worden getroffen. De aanvraag voor de ontheffing Wnb is voorbereid en bij de provincie ingediend. De provincie heeft de ontheffing voor de Wet natuurbescherming verleend.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Wonen is een bodemgevoelige functie, waardoor inzichtelijk moet worden gemaakt wat de bodemkwaliteit is. Ten behoeve van de planontwikkeling zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd, waarvan de resultaten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Conclusie
Gezien de bodemgevoelige functie van het plan zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied. De wegen in Haulerwijk betreffen allen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren. Bovendien zal door de ontwikkeling het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied afnemen.
Conclusie
Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Gemeentelijk:
Waterschapsbeleid
Wetterskip Fryslân heeft het Waterbeheerprogramma 2022-2024 opgesteld. Daarin wordt aangegeven dat er wordt geïnvesteerd in het versterken van dijken, de aanleg van waterbergingsgebieden, het langer vasthouden van zoet water en de verbetering van de waterkwaliteit. Bovendien wordt gewerkt aan maatregelen om de effecten van klimaatverandering op te kunnen vangen. Dit programma is in samenwerking met de Provincie Fryslân opgesteld. De provincie is verantwoordelijk voor het Regionaal Waterprogramma 2022-2027 dat het kader is voor het waterbeheerprogramma.
Toetsing
De ontwikkeling is door middel van de watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat de korte procedure van toepassing is.
Huidige situatie
Algemeen
In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit bedrijfspanden met parkeervoorzieningen en twee braakliggende percelen. In de bestaande situatie bestaat 10.340 m2 uit verharding.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem van het plangebied uit lemig fijn zand. Mogelijk bevindt zich in de bodem een keileemlaag.
Waterkwantiteit
Ten westen van het plangebied bevindt zich een (schouw)watergang (zie figuur 4.6.1). (Schouw)watergangen zijn belangrijk voor de aan- af en doorvoerfunctie binnen het gebied. De aanliggende eigenaren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud hiervan.
Figuur 4.6.1 Uitsnede legger wateren (bron: Provincie Friesland)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
In het plangebied ligt geen gemeentelijk rioleringssysteem. De afvalwaterleidingen van de huidige panden zijn wel aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem. Deze leidingen liggen op particulier gebied, waardoor onbekend is op welke wijze de panden zijn aangesloten.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het voornemen is om op het plangebied maximaal 56 woningen te realiseren. In de nieuwe situatie zal de oppervlakte van de verharding 8.847 m2 bedragen.
Bodem en grondwater
Mogelijk kunnen er problemen ontstaan met de infiltratie van regenwater in verband met een keileemlaag die mogelijk onder het plangebied ligt. Grondboringen en onderzoek naar de bodem kunnen daarover uitsluitsel bieden.
Waterkwantiteit
In de watertoets wordt met betrekking tot toename van verharding verzocht de volgende passage over het onderdeel toename verharding in de waterparagraaf op te nemen:
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij de volgende compensatienorm:
Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Zie de ‘Leidraad watertoets’ voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met ons. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd. Bekijk ook de ‘Leidraad Watertoets’ voor meer informatie over maatregelen die je kunt treffen om te compenseren. en de nieuw uit te graven watergang Als je niet compenseert dan moet je een watervergunning aanvragen voor het snel afvoeren van regenwater.
In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. De verhardingsafname bedraagt 1.494 m2. Er wordt water met een oppervlakte van 220 m2 gedempt. Dit is de bestaande watergang aan de noordkant van het bedrijfsgebouw dat wordt gesloopt. Demping moet 100% worden gecompenseerd. Dit betekent dat in de nieuwe situatie 1.274 m2 minder verharding in het plangebied aanwezig is dan in de huidige situatie. Voor het dempen van de watergang wordt een watervergunning aangevraagd. Gezien de verhardingsafname in het plangebied is de te dempen sloot van minder groot belang voor de waterafvoer in het plangebied. Om toch te voorzien in voldoende waterbergend vermogen, wordt de bestaande, westelijk gelegen, watergang verbreed. Deze watergang is een schouwsloot. (Schouw)watergangen zijn belangrijk voor de aan- af en doorvoerfunctie binnen het gebied. Het waterschap ziet toe op het onderhoud van deze watergang. Deze functie van (schouw)watergang blijft behouden. De aangrenzende grondeigenaren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud. Dit wordt privaatrechtelijk vastgelegd.
Door de ontwikkeling zijn er ook nieuwe mogelijkheden. De rayonbeheerder heeft namelijk aangegeven dat in de huidige situatie de schouwsloot op bepaalde punten niet machinaal te onderhouden is. Hij ziet een kans betreffende dit onderhoud in de nieuwe situatie. Door bijvoorbeeld een schouwpad te realiseren zou dit knelpunt opgelost kunnen worden. Het Wetterskip geeft ook aan dat de nieuwe ontwikkeling een kans biedt om binnen de planvorming te kijken naar het bergende vermogen van de schouwsloot. Dit met oog op de toekomst en het veranderende klimaat. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld de sloot te verbreden en natuurvriendelijker in te richten.
Hierover zal bij de uitwerking van de plannen nog afstemming met het waterschap plaatsvinden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet in de beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
In dit plan wordt aangesloten op de bestaande riolering grenzend aan het plangebied. Het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Door de ontwikkeling neemt de verhardingsoppervlakte af, wat gunstig is voor de waterafvoer.
Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.7.1 weergegeven.
Tabel 4.7.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
Het voornemen is om 56 woningen mogelijk te maken. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan met behulp van Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) van het RIVM (https://geodata.rivm.nl/gcn/). Uit deze tool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof te plaatse van het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Deze concentraties bedroegen in 2021: lager dan 10 µg/m³ voor NO2, tussen 6 en 8 µg/m³ voor PM2,5 en lager dan 14 µg/m³ voor PM10.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De gemeente Ooststellingwerf heeft in 2014 een Nota Archeologie vastgesteld waarin het gemeentelijk archeologiebeleid uiteen wordt gezet. Hierin is de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart opgenomen waarin de gemeente aangeeft waar archeologische waarden aanwezig zijn of in bepaalde mate te verwachten zijn.
Toetsing
Voor de planontwikkeling is de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart van de gemeente Ooststellingwerf geraadpleegd. Op deze kaart is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied een lage verwachting geldt. Dit betekent dat geen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat er geen cultuurhistorische elementen en structuren in en in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het historisch gegroeide straatbeeld van de Leeksterweg, hoofdzakelijk individuele woonbebouwing van kleine schaal, wordt het appartementengebouw zo gepositioneerd en vormgegeven dat deze passend is bij het straatbeeld.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing; het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd, welke is opgenomen in figuur 4.10.1.
Figuur 5.10.1 Uitsnede risicokaart met het plangebied (groen omlijnd)
Hieruit blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen.
Ten noorden van het plangebied was de risicovolle inrichting Frisia BV gevestigd. Dit bedrijf is op deze locatie gesloten, waardoor hier geen rekening mee hoeft te worden gehouden. De toekomstige woningen zouden buiten het invloedsgebied zijn gelegen.
In het kader van het vooroverleg zijn de plannen kenbaar gemaakt bij brandweer Fryslân. Op basis hiervan heeft de brandweer een advies gegeven op grond van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) in relatie tot omgevingsveiligheid en de brandweerzorg. De brandweer heeft geen bezwaar tegen de plannen, maar heeft wel een aantal aandachtspunten met betrekking tot de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening. Het plan voldoet aan de gestelde afstandseisen voor de bereikbaarheid van het appartementencomplex en de woningen. Bij de uitwerking van het plan zullen de openbare bluswatervoorzieningen worden meegenomen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Ter plaatse van planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r. beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 56 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat er een zogenaamde 'vormvrije m.e.r. beoordeling' noodzakelijk is. Deze is opgesteld en als bijlage 6 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft 5 september 2023 het besluit genomen geen mer-procedure te hoeven volgen voorde beoogde ontwikkeling aan de Leeksterweg.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Ooststellingwerf. Het plangebied in dit plan heeft de volgende bestemmingen gekregen:
Groen
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor groenvoorzieningen. Daarnaast zijn deze gronden ondergeschikt bedoeld voor speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voet- en rijwielpaden en water. De gronden met de bestemming 'Groen' hebben betrekking op de groenstrook langs het water. De andere gronden met de bestemming groen vormen een grens tussen de woningen aan de Leeksterweg en het appartementencomplex dat daar wordt gerealiseerd.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bedoeld voor wegen en straten met een verblijfsfunctie, voet- en rijwielpaden. Hieraan zijn groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ondergeschikt.
Water
De gronden met de bestemming 'Water' aangewezen gronden zijn bedoeld voor water. Hieraan zijn groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen en paden, bruggen en dammen ondergeschikt. De bestemming 'Water' heeft in het plangebied betrekking op de schouwsloot die aan de westelijke kant van het plangebied is gelegen.
Wonen
De gronden met de bestemming 'Wonen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, een aan-huis-verbonden bedrijf of Bed & Brochje;
Binnen de bestemming wonen zijn verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van het waterbeheer, groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen ondergeschikt.
In het plangebied mogen maximaal 56 woningen worden gebouwd, bestaande uit vrijstaande woningen, twee-aaneen, rijwoningen of appartementen. Alle woningen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. In de regels is aangegeven dat ter plaatse van de aanduidingen op de bouwvlakken uitsluitend rijwoningen of gestapelde woningen mogen worden gerealiseerd.
Verder is in de algemene regels opgenomen dat een gebouw pas mag worden gebouwd als wordt voldaan aan de in parkeernormen conform de meest recente uitgave van het CROW.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Er mag alleen gebouwd worden binnen de bouwvlakken. Om onderscheid te maken tussen het appartementencomplex en de andere woningtypen, is op het bouwvlak met het appartementencomplex de aanduiding 'gestapeld' opgenomen. Daarnaast is binnen de woonbestemming onderscheid gemaakt tussen de rijwoningen en de twee-onder-een kapwoningen/vrijstaande woningen door de rijwoningen te voorzien van een aanduiding 'aaneengebouwd'.
De maximale bouwhoogte en, indien van toepassing, de maximale goothoogte zijn in de bouwvlakken opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen twee typen rijwoningen, namelijk woningen met een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum goothoogte van 6 meter en woningen met een maximum bouwhoogte van 7 meter en een maximum goothoogte van 3,5 meter.
De gevellijn van alle bouwvlakken is ook vastgelegd, zodat de afstand van de woningen tot de straat gelijk is.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken.
Participatie
Er is een bewoners-/informatieavond georganiseerd waarin initiatiefnemer en de gemeente de plannen hebben toegelicht. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is het ontwerp aangepast, waardoor er meer ruimte is voor groen, de stedenbouwkundige inpassing bij de Poiesz verbeterd is en het appartementengebouw compacter wordt. Hierdoor past deze beter in het straatbeeld van de Leeksterweg.
Vooroverleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. Veiligheidsregio Fryslân, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân hebben hierop een reactie gegeven welke is opgenomen in bijlage 7. Deze reacties hebben geleid tot aanpassing van de paragrafen 4.3, 4.6 en 4.10 van de toelichting.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn zienswijzen ingediend welke in de nota van zienswijzen zijn beantwoord. In bijlage 8 is de nota van zienswijzen opgenomen. De zienswijzen leiden tot een aantal aanpassingen. Een overzicht van wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen is opgenomen in paragraaf 5.1. van de nota van zienswijzen.
Daarnaast is er een aantal ambtshalve aanpassingen (technische en/of redactionele aanpassingen) gedaan. Een overzicht van de ambtshalve wijzigingen is opgenomen in paragraaf 5.2 van de nota van zienswijzen.
Vaststelling
Vervolgens wordt het bestemmingsplan vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor een ieder de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de woningbouwlocatie in Haulerwijk. Initiatiefnemer is grondeigenaar van het plangebied.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De gemeente heeft een anterieure overeenkomst met initiatiefnemer afgesloten.