direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bruggelaan 37 te Appelscha
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Aan de Bruggelaan 37 in Appelscha was voorheen een sociaal cultureel centrum gevestigd. De gronden van het sociaal cultureel centrum zijn niet meer als zodanig in gebruik. Inmiddels zijn de gebouwen van het sociaal cultureel centrum gesloopt.

De eigenaar van de gronden heeft het voornemen om op deze gronden woningen te realiseren. In de nieuwe situatie mogen in totaal vijf vrijstaande gelijkvloerse woningen voor senioren worden gebouwd. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging plangebied

1.2 Planologische regeling

Het plangebied betreft de locatie aan de Bruggelaan 37 in Appelscha. Het gebied is opgenomen in de beheersverordening 'Appelscha', vastgesteld op 21 mei 2013 en de herziening beheersverordening 'Appelscha 2014', vastgesteld op 20 mei 2014. In figuur 2 is een fragment van de verbeelding van de beheersverordening weergegeven. In deze beheersverordening is de bestaande situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden op grond van het hiervoor vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied heeft de functie maatschappelijk. Deze functie is gebaseerd op de tot dusver bestaande situatie en biedt geen ruimte voor de gewenste invulling van het plangebied. Daarom is besloten tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Op basis daarvan kunnen de benodigde omgevingsvergunningen worden verleend en de gewenste nieuwbouw worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: Fragment van de beheersverordening 'Appelscha'

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het beleidskader beschreven dat relevant is voor dit plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 3 staan de uitgangspunten van het bestemmingsplan centraal: het programma voor de nieuw te bouwen woningen, de ruimtelijke opzet en de verkeerssituatie. De omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst worden beschreven in hoofdstuk 4. De juridische regeling wordt beschreven in hoofdstuk 5. in hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 BELEIDSKADER

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de aard van het plan (kleinschalige binnenstedelijke ontwikkeling) is het rijksbeleid niet van belang. Er wordt ingegaan op het beleid van de provincie Fryslân en de gemeente Ooststellingwerf dat betrekking heeft op de genoemde ontwikkeling en het plangebied.

2.1 Provinciaal beleid

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in het Verordening Romte Fryslân 2014 dat op 25 juni 2014 is vastgesteld. Deze verordening is een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân.

Voor het plangebied geldt de aanduiding 'bestaand bebouwd gebied'. Op grond van het rijksbeleid, neergelegd in het besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte), hebben provincies de taak om in een provinciale verordening het zogenaamde 'bestaand bebouwd gebied' aan te wijzen.

Achtergrond daarbij is de toepassing van de zogenaamde SER-ladder: in dat kader moet eerst gekeken worden naar intensivering, revitalisering en herstructurering van bestaand bebouwd gebied, voordat nieuwe stedelijke bestemmingen worden ontwikkeld. Toepassing van de benadering volgens die SER-ladder is ook verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Dit bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal beleid: de nieuwe woningbouw vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied en is te beschouwen als een goede vorm van herstructurering.

2.2 Gemeentelijk beleid

2.2.1 Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

Voor de dorpen noemt de structuurvisie dat deze vitaal en leefbaar moeten blijven. In Appelscha moet ruimte blijven voor bestaande en nieuwe (naar aard en schaal passende) bedrijven en staat het behoud en het versterken van het vrij complete pakket aan basisvoorzieningen voorop. De in de structuurvisie genoemde woningbouwmogelijkheden worden voornamelijk ingezet voor herstructurering, strategische projecten en bijzondere doelgroepen. Het verbeteren van de kwaliteit van woningen en de woonomgeving staat hierbij voorop.

2.2.2 Gemeentelijke woonvisie

Voor de realisering van de nieuwe woningen is het gemeentelijk woningbouwbeleid van belang. Dit is neergelegd in de Woonplan gemeente Ooststellingwerf 2011-2020.

Met dit gemeentelijke woonplan wil de gemeente Ooststellingwerf haar visie geven op het wonen. Het woonplan richt zich ondermeer op het kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte, het bouwen van woningen op herstructurerings- en op inbreidingslocaties en duurzaam bouwen. De nadruk van dit woonplan ligt bij de kwalitatieve woningbehoefte.

2.2.3 Duurzaamheid

Ten aanzien van het thema duurzaamheid is de doelstelling van het milieubeleidsplan 2010 - 2016 het uitgangspunt als het gaat om de bouw van nieuwe woningen.

2.2.4 Welstandsnota Ooststellingwerf

Door de gemeenteraad van Ooststellingwerf is in mei 2004 de welstandsnota vastgesteld, herzien in juli 2007 en juni 2009. De welstandscriteria voor het gebied waarin deze locatie zich bevindt staat omschreven in hoofdstuk 2 (Appelscha). De in de welstandsnota vastgestelde richtlijnen vormen het kader voor de welstandsbeoordeling van het bouwplan. Voor dit project zijn de volgende zaken relevant:

  • Plaatsing
    De panden dienen in de rooilijn van de historisch aanwezige rooilijn te worden gebouwd, waarbij de bebouwing overwegend halfgesloten is. De panden worden met de noklijn haaks op de weg gesitueerd. De voorgevel wordt gericht naar de weg. De bijgebouwen worden achter de hoofdgebouwen gesitueerd en zijn ondergeschikt.
  • Hoofdvorm
    De panden hebben één of maximaal twee bouwlagen met kap. Ze hebben een symmetrische hoofdopzet. de massa-opbouw is enkelvoudig. vrijstaande panden zijn klein of middelgroot. De panden worden hoofdzakelijk kantig van vorm en hebben een traditionele ambachtelijke architectuur. De bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
  • Aanzichten
    De panden zijn duidelijk gericht naar de openbare ruimte, waarbij de compositie van de gevels overwegend traditioneel is.
  • Opmaak
    De gevels zijn van metselwerk voorzien, waarbij de topgevel in hout mag worden uitgevoerd. De daken hebben pannen. Het metselwerk is veelal in rood, maar ook wel in geel uitgevoerd. De pannen zijn donker van kleur in mat of hoogglans glazuur. De panden hebben een eenvoudige detaillering. De bijgebouwen hebben soms de kleur / materiaal van de woning of soms afwijkend.

Met het project wordt rekening gehouden met het bovenstaande.

Hoofdstuk 3 UITGANGSPUNTEN VOOR HET BESTEMMINGSPLAN

3.1 Woonprogramma

Binnen het plangebied zijn de gebouwen van het voormalige sociaal cultureel centrum niet meer aanwezig. In totaal worden er vijf nieuwe woningen gebouwd. De initiatiefnemer wil vrijstaande gelijkvloerse woningen bouwen voor koopsector, gericht op senioren.

In kwantitatieve zin gaat het dus om de bouw van vijf nieuwbouwwoningen.

3.2 Locatie en ruimtelijke opzet

Het terrein aan de Bruggelaan ligt in het noordwesten van het dorp Appelscha en is aan de oostzijde van de Bruggelaan gesitueerd.

Een gegeven voor dit project wordt gevormd door de beschikbare kavels van de vrij gekomen gronden van het sociaal cultureel centrum. Uitgangspunt is verder om aan te sluiten op het bestaande bebouwingspatroon. De ligging van de rooilijn is afgestemd de bestaande woningen aan de Bruggelaan en de Nijesteegde. De woningen worden vrijstaand gebouwd op ruime kavels. Een impressie van de te bouwen woningen is in figuur 3 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01_0003.jpg"

Figuur 3: Impressie nieuwbouw Bruggelaan (Bouwkundig Tekenbureau J.Kok 2014)

De hoofdvorm zal bestaan uit woningen van één bouwlaag met een (lage) kap. De woningen krijgen een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,5 meter. Daarmee wordt aangesloten op de omliggende woonbestemming waar sprake is van overwegend één bouwlaag met kap.

3.3 Verkeer en parkeren

De herontwikkeling van de locatie brengt enige extra parkeerbehoefte met zich mee. Het aantal woningen neemt toe met vijf woningen. Deze woningen worden vrijstaand gebouwd. Uitgaande van een parkeernorm van 1 per woning, ontstaat er een parkeerbehoefte van 5 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein gerealiseerd worden. De verkeersaantrekkende werking van de woningen is minimaal en kan goed via de bestaande wegen worden opgevangen.

3.4 Afstemming Verordening Romte Fryslân 2014 / Woonplan Ooststellingwerf

3.4.1 Verordening Romte Fryslân 2014

De provincie Fryslân heeft in haar verordening regionale woningbouwprogramma's vastgelegd. In het regionale woningbouwprogramma voor de regio Zuidrand (gemeente Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Lemsterland) is voor de gemeente Ooststellingwerf vastgelegd hoeveel woningen de gemeente maximaal mag bouwen. Dit aantal is door Gedeputeerde Staten op 25 augustus 2009 bekrachtigd.

Het woningbouwprogramma is een optelsom van het aantal woningen dat aan de bestaande voorraad mag worden toegevoegd (uitbreiding). Binnen de bebouwde kom geldt dat er 'plafondloos' mag worden gebouwd.

3.4.2 Woonplan Ooststellingwerf 2011 - 2020

Het gemeentelijk woonplan schetst een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkeling van woningen in de gemeente Ooststellingwerf tot 2020. De visie voor de gemeente Ooststellingwerf is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Weststellingwerf en Lemsterland. Het woonplan voor Ooststellingwerf is in april 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.

Doelstelling uit het woonplan zijn onder andere:

  • Doorstroming door de bouw van seniorenwoningen;
  • Betaalbare woningen; sociale huur- en koopwoningen, starterskoopwoningen;
  • Bouwen voor strategische projecten en voor economische en recreatieve ontwikkelingen;
  • Bouwen vooral op inbreidingslocaties;
  • Kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte.

Het bestemmingsplan past binnen de doelstellingen van het woonplan Ooststellingwerf. Weliswaar verschuift mede op grond van het rijksbeleid de aandacht van volledige herstructurering naar renovatie, toch kan een plaatselijke herstructurering bijdragen aan een integrale buurtvernieuwing. Bovendien past herinvulling goed binnen de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking, waar intensivering en herstructurering van stedelijke en dorpsgebieden voorop staat.

De met dit bestemmingsplan nieuw te bouwen woningen passen binnen het gemeentelijk woonplan.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.

4.1 Ecologie

4.1.1 Toetsingskader en beleid

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschemingswet en de Flora- en faunawet. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De locatie behoort niet tot een Natura 2000 gebied. Het dichtst bijgelegen Natura 2000-gebied ligt op circa 1000 m afstand van het plangebied. Het betreft hier het Natura 2000-gebied 'Drents-Friese Wold & Leggelderveld'. In figuur 4 is het Natura 2000-gebied in relatie tot het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01_0004.jpg"

Figuur 4: Natura 2000

Gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied en het ontbreken van een ecologische relatie tussen dit Natura 2000-gebied en het plangebied zijn geen negatieve effecten te verwachten.

Wat betreft de gebiedsbescherming maakt het plangebied zelf geen deel uit van de EHS. Wel ligt op korte afstand zuidelijk van de dorpskern een EHS-gebied rond de Bosberg, onderdeel van het EHS-gebied Drents-Friese Wold. Met name het aanwezige bosgebied is bepalend voor de waarden. Het plangebied met de EHS gebieden is opgenomen in figuur 5. Gezien de aard en omvang van de voorgestelde ontwikkeling en de afstand van het plangebied tot de beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen significante effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPApBruggelaan37-VG01_0005.jpg"

Figuur 5: EHS-gebieden 

Wat betreft de soortbescherming vindt in het plangebied alleen nieuwbouw plaats. Er worden geen gebouwen gesloopt en geen bomen gekapt. Door de ligging midden tussen de bestaande bebouwing zijn er geen hoge ecologische verwachtingswaarden te verwachten en vanuit het huidige gebruik er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van beschermde soorten op en rondom het perceel is een ecologisch onderzoek niet noodzakelijk. Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

4.2.1 Toetsingskader en beleid

Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Bij het plangebied zelf is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Het dorp is niet aangewezen als beschermd dorpsgezicht en er komen geen beschermende monumenten in het plangebied voor.

Er zijn 6 monumentale bomen aanwezig. Deze zijn opgenomen in de 'Bomenlijst definitief 13 oktober 2011'. Het gaat hierbij om 5 zilveresdoorns en 1 rode Beuk. De situering van de gebouwen zal rekening worden gehouden met de aanwezige monumentale bomen.

Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Voor het dorp is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen.
De gemeente Ooststellingwerf heeft op basis van de FAMKE een archeologisch bureauonderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1.

De FAMKE steentijd-bronstijd laat zien dat het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid met een lichtroze kleur (quickscan). Algemeen geldt voor dergelijke gebieden een archeologische toets, er een omgevingsvergunning nodig is voor de bouw met een grotere oppervlakte dan 5.000 m². Dit bestemmingsplan betreft de bouw van vijf woningen waarbij de oppervlakte van gebouwen ruim onder de drempelwaarde blijven van archeologisch onderzoek. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

De FAMKE ijzertijd-middeleeuwen laat zien dat het plangebied ligt in een gebied met een lichtgroene kleur. Algemeen geldt voor dergelijke gebieden geen onderzoek noodzakelijk is.

4.3 Water

4.3.1 Toetsingskader en beleid

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. In een waterbeheerplan geven zij functies aan het water waarbij afstemming wordt gezocht met het ruimtelijk beleid. Als leidende principes voor een duurzaam waterbeheer geldt een tweetal 'tritsen':

  • Waterkwantiteit: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterbeheersplan 2010 - 2015 'Wetter jouwt de romte kwaliteit'

Als uitwerking van het provinciale beleid zijn waterschappen verplicht een waterbeheerplan op te stellen. Dit is voor Fryslân gebeurd in de vorm van het Waterbeheerplan 2010 - 2015 'Wetter jouwt de romte kwaliteit' van het Wetterskip Fryslân dat tegelijk met het provinciale waterhuishoudingsplan is vastgesteld. In het waterbeheersplan zijn de maatregelen opgenomen die nodig zijn om de beleidsdoelen ten aanzien van de thema's Veiligheid, Voldoende water en Schoon water te realiseren. Verder moet bij nieuwe ruimtelijke plannen - via de watertoets - worden voorkomen dat de waterkwaliteit achteruitgaat.

4.3.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan is enerzijds sprake van nieuwbouw. De bebouwing ten opzichte van de huidige situatie neemt toe met vijf woningen. Parkeren zal op eigen terrein plaats vinden.

Ten opzichte van de eerdere situatie neemt de oppervlakte door de omvang van de bebouwing en verharding af met circa 200 m².

Bij een toename van verharding dient rekening te worden gehouden met voldoende watercompensatie.

Indien de toename onder de 750 m2 blijft, hoeft er geen extra waterberging te worden gerealiseerd, maar dient wel duidelijk te zijn dat plan past binnen een goede waterhuishouding. In overleg met het Wetterskip Fryslân is de procedure van de watertoets doorlopen. Het resultaat hiervan is opgenomen in bijlage 2. Omdat er sprake is van een afname aan verharding van ongeveer 200 m2 hoeven er geen extra maatregelen getroffen te worden en kan worden volstaan met standaard maatregelen.

4.4 Milieuzonering

4.4.1 Toetsingskader en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

4.4.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De nieuwe woningbouw vindt plaats in een bestaand woongebied. Er zijn geen milieubelastende functies in de omgeving.

4.5 Bodem

4.5.1 Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.5.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten behoeve van de nieuwbouw is bodemonderzoek uitgevoerd. (zie bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik en de geplande ontwikkeling van de nieuwbouw van woningen in het plangebied. Er zijn wel enkele verhoogde gehalten aangetroffen, deze gehalten zijn nader onderzocht.

Op een deel van het terrein is een licht verhoogd gehalte aan zink en lood en zeer sterk gehalte koper aangetroffen in de zwak puinhoudende bovengrond. Daarnaast is op één locatie in sterk puinhoudende en sterk koolgruishoudende ondergrond licht verhoogde gehalten aan lood, zink en PAK aangetroffen. De verontreinigingen overschrijden niet de achtergrondwaarde.

De aangetroffen grondverontreiniging met koper (de achtergrondwaarde is niet overschreden) is voldoende in beeld gebracht. Deze grondverontreiniging met koper is slechts zeer plaatselijk op de locatie aanwezig. Aanbevolen wordt om tijdens het bouwrijp maken van de locatie met de koper verontreinigde grond op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze te ontgraven en af te voeren. Voor het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen voor de toegelaten woonfunctie in het plangebied.

4.6 Geluid

4.6.1 Toetsingskader en beleid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds.

4.6.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan regelt de realisatie van vijf nieuwe woningen. De Bruggelaan en Nijesteegde vallen binnen een 30 km zone. Gelet daarop is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Toetsingskader en beleid

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Er zijn in de gemeente Ooststellingwerf geen knelpunten bekend wat betreft de luchtkwaliteit.

4.7.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit plan betreft een functieverandering met een geringe toename van het aantal woningen. De verkeersaantrekkende werking daarvan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er zijn op dit punt geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen, dat is ook binnen de provincie Fryslân het geval.

4.8.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Risicovolle inrichtingen en transport gevaarlijke stoffen

Voor een inzicht in de externe risico's in de omgeving van het plangebied is de risicokaart Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, noch (planologisch) mogelijk worden gemaakt.

4.9 Kabels en leidingen

In de buurt van het plangebied lopen geen kabels of hogedrukleidingen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE REGELING

Dit bestemmingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op de verbeelding is aan het perceel de bestemming Woongebied gegeven. Dit is een bestemming die overeenkomstig de systematiek van de gemeente Ooststellingwerf is toegepast.

Uitgangspunten voor de planologische regeling zijn:

  • Er is één bouwvlak opgenomen voor de nieuwe invulling. Maximaal vijf woningen in totaal zijn toegestaan. De precieze ligging van de nieuwe woningen is vrij gelaten. Verder moeten de woningen vrijstaand worden gebouwd en geldt er een minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens.
  • De oppervlakte van een woning mag niet meer bedragen dan 150 m2.
  • De hoogtebepaling met een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 5,5 meter is voldoende voor de beoogde bouw.
  • De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 2,5 meter te zijn.
  • De dakhelling van een hoofdgebouw is minimaal 30 en maximaal 40 graden.
  • Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt aangesloten bij de algemene bijgebouwenregeling van de gemeente Ooststellingwerf voor woningen . Het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag maximaal 75 m2 bedragen voor percelen van maximaal 500 m², maximaal 100 m² bedragen voor percelen tussen de 500 m² en 800 m² en maximaal 125 m² voor percelen van minimaal 800 m². De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • Op grond van het reguliere beleid kan het wonen gecombineerd worden met een aan huis verbonden beroepsactiviteit. Het gaat daarbij om activiteiten in de dienstverlening die goed bij het wonen passen en daaraan ondergeschikt zijn.
  • Op grond van het reguliere beleid wordt mantelzorg bij het wonen toegestaan.
  • Bed & Brochje is bij wonen toegestaan onder bepaalde voorwaarden. Er mogen maximaal 2 kamers worden gebruikt voor Bed en Brochje met een maximum brutovloeroppervlak van 50 m².
  • Voor de monumentale bomen is een ongevingsvergunningsplicht opgenomen ter bescherming van de aanwezige monumentale bomen.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Conform de procedure uit de Wet ruimtelijke ordening wordt het bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder kan tijdens deze periode zienswijzen indienen bij de gemeenteraad.

Het bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg aan de overlegpartners, zoals Provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân voorgelegd. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan en opgenomen als bijlage 4.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 22 januari 2015 tot en met 4 maart 2015 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Op 21 april 2015 heeft de raad van de gemeente Ooststellingwerg het bestemmingsplan vastgesteld.

Op 20 februari 2014 heeft de gemeente samen met de ontwikkelaar een inloopavond georganiseerd. Zij hebben tijdens de inloopavond het nieuwbouwplan aan omwonenden gepresenteerd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat het hier een bestemmingsplan betreft voor herstructurering van een voormalige sociaal cultureel centrum. De ontwikkeling hiervan vindt plaats door een particulier initiatiefnemer. De gemeente heeft hier geen financiële bemoeienis mee. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor is een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en wordt het plan uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.

Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al op een andere wijze is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. In dit geval zijn de kosten anderzins verzekerd. De kosten voor de ontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. Hiervoor is een anterieure overeenkomst afgesloten. Om deze reden wordt er geen exploitatieplan vastgesteld.