direct naar inhoud van 3.5 Milieuhygiënische aspecten
Plan: Brug Stroomkanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.002300-VG01

3.5 Milieuhygiënische aspecten

3.5.1 Geluidhinder

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai van een gezoneerd industrieterrein. Het aspect spoorwegverkeerslawaai is in deze situatie niet relevant aangezien er geen spoorweg in de nabijheid van het plangebied ligt.

Wegverkeerslawaai

Om de geplande ontwikkeling uit te kunnen voeren dienen de akoestische consequenties ten gevolge van de realisatie van de nieuwe brug te worden berekend. Hiervoor is een akoestisch onderzoek (Bijlage 4) uitgevoerd (Reconstructie burg Plattedijk -akoestisch onderzoek- BVA verkeersadviezen, kenmerk:lst-147, 6 juli 2012) op basis waarvan de effecten op de geluidsbelasting zijn bepaald.

De brug voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en zal worden vervangen door een nieuw en breder exemplaar. Naast de toenemende breedte zal ook de hoogteligging van de brug worden gewijzigd, met dien verstande dat de nieuwe brug hoger zal komen te liggen dan het huidige exemplaar. Dit betekent dat er kans is op een verslechtering van de akoestische situatie op omliggende (geluidsgevoelige) bebouwing. Om deze reden is het op basis van artikel 99 lid 1uit de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk om een akoestisch onderzoek uit te voeren naar deze effecten.

Resultaten

Zoals al vermeld zijn op alle geluidgevoelige bouwblokken rekenpunten ingebracht. De geluidsbelasting voor deze ontvangerpunten is berekend voor een tweetal situatie, te weten de huidige situatie 2012 en het prognosejaar 2023 (met verbrede en verhoogde brug), zie hiervoor de rapportage van BVA.

Om te bepalen of er wel of geen sprake is van een reconstructie dient het verschil tussen de voor- en nasituatie te worden bepaald. Wanneer het verschil tussen de voor- en de nasituatie 2 dB of meer bedraagt en de toekomstige geluidsbelasting bedraagt 50 dB of meer dan is er sprake van een reconstructie. Wij merken op dat er bij de analyse vanuit is gegaan dat er in eerder stadium nog geen hogere grenswaarde is vastgesteld. Uit de analyse van de resultaten blijkt dat het verschil tussen de geluidsbelastingen in het basisjaar 2012 en het prognosejaar 2023 op geen van de ontvangerpunten groter is dan 2 dB. Dit betekent dat de aanleg van de nieuwe brug niet leidt tot een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (artikel 99 lid 1).

3.5.2 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied betreft slechts een vervanging van een bestaande brug. Geconcludeerd kan daarom worden dat door de ontwikkelingen die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, de luchtkwaliteit niet in betekenende mate zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

3.5.3 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichting

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen inrichtingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleiding

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Over het water

Over het nabij gelegen Prinses Margrietkanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het "Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen" (4 december 2008) en het rapport "Knelpunten & aandachtspunten vervoer van gevaarlijke stoffen door Fryslân" is aangegeven dat vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over het Prinses Margrietkanaal.

In het Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen is de route van het nabij gelegen Prinses Magrietkanaal aangegeven als "binnenvaartverbinding chemische clusters & achterlandverbindingen met plasbrandsaandachtsgebied". Het betreft een vaarweg waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Het plasbrandsaandachtsgebied heeft een zone van 25 meter. In het rapport wordt geconcludeerd dat er in de huidige situatie nergens in Fryslân een overschrijding van de oriënteringswaarde van het groepsrisico en ook geen overschrijding van de normen van het plaatsgebonden risico is.

Over de weg

In het rapport "Knelpunten & aandachtspunten vervoer van gevaarlijke stoffen door Fryslân" is te lezen dat de voor de risicoberekening belangrijkste categorie, GF3, het meest wordt vervoerd over onder andere de Rondweg N359 bij Lemmer. Wanneer er rond deze wegen sprake is van hoge personendichtheid kan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico worden overschreden. Deze wegen zijn aandachtspunten. Mochten er ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van deze wegen gepland worden, dan dient altijd het vervoer van gevaarlijke stoffen meegenomen te worden in de overweging wel of geen ruimtelijke ontwikkeling toe te staan.Voor de weg zijn de hiernavolgende zaken relevant.

Plaatsgebonden risico

Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6.

Groepsrisico

De drempelwaarde wordt overschreden in het traject tussen het afwateringskanaal tot en met camping Lemmer. Er kan dan sprake zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Aanbevolen wordt een gedetailleerde berekening van het groepsrisico op dit traject te maken. Voor gedetailleerde berekeningen moet het programma RBMII worden gebruikt.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat onderhavig plan slecht een vervanging in een bestaande route betreft. Er worden geen kwetsbare objecten toegevoegd, de weg wordt slechts verbreed, hetgeen de doorstroming ten goede zal komen. Het onderdeel is niet van invloed in dit kader. Uiteraard wordt er bij het (weg)ontwerrp en de uitvoering van de brug wel rekening gehouden met de normen die gelden.