direct naar inhoud van 3.11 Milieuhygiënische aspecten
Plan: Kanaalmond 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.001200-0003

3.11 Milieuhygiënische aspecten

3.11.1 Milieuzonering

Ten westen van het plangebied, op het perceel Kadijk 12 te Lemmer, is sprake van een vuurwerkgroothandel. Het gaat om een inrichting voor het op- en overslaan van consumentenvuurwerk en het verkopen van consumentenvuurwerk aan winkeliers en particulieren. Voor de inrichting heeft de provincie Fryslân in 2008 een milieuvergunning (revisievergunning) afgegeven. Het bedrijventerrein "Lemsterhoek" is gezoneerd krachtens de Wet geluidhinder (zie ook paragraaf 3.11.2). De totale geluidsbelasting afkomstig van het bedrijventerrein mag de waarde van 50 dB(A) etmaalwaarde op de zonegrens niet te boven gaan. Uit een toetsing van de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat de geluidsgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde op de zone niet wordt overschreden. Verder zijn bij de op- en overslag van vuurwerk externe veiligheidsaspecten van groot belang. Het aspect externe veiligheid komt in paragraaf 3.11.4 van deze toelichting aan de orde.

3.11.2 Geluidhinder

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai van een gezoneerd industrieterrein. Het aspect spoorwegverkeerslawaai is in deze situatie niet relevant aangezien er geen spoorweg in de nabijheid van het plangebied ligt.

Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wgh dient bij nieuwe ontwikkelingen een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai. Dit onderzoek moet aantonen of er door de ontwikkelngen sprake is van een reconstructiesituatie zoals bedoeld in de Wgh.

In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen bij recht toegestaan. In het plangebied is sprake van bestaande bebouwing, er worden geen geluidgevoelige objecten gerealiseerd. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk.

Industrielawaai

In hoofdstuk V van de Wet geluidhinder zijn voorschriften opgenomen waarbij wordt voorzien in de vaststelling van geluidszones rond industrieterreinen waarop inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd. Door een verplichte zonering te koppelen aan de vestiging van dit type inrichtingen, wordt gewaarborgd dat in het planologisch beleid de milieuhygiënische kwaliteitsdoelstellingen tot hun recht komen. Het bedrijventerrein "Lemsterhoek" is gezoneerd krachtens de Wet geluidhinder. De 50 dB(A)-contourlijn ligt deels over het plangebied. Binnen de geluidszone wordt de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, uitgesloten.

3.11.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied Kanaalmond is een conserverend bestemmingsplan en bevat niet een van deze ontwikkelingen. In het bestemmingsplan worden alleen ontwikkelingen planologisch-juridisch mogelijk gemaakt die samenhangen met het Woudagemaal (bezoekerscentrum, parkeergelegenheid en herinrichting van het terrein). In het kader van de artikel 19, lid 1 WRO-procedure is ten behoeve van deze ontwikkeling een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is geconcludeerd dat de extra verkeersbewegingen die samenhangen met de ontwikkeling niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Geconcludeerd kan daarom worden dat door de ontwikkelingen die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, de luchtkwaliteit niet in betekenende mate zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

3.11.4 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichting

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Op het perceel Kadijk 12 te Lemmer is sprake van het op- en overslaan van consumentenvuurwerk. Voor de inrichting is in 2008 door de provincie een milieuvergunning afgegeven. De inrichting voldoet aan de landelijke wet- en regelgeving zoals deze opgenomen is in het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO 1999) en het Vuurwerkbesluit. De veiligheidsafstanden die samenhangen met de activiteiten op het perceel Kadijk 12 liggen buiten het plangebied. De vuurwerkopslag brengt voor het plangebied daarom geen externe veiligheidseffecten met zich mee.

Buisleiding

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Over het Prinses Margrietkanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het "Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen" (4 december 2008) en het rapport "Knelpunten & aandachtspunten vervoer van gevaarlijke stoffen door Fryslân" is aangegeven dat vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over het Prinses Margrietkanaal.

In het Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen is de route aangegeven als "binnenvaartverbinding chemische clusters & achterlandverbindingen met plasbrandsaandachtsgebied". Het betreft een vaarweg waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Het plasbrandsaandachtsgebied heeft een zone van 25 meter. In het rapport wordt geconcludeerd dat er in de huidige situatie nergens in Fryslân een overschrijding van de oriënteringswaarde van het groepsrisico en ook geen overschrijding van de normen van het plaatsgebonden risico is.