direct naar inhoud van Artikel 31 Algemene afwijkingsregels
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
    • 4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
    • 5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
    • 6. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
    • 7. de bestemmingsregels en afhankelijke woonruimte in een bijgebouw toestaan, indien en voor zover:
      • de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, dit ter beoordeling van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
      • de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 m van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
      • de afhankelijke woonruimte niet is gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw;
      • de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan de oppervlakte die op een perceel maximaal aan bijgebouwen is toegestaan, met een maximum van 82,5 m²;
      • de bepalingen van het Bouwbesluit het gebruik van de bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg staan;
      • er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • de eventuele noodzakelijke parkeerruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd;
      • er geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg wordt gemaakt.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie, externe veiligheid daaronder begrepen;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.