direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stiens Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In februari 2011 heeft het voorontwerpbestemmingsplan “De Steens” ter inzage gelegen. Dit plan was opgesteld om het gebied ten oosten van Stiens te ontwikkelen. De ontwikkeling omvatte de uitbreiding van de bestaande woonwijk Aldlân 1 met een nieuwe woonwijk, genaamd De Steens (circa 350 woningen), het verlengen van de Kletsefeart en de bouw van een recreatiepark met recreatiewoningen. Dit plan is niet doorgegaan, omdat de projectontwikkelaar failliet was verklaard.

De gemeenteraad heeft op 24 april 2014 het toen nieuwe - en nu huidige - college de opdracht gegeven om aan de slag te gaan met de ontwikkeling van een kleiner woningbouwplan voor dit gebied. De ontwikkeling vindt de basis in het integraal Woningbehoefteonderzoek 2014. In verband met de gemeentelijke herindeling is hierbij de samenwerking met de gemeente Leeuwarden opgezocht. De gemeentelijke herindeling met de gemeente Leeuwarden vindt namelijk plaats in de planperiode. De samenwerking met de gemeente Leeuwarden voor deze ontwikkeling is op 11 april 2015 bekrachtigd door het ondertekenen van het convenant “Woningbouw Stiens Oost”. In het plangebied worden maximaal 80 woningen gerealiseerd.

Het geldende bestemmingsplan (zie ook 1.3) geeft geen mogelijkheden voor de nu gewenste ontwikkeling en is binnen de regeling niet mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet daarom in een nieuwe juridische planologische regeling om de ontwikkeling wel mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Truerderdyk, in het zuiden door een aftakking van de Stienzer Feart. Ten noorden en zuiden van het plangebied is open landbouwgrond aanwezig, voornamelijk weidegrond. Aan de Truerderdyk zijn enkele agrarische bedrijven aanwezig (vooral veehouderijen). Deze weg is bovendien een (recreatieve) route voor fietsers vanaf het fietspad langs de Dokkumer Ee naar Stiens.

Het plangebied grenst westelijk aan de woonwijk Aldlân. Het deel grenzend aan het plangebied is in de jaren 90 van de vorige eeuw gerealiseerd en bestaat vooral uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Vanuit deze woonwijk is het plangebied bereikbaar via de Brêgeleane.

Aan de oostzijde van het plangebied loopt het Mierepaed en is een kinderboerderij aanwezig. Direct ten zuiden van deze kinderboerderij is een recreatiebosje dat bereikbaar is via een wandelpad zuidelijk in het plangebied en vanaf de Truerderdyk via het Mierepaed.

De volgende figuur toont de ligging en begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan "Bûtengebiet en doarpen", dat is vastgesteld op 4 juli 2013. De gronden in het plangebied hebben de bestemmingen "Agrarisch" en "Water". Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS verstoringsgebied' van toepassing op het gehele plangebied.

De gronden met de bestemming "Agrarisch" hebben als hoofdfunctie het agrarisch gebruik van de gronden. Bebouwing van die gronden is niet toegestaan anders dan andere bouwwerken. De voor "Water" bestemde gronden mogen gebruikt worden voor onder meer sloten en vaarten. Daarbij is sprake van een recreatief medegebruik, ofwel; het water is ook bedoeld als vaarwater. De gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS verstoringsgebied' is opgenomen vanwege de aanwezigheid van het ILS-verstoringsgebied rond de Vliegbasis Leeuwarden. De ILS zit in het plangebied tussen de 21,2 en 31,2m boven NAP. De aanduiding moet de werking van dit systeem beschermen en daarom overgenomen worden in dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bouwhoogte van de nieuw te bouwen woningen beperkt, om te voorkomen dat het systeem mogelijk verstoord wordt. Daar wordt in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden.

In de volgende figuren zijn achtereenvolgens een fragment van het geldende bestemmingsplan en de ILS van de Vliegbasis Leeuwarden te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0002.jpg"

Fragment geldende bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0003.png"

ILS Vliegbasis Leeuwarden

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de historie van het plangebied, de huidige feitelijke situatie en de nieuwe ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante Europese, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de gevolgen van de nieuwe ontwikkeling ten aanzien van de milieuaspecten en vice versa. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven, waarbij een uitleg is opgenomen van de bestemmingen voor het plangebied. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Historie, huidige situatie en voorgestelde ontwikkeling

In dit hoofdstuk wordt allereerst kort stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis van Stiens. Vervolgens wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Ten slotte volgt een beschrijving van het plan en de manier waarop het plan ingepast wordt in de omgeving.

2.1 Ontstaansgeschiedenis Stiens

Stiens is ontstaan als een agrarische nederzetting op een kwelderwal en lag aanvankelijk op de grens van hoger gelegen gebieden (aldlân) en lager gelegen delen (nijlân). De zuidelijke terp van Stiens ligt in een reeks met Hallum, Ferwerd en Holwerd en ligt op de meest westelijke kwelderwal van Oostergo. Ooster- en Westergo vormden samen één van de drie delen waarin de Friese gewesten waren verdeeld. De noordelijke dorpsterp van Stiens, waar ook het historisch centrum ligt, dateert van de Romeinse tijd, en mogelijk zelfs ouder. Het centrum van Stiens was via de Stienservaart verbonden met de Dokkumer Ee. Hierlangs is dan ook de oudste bebouwing van Stiens te vinden. De belangrijkste route over land is de nog steeds bestaande noordzuid-route, die de dorpen van de kwelderwal met elkaar verbond. De eerste schriftelijke melding van Stiens (ook wel Steens, Steense, Stense of Steensede genoemd) dateert van 1399.

Stiens ontwikkelt zich vanaf de (late) middeleeuwen tot het belangrijkste dorp van Leeuwarderadeel. Leeuwarderadeel groeit in deze periode uit tot een zelfstandige grietenij (de voorloper van wat tegenwoordig de gemeente wordt genoemd) met aan het hoofd een grietman (tegenwoordig de burgemeester). Leeuwarderadeel vormt samen met drie andere grietenijen - Tietjerksteradeel, Idaarderadeel en Smallingerland - de "Leppa", een waterstaatkundig verband om dijken en sluizen aan te leggen. Hiermee wordt een eerste aanzet tot de vorming van de latere gemeente Leeuwarderadeel gegeven. De komende jaren staan in het teken van een voortdurende strijd om grondgebied tussen grietenijen en de omliggende steden, vooral Leeuwarden.

De economie in Leeuwarderadeel was hoofdzakelijk een boerenmarkteconomie. Huizen werden toen gebouwd als onderkomen voor mens en dier. Adellijken en andere personen van aanzien, bijvoorbeeld grietmannen, bewoonden een landhuis, een stins of state. Stiens kende vier staten: Burmaniastate (zie afbeelding), Juckemastate, Uniastate en Riniastate. Al deze staten zijn in de 18e en 19e eeuw afgebroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0004.jpg"

Burmaniastate (afgebroken circa 1750) (bron: www.gemeentearchief.nl) 

Rond 1850 was een groot deel van de bebouwing van Stiens geconcentreerd rond de kerk op de terp, maar er stonden ook woningen aan de Langebuorren, de Uniawei en het Achterbosk. De oprichting in 1887 van de Eerste coöperatieve zuivelfabriek van Leeuwarderadeel aan de zuidkant van het dorp zorgde voor de bouw van arbeiderswoningen in de omgeving van de fabriek. In 1901 wordt het baanvak Leeuwarden - Stiens - Ferwert van de NFLS (Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij) geopend, en een jaar later het baanvak Leeuwarden - Stiens - Tzummarum - Harlingen. Dit leidt tot woningbouw in de omgeving van het station. Voor de Tweede Wereldoorlog ontstaat ook bebouwing aan de uitvalswegen in noordelijke en westelijke richting. Na de oorlog wordt Stiens een groeikern en vinden verdere uitbreidingen plaats. De werkgelegenheid op de Vliegbasis Leeuwarden is daar mede de oorzaak van. Het oorspronkelijke dorpshart van Stiens wordt aan alle zijden omringd door nieuwe woonwijken. De laatste uitbreiding vindt aan de oostzijde plaats, de nieuwe woonwijk Aldlân waar circa 300 woningen zijn gebouwd.

Het plangebied grenst direct aan de oostzijde van de bebouwde kom van Stiens en grenst aan het buurtschap Truerd waar Doniastate ligt. Op een kaart uit 1664 is het buurtschap al te zien. Op latere historische kaarten is het buurtschap Truerd zichtbaar als enkele boerderijcomplexen, waarbij het aantal complexen in de tijd varieert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0005.jpg"

Het dorp Stiens en buurtschap Truerd (rood omcirkeld) op de kaart van Schotanus à Sterringa uit 1664 (Bron: www.tresoar.nl)

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Ruimtelijk-functionele kenmerken

Het plangebied is nu grotendeels in gebruik als agrarisch gebied (grasland). Delen van het plangebied zijn thans als gronddepot in gebruik. Het zuidelijk deel wordt doorkruist door een schelpenpad. Dit is een route naar een oostelijk gelegen bosperceel en parkstrook.

In de directe nabijheid, ten oosten van het plangebied ligt kinderboerderij Doniastate. Op het perceel bevinden zich, naast veel dieren, onder andere een educatieve moestuin en boomgaard, een speeltuin, overdekte klauter- en speelruimten en een uitkijktoren, een kabouterpad en een kabouterbos, opgezet naar de ideeën van Rien Poortvliet. De kinderboerderij heeft een restaurant en een winkeltje. Vanuit Doniastate kunnen lange wandelingen in de omgeving worden ondernomen via wandelpaden in de groenstrook oostelijk in het plangebied.

2.2.2 Landschap

Het plangebied maakt deel uit van het Oude Klei-landschap van Noord-Friesland. Aan de westkant van Stiens ligt het landschap van de oude Middelzee en verder oostwaarts, bij Oentsjerk, gaat het Kleilandschap over in de Noordelijke Wouden. Kernkwaliteiten van het landschapstype van het Oude Kleilandschap zijn:

  • openheid;
  • boerderijen die als puntvormige elementen in de openheid liggen;
  • mozaïekverkaveling;
  • grillig patroon van wegen en waterlopen;
  • plaatselijk oude kreekrestanten;
  • kwelderwal met daarop een reeks van dorpen (Stiens, Finkum, Hijum);
  • terpenlandschap;
  • overwegend grasland.

Kenmerken van het verkavelingspatroon (mozaïekverkaveling) en het daarmee samenhangende patroon van waterlopen in het gebied zijn:

  • grillig patroon;
  • geen duidelijke richting;
  • wisselende vormen en grootte;
  • rechte en schuine lijnen (niet rond);
  • veel microreliëf.

De belangrijkste kenmerken voor het plangebied zijn de verkavelingspatroon en de openheid van het omliggende landschap. De relatie van het plangebied met de bestaande omgeving is een belangrijk uitgangspunt voor de gewenste nieuwe ontwikkeling.

2.3 De nieuwe ontwikkeling

De nieuwe ontwikkeling bestaat uit het realiseren van maximaal 80 woningen. Het uitgangspunt bij het plan is vraaggestuurd bouwen. Vraaggestuurd bouwen is dat de consumenten bouwen wat ze zelf willen, binnen de marges van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan. Dus het type woning dat ze willen, tegen de prijs die men kan betalen en binnen bepaalde grenzen op de plek waar ze willen. De vraag bepaalt dus hoe het plan er uiteindelijk uit komt te zien. Onderstaande schets geeft een beeld over inrichting van het plangebied.

Om in het plangebied meer wonen aan het water mogelijk te maken wordt aan de oostzijde een watergang aangelegd, in het verlengde van de Kletsefeart. De oostelijke oever wordt natuurlijk ingericht. In deze oever wordt een kronkelende wandelgang aangelegd, zodat de bewoners deze zone kunnen beleven. De westelijke oever van de vaart wordt uitgevoerd met stortsteen. Bij de woningen aan het water kunnen steigers aangelegd worden in de vaart.

Als buffer met de bestaande bebouwing wordt een groene zone gecreëerd. De basis hiervoor is de bestaande groenzone, die opgewaardeerd wordt.

De wegen in het plangebied bestaan uit een wegprofiel van 6 meter breedte, waarvan 3,5 meter verharding en 2,5 meter halfverharding (betongrasstenen). Vooral voor de route van de vuilniswagen wordt halfverharding aangelegd als verbinding tussen de wegen. De exacte locaties voor deze verbindingen in de woonblokken liggen nog niet vast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0006.jpg"

Stedenbouwkundige schets plangebied

Het vastleggen van de belangrijkste stedenbouwkundige structuur gebeurt in dit bestemmingsplan door het stratenpatroon vast te leggen door de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Het vastleggen van de structuur wordt versterkt door ook de hoofdgroen- en waterstructuur specifiek te bestemmen. Het overige gebied wordt gevormd door de woongebieden die geregeld zijn in de bestemming "Woongebied". In die bestemming zijn maximaal 80 woningen mogelijk. Hoe de verdeling van dit aantal over de woonblokken wordt is niet vastgelegd. Daarnaast zijn in de bestemming onder meer de wegen voor de hulpdiensten mogelijk gemaakt. Deze worden niet aangeduid, omdat de ligging hiervan nog niet bekend is.

2.4 Ruimtelijke kwaliteit

Het is belangrijk dat de nieuwe buurt op een goede manier ingepast wordt in de omgeving. Dit gebeurt enerzijds op de hiervoor beschreven wijze. Naast de stedenbouwkundige is ook de architectonische inpassing in de omgeving van belang. Om hiervoor te zorgen is voor het plangebied een beeldkwaliteitkader opgesteld. Dit is in bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Het plangebied is in het beeldkwaliteitkader opgedeeld in verschillende deelgebieden; de noord- en zuidrand, grenzend aan Aldlân en de woonblokken. Deze onderscheiden zich van elkaar door de ruimtelijke relatie met de omgeving. De ruimtelijke kwaliteit en uitstraling van de bebouwing verschilt binnen die deelgebieden. De gebieden die aan de oostzijde van het dorp het nieuwe gezicht van Stiens vormen, hebben een strenger regiem. In de overige gebieden is meer mogelijk.

Het beeldkwaliteitkader geeft hiervan een exacte beschrijving en geeft ook referentiebeelden voor de gewenste bebouwing in de verschillende deelgebieden, waaronder onderstaande.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0008.jpg"

Enkele referentiebeelden voor Stiens Oost

Vanuit het beeldkwaliteitkader zijn enkele aspecten van belang voor de regeling van dit bestemmingsplan. Het gaat daarbij in eerste instantie om de woningtypen. Het bestemmingsplan maakt grondgebonden woningen (vrijstaand, geschakeld en rij) mogelijk. De plaatsing van deze woningen is in de woonblokken vrij. Wel moet een minimale afstand van de woningen tot de weg, de zijdelingse en achterperceelsgrens worden aangehouden. Deze is in de regels opgenomen, omdat in dit bestemmingsplan niet wordt gewerkt met bouwvlakken.

De woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met een kap. Een plat dak is in het grootste deel van het plangebied mogelijk te maken via een afwijking van het plan. Het bestemmingsplan regelt dit in de bouwregels binnen de bestemming "Woongebied" via een maximale goot- en bouwhoogte.

2.5 Landschappelijke inpassing

In het kader van het landschapsbeleid van de gemeente (zie paragraaf 3.3.5) is een goede landschappelijke inpassing van belang. Daarbij wordt gekeken naar drie schaalniveaus; het landschap, de omgeving en de locatie. Het landschap en de inpassing van Stiens Oost daarin wordt in deze paragraaf beschreven.

  • I. Het landschap

Het plangebied ligt in het oude kleilandschap en ligt op een kwelderwal aan de oostzijde van de voormalige Middelzee en de huidige Middelzeedijk. Rondom het plangebied zijn meerdere terpen aanwezig. Het landschap in en rondom het plangebied is opgebouwd uit een blokverkaveling met een kleine regelmaat. Op de kwelderwal is vaak afwisselend akkerbouw en grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0009.jpg"

Het landschap

  • II. De omgeving

In het verleden zijn bij uitbreidingen bosgordels aangebracht. De bosgordel rond de wijk It Heechhôf wordt bijvoorbeeld beschouwd als een groene zone rondom de kerk. Zo is een relatief grote toevoeging van bebouwing met een stevig landschappelijk element in het Friese terpdorpenlandschap ingepast. Aan de rand van de wijk Aldlân is, ten zuiden van kinderboerderij Doniastate, ook een groenelement (recreatiebosje) van formaat toegevoegd. Dit bosje is op enige afstand aangelegd om zo rekening te houden met verdere uitbreidingen van Stiens in oostelijke richting. Bij de beleving van Stiens Oost wordt zo een overgang gecreëerd van de individuele kavel naar het grote open landschap. Samen met het daarheen leidende water dient het bos als zicht en oriëntatiepunt. Bestaande, deels fraaie, boerderijen dragen ook bij aan de landschappelijke kwaliteit van de rand van het dorp.

Het buurtschap Truerd, in de nabijheid van het plangebied, ligt grotendeels op een terp. Iets ten noorden van het plangebied ligt de Wurge. De Wurge is een oude afwatering, die vroeger ook als vaarweg werd gebruikt. Aan de oostzijde van het plangebied ligt het Mierepaed. Dit pad is opgenomen in het rapport "Oude Paden en Nieuwe Wegen". Dit geasfalteerde wandel- en fietspad is de verbinding tussen de Trijehoeksdyk aan de zuidzijde en de Truerderdyk aan de noordzijde. Het historische pad vormt met zijn dubbele rij knotwilgen en het bosje een groene omlijsting aan de oostzijde van Stiens Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0010.jpg"

De omgeving

 

  • III. De locatie

Ten zuiden van het plangebied ligt de Kletsefeart. Deze vaart is een betrekkelijk jonge aftakking van de Stienzer Feart. In de negentiger jaren van de vorige eeuw is de Kletsefeart gegraven om voor de nieuwbouwwijk Aldlân in Stiens ook meer wonen aan het water mogelijk te maken. Vanuit de Kletsefeart kun je de Stienzer Feart bevaren in de richting van het dorpscentrum, maar je kunt de Stienzer Feart ook in oostelijke richting bevaren, om zo naar de Dokkumer Ie te gaan. Zo heeft de Kletsefeart dus een open vaarverbinding met de Dokkumer Ie.

Om in het plangebied meer wonen aan het water mogelijk te maken wordt aan de oostzijde een watergang aangelegd, in het verlengde van de Kletsefeart. De oostelijke oever wordt natuurlijk ingericht. Zoals eerder aangegeven wordt op deze oever een kronkelende wandelgang aangelegd, zodat de bewoners deze zone kunnen beleven. Het huidige pad in het zuiden van Stiens Oost blijft grotendeels gehandhaafd en houdt aansluiting met het Mierepaed, zodat het bestaande ommetje behouden blijft.

Als buffer met de bestaande bebouwing wordt aan alle kanten van het plangebied een groene zone gecreëerd, met waar mogelijk (fruit)bomen aan de noord-zijde. De straatbomen aan de Truerderdyk worden doorgezet ten noorden van het plangebied.

De zuidrand van het plangebied is vanuit het landschap gezien niet duidelijk aanwezig. Het zicht op dit deel van het plangebied wordt al onderbroken door de laanbeplanting van het Mierepaed en erfbeplanting van enkele boerderijen. Vanuit de buurt zelf echter is de zuidrand wel duidelijk aanwezig. Vooral vanuit de Brêgeleane hebben bewoners er zicht op. Aan de zuidzijde van het plangebied worden de woningen daarom uitgevoerd in een bijzondere architectuur. In het plangebied zelf wordt de overgang tussen privé en openbaar vormgegeven door hagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0011.jpg"

De locatie

De gewenste landschappelijk inpassing is in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door het opnemen van de bestemmingen "Groen" en "Water". De gewenste groen- en/of watervoorzieningen worden daarin mogelijk gemaakt. Ook het gewenste recreatieve medegebruik is mogelijk binnen die bestemmingen. De bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Woongebied" zijn daarnaast flexibel en bieden de nodige ruimte voor de gewenste groen- en watervoorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied van belang zijnde beleid staat in dit hoofdstuk beschreven. Daarbij wordt ingegaan op beleid van rijk, provincie en gemeente. Niet alleen een samenvatting van het beleid is weergegeven, ook de uitgangspunten voor het bestemmingsplan staan beschreven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke druk te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen van de 13 genoemde rijksbelangen.

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat bij iedere stedelijke ontwikkeling de actuele regionale behoefte aangetoond moet worden. Onder een stedelijke ontwikkeling wordt verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting.

De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Om deze reden wordt onderstaand toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Trede 1: Vraag in de regio

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.

Integraal woningbehoefteonderzoek 2014

De gemeente Leeuwarderadeel was samen met Nieuwe Borg Projectontwikkeling BV bezig met de ontwikkeling van het gebied De Steens in de kern Stiens. Toen Nieuwe Borg Projectontwikkeling BV in januari 2014 failliet is verklaard, stond de gemeente voor een heroriëntatie. De oorspronkelijke plannen voor De Steens gingen uit van de realisatie van ongeveer 350 woningen, 50 recreatiewoningen en het realiseren van een open vaarverbinding naar de Elfstedenvaarroute. De voorbereidingen voor het bestemmingsplan De Steens waren al getroffen, maar om tot de afronding van het plan te komen, was het van belang om te beschikken over een gedegen in-zicht in het functioneren van de woningmarkt. Daarom is in 2014 door Companen BV uit Arnhem een integraal woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek luidde als volgt:

'De oorspronkelijke plannen voor De Steens gingen uit van de realisatie van ongeveer 350 woningen. Die woningen zijn in de eerste plaats bestemd om te voor-zien in de eigen woningbehoefte. De prognoses wijzen uit dat die kwantitatieve woningbehoefte voor de komende tien jaar tussen de 300 (uitgaande van migratiesaldo = 0) en de 100 woningen ligt (conform provinciale trendprognose: negatief migratiesaldo van -50 personen per jaar). Omdat de gemeenten in de Stadsregio elk over voldoende plancapaciteit beschikken en dus voldoende kunnen bouwen om in hun eigen woningbehoefte te voorzien, achten wij een bouwprogramma van 300 woningen voor Leeuwarderadeel voor de komende tien jaar niet reëel. Een bouwprogramma van minimaal 100 en maximaal 200 woningen voor de komende tien jaar achten wij realistisch.

Dat kwantitatieve bouwprogramma kan echter niet zonder meer voor De Steens worden aangehouden. Uit de woonwensenenquête blijkt dat er in de huursector een tekort is aan vooral appartementen voor senioren, in de orde van grootte van 50 tot 100 appartementen. Wij nemen aan dat hierin voor 50% voorzien kan worden door aanpassing van bestaande woningen en voor 50% door nieuwbouw op inbreidingslocaties; de uitbreidingslocatie De Steens is minder geschikt voor cq geliefd bij senioren. Dit zou betekenen dat de plancapaciteit voor De Steens minimaal 75 tot maximaal 150 woningen kan omvatten.

Hierbij past echter nog één kanttekening. Bij een plancapaciteit van 150 woningen wordt ervan uitgegaan dat er meer mensen van buiten de gemeente worden aangetrokken dan in de afgelopen jaren is gebeurd. Het aantrekken van meer kopers zal zeer moeilijk worden, aangezien de andere gemeenten in de regio voldoende plancapaciteit hebben om in de behoefte te voorzien. Voor eengezinshuurwoningen is nog sprake van een tekort in vooral Leeuwarden. Daarvoor zou De Steens een bijdrage kunnen leveren, maar dan moeten corporaties wel bereid zijn om daarvoor in De Steens te investeren. WoonFriesland en Wonen Noordwest Friesland hebben al eerder aangegeven hierin geen brood te zien, omdat zij de behoefte aan eengezinshuurwoningen blijkbaar niet als structureel aanmerken (afname gezinnen). Het is vrijwel uitgesloten dat andere corporaties wel bereid zijn om te investeren in De Steens (mede gezien de nieuwe regelgeving). Dit betekent dat een plancapaciteit van 150 woningen voor De Steens vermoedelijk te ruim is. Op grond hiervan achten wij een plancapaciteit van mini-maal 75 en maximaal 100 woningen voor De Steens voor een periode van tien jaar als reëel'.

Het complete woningbehoefteonderzoek is als bijlage 2 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Convenant met de gemeente Leeuwarden

Voor de ontwikkeling van een woningbouwplan van 50 tot 80 woningen in Stiens Oost is uitgegaan van een planhorizon van 10 jaar. Binnen deze periode vindt er een gemeentelijke herindeling met de gemeente Leeuwarden plaats. Daarom wordt er samengewerkt met de gemeente Leeuwarden. Deze samenwerking is bekrachtigd door ondertekening van het 'Convenant Woningbouw Stiens Oost' op 11 april 2015 door de wethouders van de gemeente Leeuwarden en Leeuwarderadeel, Gelly Visser en Isabella Diks. De ondertekening vond plaats tijdens de woonbeurs in Stiens in het kader van het woonoffensief. Het ondertekende convenant is als bijlage opgenomen bij dij dit bestemmingsplan.

Woningbouwafspraken

Een plancapaciteit van 50 tot 80 woningen past binnen de woningbouwafspraken 2008-2020 die zijn afgesproken met de regio en de Provinsje Fryslân.

Gelet op het integrale woningbehoefteonderzoek, het convenant met de gemeente Leeuwarden en de woningbouwafspraken met de regio en provincie Fryslân is de actuele regionale behoefte in voldoende mate aangetoond.

Trede 2: De beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied

Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.

De ontwikkeling vindt plaats aansluitend aan het stedelijk gebied. Binnen het bestaand stedelijk gebied van Stiens is geen ruimte meer voor een ontwikkeling van 50 tot 80 woningen. Het terrein van het voormalig spoorwegemplacement nabij de spoorloods biedt wel ruimte voor woningbouw in deze omvang maar voor dit terrein zijn plannen om 60 zorggerelateerde woningen te bouwen. Dit is een andere doelgroep dan waarvoor het plan Stiens Oost ontwikkeld wordt.

Binnen Stiens wil de gemeente inbreidingslocaties waar mogelijk benutten voor zorg gerelateerd bouwen. In Stiens is namelijk een duidelijke vraag naar zorgwoningen en woningen op korte afstand van zorgvoorzieningen. De ontwikkeling bij de spoorloods is daar een voorbeeld van.

Daarnaast heeft de afgelopen jaren op een aantal locaties een kleinschalige transformatie of herbestemming plaatsgevonden. Binnen Stiens zijn de volgende inbreidingslocaties via wijzigingsplannen geschikt gemaakt voor woningbouw:

  • Stiens - Felixwei naast 17 a: Dit betreft een inbreidingslocatie voor maximaal 4 woningen. Deze locatie is vooral geschikt voor de realisatie van woningen in het goedkopere segment en/of sociale huurwoningen.
  • Stiens - Felixwei tussen 69 en 71: Dit betreft een inbreidingslocatie voor 1 woning.
  • Stiens - Hazzelnútstrjitte / It Noarderfjild: Dit betreft een inbreidingslocatie voor maximaal 6 woningen. Deze locatie is vooral geschikt voor starterswoningen en/of sociale huurwoningen.

Daarnaast is voor een inbreidingslocatie, die niet is voorzien van een wijzigingsbevoegdheid, een bestemmingsplan opgesteld dat de bouw van 2 woningen mogelijk maakt. Dit betreft een locatie aan de Brêgeleane te Stiens.

Het betreft hier dus inbreidingslocaties die planologisch geschikt zijn voor kleine aantallen. Aan de Lutskedyk te Stiens, achter de remiseloods, ligt wel een terrein dat geschikt is voor woningbouw in grotere aantallen, de eerder genoemde spoorloods.

Ook zijn er nog enige kleine inbreidingslocaties binnen Stiens, die voorzien zijn van een wijzigingsbevoegdheid naar 'wonen'. Voor de volgende locaties zijn nog geen planologische procedure opgestart:

  • Stiens - locatie gemeentewerf aan de Truerderdyk 2a

Deze locatie is nog in gebruik als gemeentewerf. Omdat de locatie is gelegen binnen een straal van 250 meter rond het centrum van Stiens dient bij voorkeur op deze locatie wonen in combinatie met zorg ontwikkeld te worden. De oppervlakte van deze locatie bedraagt circa 4.000 m2 en daarom niet geschikt voor 50-80 woningen. Zolang de locatie nog in gebruik is als gemeentewerf wordt geen invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast is de locatie minder geschikt voor wonen, vanwege de naastgelegen bedrijvigheid.

  • Stiens - locatie jeu de boulesbaan aan de Graldastins

De oppervlakte van deze locatie bedraagt circa 1.200 m2 en de grond is in eigendom van de gemeente. De locatie is sinds enige jaren in gebruik genomen als jeu de boulesbaan. De oppervlakte laat geen woningbouw in grote aantallen toe. Bovendien is op deze locatie mogelijk sprake van beperkingen in relatie tot de naastgelegen maatschappelijke bestemming.

  • Stiens - locatie kassen aan de Burmaniawei

De oppervlakte van deze locatie bedraagt circa 2.600 m2 en de grond is in particulier eigendom. Op de locatie is een tuincentrum gevestigd. Wanneer het tuincentrum stopt kan bij voorkeur op deze locatie wonen in combinatie met zorg worden ontwikkeld.

  • Stiens- locatie Moundyk 17

De oppervlakte van deze locatie bedraagt circa 2.800 m2 en de grond is in particulier eigendom. Tot 2010 was in de bebouwing op het perceel een garage gevestigd. Sinds 2010 is de voormalige showroom van de garage in gebruik als galerie. Mocht dit gebruik in de toekomst stoppen dan is ook deze locatie geschikt om wonen in combinatie met zorg te ontwikkelen.

De gewenste woningbouwaantallen en de specifieke woonvraag die in Stiens Oost wordt gerealiseerd, zijn in de genoemde inbreidingslocaties en potentiële inbreidingslocaties niet mogelijk. De realisatie van de uitleglocatie is hiervoor de meest logische keuze.

Trede 3: Multimodaal ontsloten

In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat de uitbreiding (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden. De locatie zelf wordt passend ontsloten, in eerste instantie via de bestaande wegen Truerderdyk en Bregeleane. De hoofdwegenstructuur sluit aan op deze twee wegen. Daarnaast worden nieuwe ontsluitingen voor (brom)fietsers en voetgangers aangelegd. In de nabijheid van het plangebied, aan de Griene Leane is een bushalte. De busverbindingen vanuit Stiens naar bijvoorbeeld Leeuwarden zijn goed. De regionale bereikbaarheid is de afgelopen jaren sterk verbeterd door de aanleg van de Noordwesttangent en de Haak om Leeuwarden. De nieuwe locatie wordt dus passend ontsloten.

Algehele conclusie ladder voor duurzame verstedelijking

De geplande ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. De ontwikkeling vindt plaats aansluitend aan het stedelijk gebied. Binnen het bestaand stedelijk gebied is geen ruimte meer voor een ontwikkeling van 50-80 woningen. Een uitleglocatie is voor deze woningbehoefte nodig. Door de uitleglocatie zo dicht mogelijk tegen de bestaande kern te bouwen is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

In het streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Centraal staan de relaties tussen stad en platteland, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Het beleid is vertaald naar regels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de Verordening Romte en heeft geen directe doorwerking in dit bestemmingsplan.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is het bestaand stedelijk gebied (Bsg) vastgelegd.

De provincie Fryslân definieert het bestaand stedelijk gebied in de verordening Romte 2014 als volgt: "Het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur, van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaarten begrenzing bestaand stedelijk gebied, of zoals sinds 1 januari 2010 opgenomen in een onherroepelijk ruimtelijk plan voor nieuwe stedelijke functies, met uitzondering van de stedelijke functies die pas kunnen worden gerealiseerd op grond van in dat ruimtelijk plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6. Wet ruimtelijk ordening."

De begrenzing van het bestaand stedelijk gebied aan de oostzijde van Stiens is in de volgende afbeelding zichtbaar:

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0012.jpg"

Bestaand stedelijk gebied van Stiens

Het plangebied voor Stiens Oost ligt buiten het bestaand stedelijk gebied. In het plangebied wordt dus een nieuwe stedelijke functie in het landelijk gebied gerealiseerd. In de provinciale verordening Romte 2014 zijn regels voor de realisatie van nieuwe stedelijke functies opgenomen. Deze zijn als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Hieraan wordt in de volgende alinea gerefereerd.

De provinciale verordening geeft in eerste instantie aan dat in een plan voor het landelijk gebied (dus buiten bestaand stedelijk gebied) geen nieuwe stedelijke functies mogen worden opgenomen (artikel 1.1.1 lid 1). Het tweede lid van dit artikel geeft aan dat het mogelijk is om hiervan af te wijken voor een uitbreidingslocatie grenzend aan het bestaand stedelijk gebied. Om buiten het bestaand stedelijk gebied uit te breiden moet de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De locatie Stiens Oost grenst aan het bestaand stedelijk gebied. De toetsing van de ontwikkeling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 3.1.3. Daaruit blijkt dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Overleg met provincie

Over de haalbaarheid van de ontwikkeling Stiens Oost heeft op 12 februari 2015 een ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen gemeente en provincie. De provincie heeft toen aangegeven akkoord te gaan met het realiseren van 50-80 woningen mits gefaseerd wordt ontwikkeld en het plan altijd stedenbouwkundig wordt afgerond. Op 7 september 2015 is nader overlegd over de feitelijke fasering bij realisatie van het plan. Tijdens dit overleg is ambtelijk ingestemd met de door de gemeente voorgestelde volgorde van ontwikkeling van het plan. Als eerste worden woningen in het noordelijk en het zuidelijk deel van het plangebied ontwikkeld. Hierbij wordt ook de nieuwe watergang aan de oostzijde van het plangebied gerealiseerd. De fasering is in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0081.02BP0006-VA01_0013.jpg"

Fasering realisatie Stiens Oost

 

Fasering

De uitbreidingslocatie Stiens Oost wordt daarnaast (planologisch) gefaseerd ontwikkeld. Deze fasering wordt vastgelegd in het exploitatieplan (zie ook paragraaf 6.2).

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woonvisie

De gemeente Leeuwarderadeel heeft op 29 september 2011 de Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In de visie staan beleidskeuzen voor het wonen in de gemeente voor de komende 5 jaar (2010-2015), met een doorkijk naar 2020. De woonvisie gaat in op meer dan woningen alleen: daarbij wordt breed gekeken naar het thema wonen, welzijn en zorg, leefbaarheid in de dorpen, betaalbaarheid van het wonen, duurzaamheid, samenwerkingskansen en sturingsmogelijkheden. Het belangrijkste uitgangspunt in deze visie is dat het grootste gedeelte van de nieuwbouwwoningen de komende jaren in Stiens gerealiseerd worden. Dit plan voldoet aan dit uitgangspunt. Het algemene beleid voor wonen is het afstemmen van nieuwe woningbouw op de behoefte. Hiertoe is het woningbehoefteonderzoek (bijlage 2) uitgevoerd. De woningbouwaantallen zijn daarop afgestemd en worden vastgelegd in dit bestemmingsplan.

De Woonvisie 2010 - 2015 wordt geactualiseerd. Het ontwerp van de Woonvisie 2015 - 2020 heeft tot en met 20 oktober 2015 ter visie gelegen. Hierin wordt het geldende beleid voor dit gebied voortgezet.

3.3.2 Welstandsnota 2011

Het gemeentelijk welstandsbeleid is vastgelegd in de Welstandsnota (2011) Deze welstandsnota is een geactualiseerde versie van de welstandsnota uit 2009. Vanwege de invoering van de Wabo bestond er noodzaak om deze actualisering uit te voeren.

Het plangebied van Stiens Oost ligt buiten de stedelijke welstandsgebieden van de welstandsnota en heeft daarmee geen passende toetsingscriteria. Een nieuw beeldkwaliteitkader is daarom opgesteld voor het gebied. Dit is toegevoegd in bijlage 1 bij deze toelichting. De gevolgen voor het bestemmingsplan staan beschreven in paragraaf 2.4.

3.3.3 Nota Grondbeleid 2015

Op 12 maart 2015 heeft de gemeenteraad de nota grondbeleid 2015 vastgesteld. De vorige nota Grondbeleid is vastgesteld in 2009. Sindsdien is de woningmarkt sterk veranderd. Dit was de aanleiding om de nota Grondbeleid te actualiseren.

Naar aanleiding van de crisis is het inzicht gegroeid dat de woningmarkt fundamenteel anders benaderd moet worden. Een reeks van maatregelen zijn getroffen, elk met een andere uitwerking op het te voeren grondbeleid:

  • Commissie BBV (Besluit begroting en verantwoording) heeft in 2012 nieuwe aanbevelingen gedaan voor gemeenten hoe zij in hun administraties hun grondposities moeten verantwoorden en de risico's beheersen. Daardoor hebben gemeenten hun grondposities flink moeten afwaarderen.
  • De Crisis- en Herstelwet, bedoeld als wet om procedures te versnellen en meer vrijheid te creëren bij ontwikkelingen, heeft wijzigingen aangebracht in tal van wetten die betrekking hebben op gebiedsontwikkeling.
  • Aanbestedingswet 2012. Deze wet maakt duidelijk hoe de overheid met marktpartijen om moet gaan bij het contracteren van diensten en werken door de markt. Ook dit heeft gevolgen voor de praktijk van gebiedsontwikkeling.
  • Nieuwe toetreders tot de woningmarkt moeten hun hypotheek in 30 jaar geheel lineair of annuïtair aflossen. Daardoor is de relatieve koopkracht van consumenten voor koopwoningen gedaald.

Tot slot is er veel jurisprudentie ontwikkeld over de werking van de Wro, ingevoerd in 2008, en in het bijzonder afdeling 6.4: grondexploitatie. Hierin staat welke prijs marktpartijen moeten betalen voor de medewerking van de overheid aan het in exploitatie brengen van gronden.

Onder het gemeentelijk grondbeleid wordt verstaan: 'het op zodanige wijze handhaven van het bestaande grondgebruik of het realiseren van de gewenste veranderingen in het grondgebruik, dat dit past in de doelstellingen die de gemeente heeft geformuleerd voor de ruimtelijke ordening'. Het grondbeleid is daarmee voor de gemeente een instrument om beleidsdoelen op het gebied van wonen, economie en sociaal te realiseren. In het BBV (Besluit begroting en verantwoording) is in artikel 16 bepaald dat de gemeente een visie op het grondbeleid dient te hebben. Met het nieuwe grondbeleid wordt voldaan aan deze bepaling. Het ontwikkelen van 50-80 woningen aan de oostkant van Stiens past binnen het nieuwe grondbeleid. Het maximum aantal woningen wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd.

3.3.4 Geluidsbeleid

Op 24 april 2014 heeft de gemeenteraad geluidbeleid vastgesteld. In 2004 is het milieubeleidsplan van de gemeente Leeuwarderadeel vastgesteld. Hierin is als doelstelling opgenomen om een lokaal geluidbeleid op te zetten, waarbij de huidige geluidskwaliteit behouden wordt en bestaande knelpunten worden opgelost. Het vastgestelde geluidbeleid voorziet hierin. Met dit geluidbeleid moeten in de toekomst verdere problemen worden voorkomen. De geluidnota is gebiedsgericht en richtinggevend, normerend en geeft inhoud. Het geluidbeleid sluit aan bij de actuele wetgeving. Bij elk besluit kan nu verwezen worden naar het geluidbeleid, waarbij aan de motiveringsplicht wordt voldaan. Het geluidbeleid heeft een looptijd van 5 jaar.

Voor het bestemmingsplan Stiens Oost is akoestisch onderzoek verricht door Rho adviseurs voor leefruimte omdat een deel van het plangebied binnen de wettelijke geluidzone van de Truerderdyk en de Brêgeleane ligt. De resultaten van het onderzoek en de gevolgen voor het bestemmingsplan zijn beschreven in paragraaf 4.9.

3.3.5 Beleid landschappelijke inpassing

Op 20 mei 2014 heeft het college het Handboek Landschap vastgesteld en de Beleidslijn Landschappelijke Inpassing. Deze laatste borgt de uitgangspunten van het handboek. Het handboek en de Beleidslijn geven heldere en praktische handvatten bij toetsing van plannen.

Een initiatief wordt bekeken op 3 schaalniveaus; het landschap, de omgeving en de locatie. Door eerst naar het landschap te kijken en vervolgens steeds verder in te zoomen wordt bij de inpassing van het initiatief rekening gehouden met landschappelijke kenmerken op alle schaalniveaus. In paragraaf 2.5 is de landschappelijke inpassing van Stiens Oost beschreven.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

De verschillende milieu- en omgevingsaspecten kunnen gevolgen hebben voor de regeling in dit bestemmingsplan en daarmee voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de verschillende aspecten en - in relatie daartoe - de uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

In de nabijheid van het plangebied komen twee milieubelastende functies voor. Het betreft de kinderboerderij direct ten oosten van het plangebied en een agrarisch bedrijf aan de noordoostzijde van het plangebied.

Deze bedrijven geven geen belemmeringen en uitgangspunten voor het bestemmingsplan en de bedrijven worden door de woningbouw niet beperkt. De bedrijven staan op voldoende afstand van de woonblokken om hinder te voorkomen. Voor een kinderboerderij (SBI-code 91041) moet een minimale afstand van 30 meter in acht worden genomen voor ter voorkoming van geur- en geluidhinder. De afstand tot de woningbouw bedraagt omstreeks 60 meter. Het agrarisch bedrijf aan de Truerderdyk 19 staat op een afstand van ruim 200 meter van het plangebied. Hiervoor moet een afstand van 100 meter in acht worden genomen.

4.2 Bodem

Voor de gewenste ontwikkeling geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken moeten worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.

Onderzoek 2010

Het plangebied is in 2010 onderzocht door Grontmij Nederland B.V. in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan De Steens. De conclusie uit het onderzoek is dat er vanwege het aspect bodemkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuw bodemonderzoek is niet verricht, omdat het gebied tot op heden agrarisch is gebruikt en de wetgeving niet is veranderd. De bodemsituatie is ongewijzigd.

 

Advies Milieuadviesdienst

Het bodemonderzoek is beoordeeld door de Milieuadviesdienst. In een brief van 29 december 2010, kenmerk 4639 RB/sh, merkt de Milieuadviesdienst in haar eindadvies op, dat tijdens de bouw vrijkomende licht verontreinigde grond (bovengrond vak 13 en 18, ondergrond vak 1, 14 en 17) op de locatie mag worden toegepast. De licht verontreinigde grond mag niet worden gemengd met gedeelten waar zich schone grond bevindt. Wanneer licht verontreinigde grond elders wordt toegepast (buiten de locatie) moet hiervoor een passende locatie worden gevonden. Hiervoor is vooraf de uitvoering van een AP04-partijkeuring volgens het Besluit bodemkwaliteit nodig. Via deze AP04- partijkeuring wordt de kwaliteit van de vrijkomende grond vastgesteld en zodoende ook de toepassingsmogelijkheid van de grond elders. Indien er bij het ontgraven van de locatie meer dan 50 m3 grond wordt ontgraven, moet volgens het Besluit bodemkwaliteit een melding van deze partij worden ingediend bij het Meldpunt bodemkwaliteit.

Onderzoek 2015

Het noordelijk gronddepot aan de Truerderdyk is ook onderzocht volgens de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. Dit onderzoek is in mei 2015 uitgevoerd door WMR Rinsumageest bv. De partij is onderzocht op het standaard pakket volgens AP-04. Uit de analyse- en toetsingsresultaten blijkt dat de grond van alle drie deelpartijen voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde (AW2000) en de eisen voor een grootschalige bodemtoepassing (GBT). Als aanbeveling is in het rapport vermeld dat de te verwerken grond vijf werkdagen voor toepassing moet worden aangemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit.

Het zuidwestelijk gronddepot, gelegen ten noorden van de Brêgeleane, is nog niet onderzocht. Hiervoor zijn in oktober 2015 offertes opgevraagd bij een drietal bedrijven voor een AP04 keuring. De resultaten van dit onderzoek volgen in een later stadium.

Het aspect bodem heeft tot nu toe geen gevolgen voor juridisch-planologisch mogelijkheden in dit bestemmingsplan. Wel zijn de resultaten van de onderzoeken van belang bij de uitvoering van het bestemmingsplan (bijvoorbeeld bouwrijp maken).

4.3 Archeologie

Het plangebied is in 2010 onderzocht door Grontmij Nederland B.V. in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan De Steens. Omdat het gebied tot op heden agrarisch is gebruikt en de grond sindsdien niet is geroerd is geen nieuw archeologisch onderzoek verricht.

Het onderzoek van 2010 bestaat uit een beknopt bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Uit het veldonderzoek blijkt dat het onderzochte gebied voornamelijk bestaat uit lichte zavel tot matig zware klei. Buiten het plangebied van dit bestemmingsplan zijn archeologische indicatoren waargenomen in de vorm van terp-lagen en vondsten in deze terp-lagen, zoals aardewerk, glas en metaal. In het plangebied zijn geen archeologische indicatoren waargenomen. Een vervolgonderzoek is daarom niet geadviseerd.

Voor het onderzochte gebied wordt geen regeling voor de mogelijke bescherming van archeologische waarden meer opgenomen. Uit het onderzoek blijkt immers dat vondsten hier uit te sluiten zijn.

4.4 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuwe woonwijk is ontworpen met inachtneming van de landschappelijke kenmerken en structuren (zie ook hoofdstuk 2). Het is niet noodzakelijk regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.5 Ecologie

Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuurwet- en -regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- en EHS-gebieden. Het Natura 2000-gebied De Grote Wielen ligt op ruime afstand van het plangebied. Ook de dichtstbijzijnde aangewezen EHS ligt op ruime afstand van het plangebied. Negatieve effecten op beschermde gebieden wordt dan ook uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg en geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.5.2 Soortenbescherming

In augustus 2015 heeft Buro Bakker, adviesburo voor ecologie, een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Op basis van de quickscan gelden met betrekking tot de aanwezigheid van beschermde flora en fauna in het plangebied de volgende conclusies:

  • Algemene broedvogels zijn mogelijk aanwezig in de rietkragen, sloten en het groenopslag/struiken.
  • De zwaar beschermde Waterspitsmuis is mogelijk aanwezig in sloten en de oeverzone.
  • De matig zwaar beschermde Kleine Modderkruiper is mogelijk aanwezig in de sloten.
  • De aanwezigheid van overige beschermde soorten heeft uitsluitend betrekking op soorten met een licht beschermde status.

Algemene broedvogels

Vanwege de mogelijke aanwezigheid van broedvogels moeten werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de kap van bomen, het verwijderen van de struiken en verwijderen van rietkragen van de te dempen sloten. Bij het werken in het broedseizoen moet verstoring van nesten voorkomen worden. Door het uitvoeren van een nestencheck kan dit worden uitgesloten. Als blijkt dat er wel broedende vogels aanwezig zijn moet gewacht worden met de werkzaamheden tot de vogel is uitgebroed en de jongen klaar zijn om uit te vliegen. Het broedseizoen omvat globaal de periode van half maart tot en met half juli.

Waterspitsmuis

Het dempen van de sloten en het bouwrijp maken van het terrein hebben mogelijk effecten op het leefgebied van de zwaar beschermde Waterspitsmuis. Een nader vallenonderzoek moet uitsluiten of de Waterspitsmuis aanwezig is. De meest geschikte periode om dit onderzoek uit te voeren is september t/m november. Als blijkt dat de soort aanwezig is, is een ontheffing op de Flora- en faunawet nodig en zijn mitigerende maatregelen nodig voordat de werkzaamheden van start gaan.

Kleine Modderkruiper

Om uit te sluiten of de Kleine Modderkruiper in de sloten binnen het plangebied aanwezig is, is onderzoek met behulp van een schepnet nodig. Als blijkt dat de soort aanwezig is, zijn maatregelen nodig voordat de sloten worden gedempt. Deze maatregelen zijn gebaseerd op een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Voorafgaand aan het dempen moeten de sloten worden leeg gevist, buiten de kwetsbare periode van de soort, waarna ze naar een vergelijkbaar habitat moeten worden overgezet. Deze maatregelen moeten worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol en onder begeleiding van een ecoloog worden uitgevoerd.

Vervolgonderzoek Waterspitsmuis en Kleine Modderkruiper

Begin oktober is opdracht verleend aan Altenburg & Wymenga voor nader onderzoek naar de Waterspitsmuis en Kleine Modderkruiper. Altenburg en Wymenga hebben hiervoor op 16 oktober 2015 per brief de resultaten van dit onderzoek bekend gemaakt. Deze brief is als bijlage 4. De werkzaamheden veroorzaken geen conflicten met de Flora- en faunawet, met betrekking tot de beschermde vissoorten.

De Waterspitsmuis is aanwezig in het plangebied (sloot westzijde). Naar verwachting is deze soort ook bij de andere watergangen in het plangebied aanwezig en leiden werkzaamheden hieraan tot aantasting of verstoring van het leefgebied van deze soort. Een ontheffing is nodig voor deze soort.

Een natuurlijke inrichting van de oevers, die in het plangebied beoogd is aan de oostzijde, waarborgt de staat van instandhouding van de soort in het plangebied en de omgeving. Hiervoor wordt waarschijnlijk door de RVO een ontheffing verleend. De in de brief opgenomen maatregelen zijn mogelijk van toepassing bij de verlening van de ontheffing. Wanneer aan deze voorwaarden gehouden wordt, kan het plan gerealiseerd worden.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Wet- en regelgeving

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.

  • 3. Wet basisnet (basisnet)

Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnen-water en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).

  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.

  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

4.6.1 Verantwoordingsplicht

In het Bevi, Bevb en het Bevt is onder andere een verantwoordingsplicht voor het GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen planologische keuzes moeten worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

Risicobronnen ten aanzien van het plan 'Stiens oost'

In het plangebied worden kwetsbare objecten gerealiseerd, waarvoor een verantwoording van het GR nodig is. Deze verantwoording is gedaan voor het hele plangebied. Uit de professionele Risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen liggen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied over het plangebied vallen.

4.6.2 Brandweer Fryslân

Het is niet nodig het plan voor te leggen aan de Brandweer Fryslân, omdat het plangebied niet binnen het invloedsgebied valt van Bevi-inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Daarnaast is hiervoor geen wettelijke verplichting opgenomen. Met de bereikbaarheid van de woningen voor hulpdiensten is in het plan rekening gehouden. De ontsluitingswegen voor deze hulpdiensten kunnen binnen alle bestemmingen in het plan worden gerealiseerd.

4.6.3 Conclusie

Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen of hogedruk aardgastransportleidingen. Externe veiligheid geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit plan.

4.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide van 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg), en daarmee dit initiatief, horen daar ook bij. De luchtkwaliteit verslechterd door de realisatie van Stiens Oost niet.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft. Het aspect geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.8 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure. Aspecten die van belang zijn voor de waterhuishouding zijn ingrepen in watergangen en waterkeringen, toename van verharding en wijzigingen in de afvoer van hemel- en afvalwater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân, bij dit waterschap is dan ook een wateradvies aangevraagd en verkregen. Het Wetterskip heeft haar advies ingedeeld naar de drie hoofdthema's Veilig, Voldoende en Schoon. De voor het bestemmingsplan belangrijke aspecten van het advies zijn verwerkt in deze paragraaf. De overige aspecten zijn te lezen in het advies dat is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.

4.8.1 Veilig

Regionale waterkering

Aan de noord-, oost- en zuidzijde van het plangebied ligt een regionale waterkering. Het doel ervan de bescherming van het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Langs de waterkering ligt een beschermingszone van 5 meter, die nodig is voor beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade. Binnen de kernzone (de kering) en de beschermingszone zijn werken zonder een (water)vergunning van het Wetterskip niet toegestaan.

Een speciale regeling is hiervoor niet nodig in dit bestemmingsplan. De kernzone en beschermingszone van de genoemde kering ligt aan de zuidzijde buiten het plangebied. Aan de noord- en oostzijde liggen deze in de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied. Die bestemmingen maken geen bebouwing mogelijk. In de bestemming Groen is bovendien al sprake van een omgevingsvergunningregeling voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde. Hierin is voor enkele werken/werkzaamheden een vergunningplicht opgenomen. Het plan behoeft verder geen speciale regeling voor het behoud van de regionale kering.

Vrij voor de boezem

Een deel van het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit betekent dat hier geen bescherming van hoge waterstanden van de boezem is. Bij het bouwrijp maken van het plangebied is een ophoging van gronden nodig, die ervoor zorgt dat de gronden niet kunnen overstromen. Dit heeft geen directe gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.8.2 Voldoende

Schouwsloot

Aan de noordzijde ligt in het plangebied een schouwsloot. Deze is van belang voor de wateropvang en -afvoer en moet in principe worden onderhouden door de eigenaren van de aangrenzende percelen. De genoemde eigenaren zijn vaak niet op de hoogte van hun onderhoudsplicht, waardoor de gemeente verantwoordelijk wordt. Het waterschap adviseert dan ook dat de genoemde schouwsloot vanaf openbaar gebied toegankelijk is voor onderhoud. In dit plangebied grenst de genoemde schouwsloot vrijwel volledig aan openbaar terrein. De openbare toegankelijkheid is verankerd via de bestemming Groen. De schouwsloot is daarom goed te onderhouden, een speciale regeling is hiervoor niet nodig.

Compensatie dempingen en verhardingstoename 

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat compenserende maatregelen nodig zijn bij een verhardingstoename van meer dan 200 m2. In dit geval neemt het verhard oppervlak toe met meer dan 200 m2. In het plangebied ligt daarnaast een regionale kering waarmee rekening gehouden moet worden.

Bij de berekening van de compensatie is uitgegaan van een verhard oppervlak van circa 200 m2 per woning. De exacte te verharden oppervlakte is niet te bepalen, omdat het aantal te bouwen woningen niet vaststaat (maximaal 80). Als uitgangspunt voor het bepalen van het verhard oppervlak is 50% van het oppervlak van het uitgeefbaar gebied gehanteerd. Voor het plangebied betreft dit een toename van 20.545 m2 aan verhard oppervlak. Daarnaast wordt in het gebied ook infrastructuur aangelegd. Het gaat dan om wegen en voetpaden. Het gaat daarbij om 6.489 m2 verharding en 3.486 m2 halfverharding. De getallen in het wateradvies (bijlage 5) wijken af van de hieronder genoemde. De onderstaande getallen zijn een gevolg van een herrekening, naar aanleiding van een aangepaste inrichting voor het plangebied.

  oppervlak   compensatienorm   benodigde compensatie  
  m2   %   m2  
Demping oppervlaktewater   2.040   100   2.040  
Woningen (50% van uitgeefbaar)   20.545   10   2.055  
Infrastructuur - verhard   6.489   10   649  
Infrastructuur - half verhard   3.486   7,5   261  
Totaal       5.005  

Tabel met de benodigde compensatie

Het plan moet ter compensatie voorzien in circa 5.005 m2 nieuw oppervlaktewater. De exacte hoeveelheid is afhankelijk van de definitieve inrichting van het gebied. Aan de oostkant van het plangebied wordt een nieuwe watergang gerealiseerd met een wateroppervlak van circa 6.800 m2. Dit is ruim voldoende om de toename aan verhard oppervlak en de demping van de sloten te compenseren.

Het wateradvies is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Naar aanleiding van een latere schets is een nieuwe compensatieberekening gemaakt. Deze is opgenomen in het wateradvies.

Een belangrijk deel van het te compenseren oppervlakte wordt gerealiseerd in de nieuw te graven watergang oostelijk in het plangebied. De realisatie hiervan wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt via de bestemming "Water". Deze bestemming ligt ook op het te behouden oppervlaktewater.

4.8.3 Schoon

Het uitgangspunt bij dit thema is dat de rioolwaterzuivering niet overbelast wordt en het oppervlakte- en grondwater in en om het plangebied schoon blijven. Het uitgangspunt bij nieuwe plannen binnen het beheersgebied van het Wetterskip is dan ook dat het regenwater en het rioolwater gescheiden worden afgevoerd. Het rioolwater gaat naar de rioolwaterzuivering. Het regenwater kan via het oppervlaktewater worden afgevoerd. Belangrijk bij deze laatste is dat bij de woningbouw gebruik wordt gemaakt van materialen die het regenwater niet kunnen verontreinigen. Voor de afvoer vanaf de straten geldt dit zo. Het Wetterskip adviseert hierbij gebruik te maken van bijvoorbeeld goten en 'verkeerskuilen'. De nodige maatregelen voor de afvoer van riool- en regenwater zijn mogelijk binnen de bestemmingen in dit plan. Een speciale regeling is hiervoor niet nodig.

4.9 Geluid

Binnen het plangebied Stiens Oost worden nieuwe woningen worden gerealiseerd. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

De locatie is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van de Truerderdyk en de Brêgeleane. Akoestisch onderzoek is dan ook uitgevoerd, zie bijlage 6.

Toetsingskader

Langs alle wegen met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder geluidszones waarbinnen de geluidhinder van de weg moet worden getoetst. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden. Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). De voorkeursgrenswaarde is 48 dB en de maximale ontheffingswaarde 63 dB voor binnenstedelijke wegen zoals in het plangebied.

De Gemeente Leeuwarderadeel heeft eigen geluidbeleid geformuleerd ('t is op 't stuit te oanfurdigjen, litte we dat sa hâlde, Geluidbeleid in Leeuwarderadeel). In dit beleid beschrijft de gemeente hoe zij met geluid wil omgaan en hoe het moet worden beoordeeld. Dit beleid is in het onderzoek betrokken en staat ook beschreven in paragraaf 3.3.4.

Onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat nergens sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De maximale geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Truerderdyk aan de rand van het bouwvlak bedraagt 46 dB. Ook langs de Brêgeleane is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De maximale geluidsbelasting aan de rand van het bouwvlak bedraagt 47 dB.

Conclusie

Ten gevolge van het verkeer op de Truerderdyk en de Brêgeleane is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aan de randen van de verschillende bouwvlakken wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Ook aan de waarden zoals gesteld in het geluidbeleid wordt voldaan. Het aspect wegverkeerslawaai staat de realisatie van nieuwe woningen in het plangebied dan ook niet in de weg. Het geeft ook geen uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht. In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels die bescherming en dus een dubbelbestemming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet

ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Groen

De bestemming "Groen" ligt op de gronden met een ruimtelijk van belang zijnde groenstructuur. Het gaat daarbij om de gebieden die voor de hoofdstructuur van de wijk van belang zijn. Het gaat daarbij dus onder meer om de te realiseren groenstrook aan de oostzijde van het plangebied, met daarin wandelpaden. De gronden mogen binnen deze bestemming ook gebruikt worden voor onder andere water, speelvoorzieningen en wandelpaden. Bouwwerken ten behoeve van de bestemming zijn dan ook toegestaan.

5.2.2 Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen in het plangebied zijn allemaal woonstraten die naast de verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie hebben. Deze wegen vallen daarom in de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". De begrenzing van deze bestemming is gebaseerd op de gewenste infrastructuur voor de woonstraten. Onder anderen parkeerstroken, speelvoorzieningen, groen- en waterstructuur liggen ook (deels) in deze bestemming. Zo ontstaat flexibiliteit en mogelijkheid voor onderlinge uitwisseling van functies. De bebouwing die daarbij hoort wordt mogelijk gemaakt.

5.2.3 Water

De grotere watergangen (bestaand en nog te realiseren) in het plangebied vallen binnen deze bestemming. In deze bestemming vallen de watergangen die ruimtelijk en/of waterhuishoudkundig van belang zijn. Het water is bevaarbaar voor (kleinere) boten. Het bouwen van kleinere steigers en aanleggelegenheid is dan ook toegestaan binnen de bestemming op de plaatsen waar hiervoor een aanduiding is opgenomen. De bouwmogelijkheden voor de steigers zijn gebaseerd op het beeldkwaliteitkader.

5.2.4 Woongebied

Deze bestemming is opgenomen voor de nog te realiseren woningen. De begrenzing van de bestemming is gebaseerd op de blokken uit de stedenbouwkundige visie. De regeling is gebaseerd op de regeling uit het bestemmingsplan Bûtengebiet en doarpen, maar aangepast aan het gewenste beeld voor dit gebied. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal 6 en 9 meter bedragen. De bestemming kent een regeling voor het toestaan van mantelzorg, bed en breakfast en internetdetailhandel. De toegestane oppervlakte aan bijgebouwen is gerelateerd aan de grootte van het perceel.

5.2.5 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Over het algemeen gaat het om min of meer standaardregels. Deze worden hier verder niet toegelicht. Enkele specifiek regels komen wel aan bod. De algemene regels gelden bovenop de regels van de onderliggende bestemmingen.

In en aan het water is het mogelijk om steigers te bouwen. Deze steigers zijn mogelijk in de daarvoor aangeduide gebieden. De regels voor de bouw van de steigers is opgenomen in de algemene regels, omdat in meerdere bestemmingen mogelijk zijn. De regels voor de steigers zijn gebaseerd op de ruimtelijke wensen zoals opgenomen in de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitkader.

In het plangebied is een luchtvaartzone aanwezig, die beperkingen geeft in de bouwhoogte van gebouwen. Het gaat daarbij om luchtvaartzone in verband met het ILS verstoringsgebied van de Vliegbasis Leeuwarden. Deze zone ligt over het hele plangebied. De regeling is gebaseerd op de geldende regeling (zie ook 1.3).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan kan aangetoond worden door de bestemmingsplanprocedure goed te doorlopen. Tijdens deze procedure zijn namelijk verschillende momenten aanwezig waarop mensen en/of instanties een reactie kunnen geven op het plan en de daarin mogelijk gemaakte ontwikkeling.

6.1.1 Burgerparticipatie

Op 19 maart 2015 is een participatieavond georganiseerd op Doniastate. Na een algemene presentatie was er de mogelijkheid voor vragen en opmerkingen, welke zijn genoteerd. De antwoorden op de vragen/opmerkingen zijn toegestuurd aan degenen die op de avond hun e-mailadres hebben opgegeven. Op 8 oktober 2015 heeft de gemeente nog een informatieavond georganiseerd waarbij een nieuwe schets is gepresenteerd. In de nieuwe schets zijn de opmerkingen van de avond op 19 maart 2015 verwerkt.

6.1.2 Voorontwerpbestemmingsplan

Op basis van de Inspraakverordening is inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vier weken ter inzage gelegen, daarbij is één inspraakreactie ingediend. Gelijktijdig is het voorontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan diensten van Rijk en Provincie en betrokken maatschappelijke organisaties in verband met het wettelijke overleg. De resultaten van overleg en inspraak zijn opgenomen in de reactienota overleg en inspraak (zie bijlage 7). Het heeft geleid tot geringe aanpassingen in het bestemmingsplan.

6.1.3 Ontwerpbestemmingsplan

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld en vanaf 11 mei 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarnaast zijn twee informatieavonden georganiseerd; in het kader van de planologische procedure en voor de toekomstige bewoners. Tijdens de zienswijzenperiode zijn drie zienswijzen ingediend. Deze zijn behandeld en voorzien van een antwoord. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gebracht.

6.1.4 Vastgesteld bestemmingsplan

De zienswijzen leiden niet tot aanpassing van het beeldkwaliteitplan en bestemmingsplan. Wel hebben ambtshalve opmerkingen een aanpassing van het beeldkwaliteitplan tot gevolg. Deze aanpassingen leiden niet tot een aanpassing van dit bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is op 8 september 2016 ongewijzigd vastgesteld. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en anderzijds door de grondexploitatie.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Voor de ontwikkeling in het plangebied is een exploitatieopzet gemaakt. Deze opzet wordt in januari 2016 behandeld door de gemeenteraad voor de vaststelling ervan. De kavels worden door de gemeente uitgegeven. De gemeente vraagt voor de kavels een reële grondprijs (per m2). Door de gronduitgifte worden opbrengsten gegenereerd, waarmee de kosten worden gedekt. Daarnaast heft de gemeente leges voor de omgevingsvergunningen voor bouwen die voor nieuwbouwwoningen afgegeven worden.

6.2.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat een exploitatieplan alleen van toepassing is bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of een beheersverordening. De vaststelling van een exploitatieplan is alleen nodig wanneer het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is en geen fasering en nadere eisen nodig zijn.

In het geval van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling is sprake van een bouwplan volgens het Besluit ruimtelijke ordening. Hierdoor is de exploitatieregeling van toepassing en is in principe de vaststelling van een exploitatieplan nodig. In dit geval heeft de gemeente alle gronden in eigendom waardoor het niet nodig is een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad zal dan ook expliciet besluiten geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Op basis van de Wro kunnen de kosten voor de ontwikkeling van het plan (o.a. bouw- en woonrijpmaken) verdisconteerd worden in de gronduitgifteprijs, aangezien de gemeente over de eigendom van de gronden in het plangebied beschikt.