direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Wytgaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.09001BP00-VG01

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 3. opslagdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 4. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
    • 5. een rijwielreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielreparatiebedrijf';
    • 6. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Fasering

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - fase 1” mogen vanaf 1 januari 2011 ten hoogste 10 woningen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - fase 2” mogen vanaf 1 januari 2012 ten hoogste 4 woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - fase 3” mogen vanaf 1 januari 2014 ten hoogste 4 woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - fase 4” mogen vanaf 1 januari 2016 ten hoogste 4 woningen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - fase 5” mogen vanaf 1 januari 2017 ten hoogste 2 woningen worden gebouwd.
13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal ten minste één gevel van het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de gevellijn worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 70° zal bedragen.
13.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.2 sub b in die zin dat een hoofdgebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de bouwgrens van het gedeelte van het hoofdgebouw dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.3 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'opslag', 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielreparatiebedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.5sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:

  • a. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 c.q. een naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijf, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
    • 6. er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.7.1 Vergunningsplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is een omgevingsvergunning vereist.

13.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 13.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen van het pand of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.