REGELS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan Leeuwarden - Tiny Houses Techum met identificatienummer NL.IMRO.0080.06021BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

*) betreft de (voormalige) vrije beroepen;

 

1.4 aan- en uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.8 bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

1.9 bed and breakfast

het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt in een woning;

 

1.10 bestaand

  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

 

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.13 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder;

 

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.21 bruto vloeroppervlak

de totale beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte, loopruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte en verblijfsruimte voor personeel, buitenwerks gemeten;

 

1.22 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

 

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

 

1.25 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een onderneming waarbij het accent ligt op het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

1.26 duurzame elektriciteit

elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

 

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.28 erf

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.30 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

 

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.32 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein, een luchtvaarterrein en/of een spoorweg;

 

1.33 hernieuwbare energiebronnen

energiebronnen waarvan bij het gebruik de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden beperkt, zoals wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

 

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

 

 

1.35 hospitaregeling

het verhuren van maximaal 2 wooneenheden aan maximaal 1 persoon per wooneenheid, waarbij de eigenaar de hoofdbewoner van de woning is en minimaal 50% van de woonoppervlakte van de woning zelf bewoont onder exclusief gebruiksrecht;

 

1.36 kamerverhuur en kamerverkoop

de verhuur of verkoop van een wooneenheid ten behoeve van bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de Basis Registratie Personen noodzakelijk is;

 

1.37 kamerverhuurpand en kamerverkooppand

gebouw of een deel van een gebouw met drie of meer wooneenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet vallende onder de hospitaregeling, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen;

 

1.38 kap

een dak met een zekere helling;

 

1.39 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

 

1.40 maatvoeringsvlak

een aangegeven vlak, voorzien van een maatvoeringsaanduiding;

 

1.41 ondergeschikte detailhandel

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

 

1.42 ondergeschikt dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een niet zelfstandige onderneming, die gericht is op het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, en ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, die binnen de bestemming is toegestaan;

 

1.43 ondergronds

beneden peil;

 

1.44 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.45 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  1. voor het bouwen van een bouwwerk in, op of over het water:

 

1.46 permanente bewoning

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

 

1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.48 publiekgerichte dienstverlening

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie;

 

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.50 sociale veiligheid

de waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van sociale controleerbaarheid, overzichtelijkheid en herkenbaarheid van een ruimtelijke situatie;

 

1.51 Tiny House

een kleine woning die is vervaardigd van voornamelijk natuurlijke materialen;

 

1.52 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

1.53 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

 

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor

  1. de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of

  2. de verhuur van ten hoogste 2 wooneenheden of

  3. bewoning conform de hospitaregeling;

 

1.55 wooneenheid

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw;

 

1.56 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - Tiny House'

  3. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van bergingen en parkeren, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - bijgebouw';

 

met de daarbij behorende:

  1. ontsluitingswegen ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);

  2. oevers en kaden;

  3. in- en uitritten;

  4. verhardingen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. sloten, bermen, beplanting;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. speelvoorzieningen;

  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Woonhuizen

Voor het bouwen van woonhuizen gelden de volgende regels:

  1. een woonhuis zal binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - Tiny House' worden gebouwd;

  2. Per aanduidingsvlak mag slecht 1 woonhuis worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van een woonhuis mag niet meer bedragen dan 40 m²;

  4. de inhoud van een woonhuis mag niet meer bedragen dan 150 m³;

  5. de bouwhoogte van een woonhuis mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  6. bij een woonhuis mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Opslag en parkeren

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van opslag en parkeren gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bijgebouw' worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte zal ten hoogste 6 m bedragen;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6 m bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verhoogd tot 10 meter;

 

3.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 3.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de milieusituatie;

  5. de natuurlijke waarden;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de woonsituatie.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bijgebouw';

  2. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  5. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5 Algemene bouwregels

 

5.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

5.2 Welstandscriteria

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1 Gebruiksregels

 

6.1.1 Strijdig gebruik

  1. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens artikel 3;

  2. Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de stallingen en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

6.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

7.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  2. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zendontvang – en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;

  5. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:

  1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationale uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;

  2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits;

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m2 bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;

  1. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van de plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

  2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

  1. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijnde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

7.2 Toetsingscriteria

De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeerssituatie;

  5. de parkeercapaciteit;

  6. het waterbeheer;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeerssituatie;

  9. archeologie;

  10. cultuurhistorie;

  11. beschermd stadsgezicht;

  12. de externe veiligheid en brandveiligheid;

  13. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  14. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

 

 

Artikel 8 Overige regels

 

8.1 Parkeren

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.

  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand vaan op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 SLOTREGELS

 

 

 

Artikel 9 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

"Regels van het Bestemmingsplan Leeuwarden - Tiny Houses Techum".