direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - De Zwemmer 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de zuidoostkant van Leeuwarden ligt de wijk Teerns. In de wijk, aan De Zwemmer 3 en 5, bevinden zich een tweetal percelen die op basis van het geldende bestemmingsplan bestemd zijn ten behoeve van recreatieve functies.

Het plan is om het perceel Zwemmer 3 te wijzigen naar een reguliere woonbestemming, inclusief het toestaan van de nu toegelaten recreatieve activiteiten (camperstandplaats en recreatie-jachthaven) én in ondergeschikte mate de handel in boten campers. Op het perceel is de eigenaar voornemens een woonhuis te bouwen ter hoogte van het huidige bouwvlak. Het perceel wordt daarom gesplitst in een deel dat uitsluitend gebruikt gaat worden ten behoeve van wonen en in een deel waar de recreatie activiteiten worden voortgezet.

De recreatieve activiteiten op het perceel De Zwemmer 5 zijn gestaakt. Op het perceel de Zwemmer 5 is een omgevingsvergunning (uitgebreide wabo procedure) verleend voor de bouw van een reguliere woning. Met dit bestemmingsplan wordt het ter plaatse liggende bouwvlak voor een bedrijfswoning verwijderd en wordt de bestemming gewijzigd naar een woonbestemming. Het bouwvlak wordt verplaatst naar de locatie waar de nieuwe woning wordt gebouwd.

De beoogde situatie past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Leeuwarden - Tussen Van Harinxmakanaal, Wâldwei en Drachtsterweg'. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor beide percelen noodzakelijk.

1.2 Begrenzing

Het plangebied wordt begrensd door de kadastrale percelen 2838, 2843, 791, 2841, 2842, 2839, 2840, 2417, 2953, 2570,2950 en 2952 (sectie K, kadastrale gemeente Huizum). De ligging van het plangebied is opgenomen in de figuren 1.1 en 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied met kadastrale nummering percelen

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Tussen Van Harinxmakanaal, Wâldwei en Drachtsterweg', dat is vastgesteld op 9 oktober 2018. Hierna wordt de huidige planologische situatie van beide percelen beschreven.

De Zwemmer 3

In het bestemmingsplan heeft het perceel De Zwemmer 3 de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' met daarbij de aanduidingen:

  • 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - camperplekken',
  • 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - groenblijvende beplanting' en
  • 'bedrijfswoning'.

Voor de gebouwen geldt dat deze binnen het aangegeven 'bouwvlak' gebouwd moeten worden met daarbij een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 9 meter. Dit is als zodanig met de maatvoering 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding aangegeven.

De eigenaar van het perceel is voornemens om het perceel te gaan opsplitsen in een deel ten behoeve van reguliere bewoning en een deel ten behoeve van de bestaande exploitatie van een jachthaven met daarbij camperplekken. De bouw van een reguliere woning is op basis van deze bestemming niet toegestaan.

In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0003.png"

De Zwemmer 5

In het bestemmingsplan heeft het perceel De Zwemmer 5 de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met daarbij de aanduiding 'bedrijfswoning'. Voor de gebouwen geldt dat deze binnen het aangegeven 'bouwvlak' gebouwd moeten worden met daarbij een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 en 12 meter. Dit is als zodanig met de maatvoering 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding aangegeven. De eigenaar van het perceel is voornemens om op het perceel een (reguliere) woning te realiseren. De vergunning hiervoor is inmiddels verleend (zie 'Omgevingsvergunning Leeuwarden – Realisatie van een woning met Schuur De Zwemmer 5' op ruimtelijkeplannen.nl). Deze woning wordt geplaatst buiten het bestaande bouwvlak, aan de noordzijde van het perceel. De bouw van een reguliere woning is op basis van deze bestemming niet toegestaan.

In figuur 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0004.png"

Figuur 1.4 Uitsnede geldende verbeelding

Partiële herziening Archeologie ontwerp 13-11-2017

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Onderhavig plangebied is opgenomen in dit bestemmingsplan en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' en gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 2500 m2 en die de bodem dieper dan 0,50 m beneden maaiveld verstoren. Voor 'Waarde - Archeologie 3' geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 100 m2 en die de bodem dieper dan 0,30 m beneden maaiveld verstoren. Paragraaf 4.8 gaat hier nader op in.

In figuur 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0005.png"

Figuur 1.5 Uitsnede verbeelding Partiële herziening Archeologie

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014. De regeling hiervoor is in het bestemmingsplan verwerkt. De regels van dit bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het bestemmingsplan Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur van toepassing. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren. De regels van dit bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de zuidoostkant van Leeuwarden in de woonwijk Zuiderburen. De wijk is gelegen tussen het Van Harinxmakanaal, de provinciale weg Wâldwei en de provinciale weg Drachtsterweg. De daarbinnen gelegen wijk Teerns betreft een waterrijke woonwijk waar naast de woonfunctie ook enige recreatieve functies voorkomen.

De woningen in de directe omgeving van het plangebied kennen een regelmatige, vrij strakke verkaveling en zijn steeds aan lange, rechte, oost-westgerichte woonstraten gesitueerd, soms enigszins gestaffeld maar ook vaak evenwijdig aan de straat. De aanwezige woningen, gelegen op ruime kavels, zijn voornamelijk vrijstaand, bestaande uit één of twee bouwlagen met kap. De vorm van de kap varieert enigszins. Alle woningen grenzen aan het vaarwater

De percelen/gronden in het plangebied maken deel uit van een reeds bestaande verkaveling die bij de ontwikkeling van de woonwijk Zuiderburen is meegenomen. Deze wijken dan ook af van de oost-west gerichte verkaveling. De percelen grenzen aan de watergang Nauwe Greuns, die van noord naar zuid loopt, en worden ontsloten door de ontsluitingsweg De Zwemmer. Aan de De Zwemmer bevinden zich de percelen van het plangebied van dit bestemmingsplan.

De Zwemmer 3

Op het perceel De Zwemmer 3 is een jachthaven met daarbij een camperplaats gevestigd. De gronden bestaan uit verharding ten behoeve van de camperplaatsen en water ten behoeve van de jachthaven. Verder is in ondergeschikte mate sprake van kleinschalige handel in boten en caravans. Het zijn aantallen die duidelijk ondergeschikt zijn aan het aantal recreatief in te nemen ligplaatsen en camperplekken. Aan de oostkant van het perceel bevindt zich een groene strook met opgaande beplanting. Dit om het zicht vanaf de openbare weg op de camperplaatsen te onttrekken.

In het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Wel is het op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk om o.a. een bedrijfswoning te realiseren.

De Zwemmer 5

Op het perceel de Zwemmer 5 is recent een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een woning. De woning wordt op dit moment gebouwd en het met 's begroeide gaashekwerk is, conform artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst, reeds geplaatst. Op dit perceel stond voorheen een boerderij. Voor een impressie hiervan wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing die voor de procedure ten behoeve van de nieuwe woning is geschreven. De ruimtelijke onderbouwing is voor de volledigheid als bijlage 1 opgenomen.

Een luchtfoto van het plangebied is weergeven in figuur 2.1. Enkele aanzichten op het plangebied zijn weergeven in figuur 2.2 en 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0006.jpeg"

Figuur 2.1. Overzicht huidige situatie met plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0007.png"

Figuur 2.2 Aanzicht op het perceel De Zwemmer 3 (zuidoostkant plangebied) (bron: Google streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0008.png"

Figuur 2.3 Aanzicht op het perceel De Zwemmer 5 (noordkant plangebied) (bron: Google streetview)

2.2 Toekomstige situatie

Het doel van het plan is om een herstructurering mogelijk te maken door de bestaande recreatieve functie deels te vervangen door een nieuwe woonfunctie met behoud van de huidige jachthaven en camperplaatsen op het perceel De Zwemmer 3. Kort gezegd bestaat het plan uit de bouw van 2 woningen, inclusief het behouden van de recreatieve functie op het perceel De Zwemmer 3. Ter plaatse langs de inrit en de noordzijde van de beoogde woning wordt op eigen perceel van De Zwemmer een met Hedera begroeid hekwerk geplaatst met een hoogte van minimaal 1,8 meter en maximaal 2 meter

De Zwemmer 3

Het plan is om het perceel Zwemmer 3 te wijzigen naar een reguliere woonbestemming inclusief het toestaan van de nu bestemde recreatie activiteiten (camperstandplaats en recreatie-jachthaven). Ondergeschikte horeca en detailhandel in boten en campers wordt binnen randvoorwaarden toegestaan. Op het perceel is de eigenaar voornemens een woning te bouwen ter hoogte van het huidige bouwvlak. Het perceel wordt daarom gesplitst in een deel dat uitsluitend gebruikt gaat worden ten behoeve van wonen en in een deel waar de recreatie activiteiten worden voortgezet.

De 'groenblijvende beplanting' ter plaatse van het perceel De Zwemmer 3 blijft behouden. Dit met uitzondering ter plaatse van de beoogde locatie voor de nieuwe inrit van de woning. Deze bevindt zich aan de noorzijde van het perceel. De inrit van de camperplaatsen bevindt zich aan de zuidzijde van het perceel.

In figuur 2.4 is een situatietekening van beoogde situatie weergeven. Hierin is te zien dat de woning in het noordelijk deel van het perceel staat gepositioneerd. Het geel gearceerde deel betreft de toekomstige gronden die gebruikt gaan worden als woongedeelte. De recreatieve activiteiten vinden plaats ten zuiden van de gronden die geel zijn gearceerd. Dit betreft het recreatieve gedeelte. Omdat het ontwerp van de woning nog niet gereed is, is een bouwvlak voorzien van 10 meter bij 20 meter, waarbinnen maximaal een woning is toegestaan met een grondoppervlak van 150 m2, evenals in het geldende bestemmingsplan. Binnen bestemming Wonen is tevens kleinschalige handel in boten en campers toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0009.png"

Figuur 2.4 Toekomstige situatie De Zwemmer 3

De Zwemmer 5

De recreatie activiteiten op het perceel De Zwemmer 5 zijn gestaakt. De eigenaar van dit perceel heeft het plan om hier een reguliere woning te bouwen. Voor dit perceel heeft de gemeente Leeuwarden een nieuw plan vergund (op een andere plaats op het perceel) met een uitgebreide procedure op grond van de Wabo. In figuur 2.5 is een situatietekening van beoogde situatie weergeven. Hierin is te zien dat de woning in het noordelijk deel van het perceel staat gepositioneerd. De woning komt op voldoende afstand van de jachthaven en de camperplaatsen te staan. Paragraaf 4.10 en de ruimtelijke onderbouwing uit bijlage 1 gaat nader in op het woon - en leefklimaat. Op het perceel De Zwemmer 5 wordt met dit bestemmingsplan het huidige bouwvlak verplaats naar de locatie waar de nieuwe woning komt te staan. Het perceel krijgt daarnaast een woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0010.png"

Figuur 2.5 Toekomstige situatie De Zwemmer 5

2.3 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De ontwikkeling is gelegen aan de De Zwemmer. Dit betreft een doodlopende weg en is uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van de aan De Zwemmer gelegen functies. Deze weg met een maximale snelheid van 30 km/u ontsluit dit gedeelte van de wijk in zuidelijke richting op de wijkontsluitingsweg de Foudering. De Foudering wordt in westelijke richting ontsloten op de provinciale Drachtsterweg, welke behoort tot de ring van Leeuwarden. De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling kan zich goed afwikkelen op De Zwemmer en vervolgens op de Foudering. Ten opzichte van de huidige situatie neemt deze ook niet toe. De verkeersgeneratie leidt niet negatieve gevolgen op de omliggende ontsluitingswegen en ook niet tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

Openbaar vervoer

Het plangebied is met het openbaar vervoer ontsloten door middel van enkele bushaltes langs de Foudering ten zuiden van het plangebied. Deze bushaltes worden aangedaan door het reguliere stads- en streekvervoer en voorzien in een verbinding met het Hoofdbusstation.

Parkeren

Bij nieuwbouwprojecten moeten de parkeernormen worden gehanteerd, zoals vastgelegd in het parapluplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren. De parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost. Met eigen terrein wordt bedoeld het gehele grondgebied of plangebied van het bouw initiatief. In sommige gevallen is 'eigen erf' en 'eigen terrein' hetzelfde. Meestal gaat het dan om een bouwinitiatief op een perceel. Maar bij bijvoorbeeld nieuwbouwwijken wordt het hele plangebied als het 'eigen terrein' beschouwd. Dat betekent dat er ook in de nieuwe openbare ruimte geparkeerd mag worden. Dit mag echter geen effect hebben op de bestaande openbare ruimte buiten het plangebied.

Het plangebied ligt in het gebiedstype 'rest bebouwde kom', waar de gemeente, volgens de beleidsregels parkeernormen 2014, voor woningen met een oppervlakte groter dan 120 m2 een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning hanteert. Voor de woningen zijn derhalve vier parkeerplaatsen nodig. Aan deze norm kan worden voldaan. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is gewaarborgd door het opnemen van een parkeerbepaling in de regels. Het plan veroorzaakt zodoende geen parkeeroverlast in de omgeving omdat het plangebied voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte.

Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen niet toe. Er ontstaan dan ook geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte worden opgevangen in het plangebied zelf. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het rijk, de provincie én de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels over de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.

Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro en waarbij de recreatieve functie (gedeeltelijk) wordt vervangen door een woonfunctie. Hier is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte”

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', vastgesteld op 13 december 2006.

Het Streekplan zet in op de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. Woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Inzet van het beleid is te zorgen voor sterke steden met voldoende draagvlak voor stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid.

Leeuwarden is één van de bundelingsgebieden die door de provincie onderscheiden is. Het herinvullen van een binnenstedelijke locatie met een nieuw woonprogramma sluit goed aan op het beleid van de provincie.

In de Verordening Romte Fryslân 2014 zijn de beleidsuitgangspunten vertaald naar regels voor ruimtelijke projecten.


Verordening Romte Fryslân

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in het Barro of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)

Binnen bestaand stedelijk gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies, voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern. De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Wonen (artikel 3)

Artikel 3.1.1. van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Regionale woningbouwafspraken

Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouw- programmering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. Afspraken hierover in de stadsregio Leeuwarden lopen tot 2020. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben.

De gemeente Leeuwarden heeft met de partners van de stadsregio Leeuwarden woningbouwafspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in de regionale woonstrategie, met behulp van een zogenoemd beleidskader. In paragraaf 4.4 onder het kopje Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden wordt hier nader op ingegaan.

Geconcludeerd kan worden dat het provinciaal beleid de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg staat. Bovendien maakt het geldende bestemmingsplan hier al twee woningen mogelijk, dus is er geen sprake van toename.

3.3 Gemeentelijk beleid

Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2015 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

De gemeente wil de komende 5 jaar in het stedelijk gebied circa 2.750 woningen bouwen. Voor dorpen is een behoefte aan 250 woningen. De woningbouw wordt voor circa 70% geconcentreerd in een gebied dat op de kaart van de bijlage die bij het document 'Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden' is weergegeven. Het plangebied is niet op de kaart aangewezen. In gebieden buiten deze kaart wordt alleen meegewerkt als dit de leefbaarheid in het gebied vergroot, er sprake is van herstructureringsopgave of gewenste herbestemming van overige bebouwing. Tevens wordt niet meegewerkt aan woningen kleiner dan 65 m2. In de dorpen wil de gemeente consolideren en de kwaliteit behouden. Uitbreidingslocaties zijn hier dan ook niet gewenst.

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van twee grondgebonden koopwoningen op een herstructureringslocatie waar bedrijfswoning al mogelijk waren. De woningen worden aangeboden in het luxe segment passend bij de aard en schaal van de omgeving. De voorgestelde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid (afwegingskader woningbouw).

Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad

De gemeente Leeuwarden bevordert op haar grondgebied actief het verduurzamen van de gemeente. Deze verduurzaming richt zich op een aantal aspecten, waaronder energieverbruik, verantwoordelijk watergebruik en waterkwaliteit, ecologie en het beperken van afval. De focus ligt op de thema's energie en water. Om dit beleid te verwezenlijken heeft de gemeenteraad op 29 november 2010 de visie Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad vastgesteld. Deze visie geldt voor de periode van 2011 tot en met 2020.

De ambitie van de gemeente is dat zij voor 2020 in haar eigen energieverbruik kan voorzien, zonder gebruik van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat in de bestaande woningbouw en bedrijfsgebouwen fors energie bespaard moet worden of dat er duurzaam opgewekte energie gebruikt wordt. Voor nieuwbouw betekent het dat de gemeente verdergaande doelen dan de eisen van het Bouwbesluit nastreeft en dat de gemeente de lijst Duurzaam Bouwen hanteert. Het uitgangspunt hierbij is een scherpere energienorm dan de nationale uitgangspunten.

Bi de uitwerking van het bouwplan wordt rekening gehouden met de door de gemeente gehanteerde energienorm.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat de geluidbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen bij voorkeur niet hoger is dan de in de Wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Voor wegverkeerslawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde Lden = 48 dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde kan ontheffing worden verleend tot de maximale grenswaarde (hogere waarde).

In artikel 74 Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behalve wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg binnen of buiten stedelijk gebied.

Het projectgebied ligt in binnenstedelijk gebied en binnen de wettelijke  zone van de Foudering (zonebreedte is 200 m). De voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder bedraagt Lden = 48 dB. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Lden = 63 dB.

De afstand tot de meest zuidelijk gelegen nieuwe woning bedraagt ca. 143 meter. De zoneringsafstanden van de Wgh zijn erop gebaseerd dat buiten de zone de voorkeursgrenswaarde normaliter niet wordt overschreden. Bij een afstand van 143 meter is er een toename van ca. 1,5 dB (lijnbron, 3 dB per afstandsverdubbeling) te verwachten t.o.v. een afstand van 200 meter (zonebreedte). Omdat de er tussen de nieuwe woningen en de Foudering afschermende bebouwing aanwezig is, kan zonder nadere berekening worden gesteld dat aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege de Foudering wordt voldaan.

De nieuwe woningen dienen voor wat betreft geluidwering te voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit 2012, dat wil zeggen ten minste een karakteristieke geluidwering van 20 dB(A). De verwachting is ook dat de geluidbelasting vanwege de omliggende 30 km-wegen niet hoger is dan 53 dB, zodat daaruit geen hogere eisen t.a.v. de geluidwering uit voortkomen.

Daarnaast zal vanwege gasloos en energiezuinig bouwen (balansventilatie en WTW) de geluidwering zonder specifieke voorzieningen ten minste 25 dB(A) gaan bedragen.

Samenvattend: aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege de Foudering wordt voldaan. Het geluid vanwege 30 km-wegen zal niet leiden tot aanvullende eisen en niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Maatgevende stoffen in Nederland zijn hiervoor stikstofdioxide en fijn stof.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Nederland zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden 2 woningen voorgesteld. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Voor een beschrijving van de bodemkwaliteit op het perceel De Zwemmer 5 wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2 van bijlage 1. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering is voor het bouwplan op het perceel De Zwemmer 5.

De woning op het perceel De Zwemmer 3 vindt plaats op gronden die tot voor kort uit water bestonden, maar onlangs zijn gedempt op grond van een door het Wetterskip Fryslân op 15 januari 2019 verleende watervergunning met kenmerk WFN1900110. Een nader onderzoek voor de locatie wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Het aspect bodem vormt, vanwege het huidige milieu gevoelige gebruik, geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving, bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Voor dit plan is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit volgt het volgende:

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden

Het plangebied vindt zich niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen.

Buisleidingen

Ten oosten van het plangebied loopt een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie. De leiding heeft een

diameter van 12 inch en heeft een werkdruk van 40 bar en valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Uitgaande van deze specificaties stelt Brandweer Fryslân dat er rond deze leiding een invloedsgebied van 170 meter geldt. De buisleiding ligt op meter dan 500 meter en ligt dus niet in het invloedsgebied van 170 meter.

Vervoer van gevaarliike stoffen over de weg

Aan de zuidzijde van het plangebied is de N31 gelegen. De Waldwei (N31) is een basisnetroute in de zin van het Basisnet. De Drachtsterweg (N358) is geen basisnetroute in de zin van de Wet basisnet. Over de Waldwei (N31) worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Hierdoor valt deze weg onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Rond de weg geldt een invloedsgebied van 350 meter. Het plangebied ligt op 1.700 meter en ligt dus niet in het invloedsgebied van 350 meter.

Transport van gevaarlijke stoffen over het water

Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich het Van Harixmakanaal. Het Van Harinxmakanaal is in het Bevt aangewezen als een groene vaarweg. Groene vaarwegen zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen minder belangrijke vaarwegen. Voor groene vaarwegen geldt dat geen sprake is van een PR 10-6 contour. Ook niet op het water zelf. Bij ruimtelijke ontwikkelingen rond groene routes is een verantwoording van het GR niet nodig. Voor groene vaarwegen geldt geen (toekomstig) PAG. Er gelden dan ook geen beperkingen voor bebouwing. Een verantwoording van het GR kan achterwege blijven.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het plan.

4.6 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het project op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20200722-2-23894). Op dit plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing.

Regionale waterkering

Een deel van plangebied ligt binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet men ten alle tijde handhaven. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone. Een uitsnede van de leggerkaart is weergeven in figuur 4.1.

Voor het gedeeltelijk dempen van een sloot, het aanleggen van een nieuwe oever met steiger/vlonder, en de aanleg van een insteekhaven op het perceel Zwemmer 5 is een watervergunning verleend. Ook voor het dempen van water en het aanbrengen van oeververdediging op het adres De Zwemmer 3 te Leeuwarden is een watervergunning verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06018BP01-VG01_0011.png"

Figuur 4.1 Uitsnede leggerkaart

Hoofdwateren

Het water ten oosten van het plangebied betreft water dat in beheer is/en wordt onderhouden bij het waterschap. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om in de beschermingszone bebouwingen en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen tenzij e.e.a. is geregeld in een Watervergunning. Bij ingrepen binnen deze zone is een watervergunning vereist. De initiatiefnemer zal hier ter zijner tijd een vergunning voor aanvragen en in overleg gaan met het Wetterskip.

Vrij voor de boezem

Omdat het gebied vrij voor de boezem ligt wordt het niet door een waterkering beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Er moet daarom rekening gehouden worden met het maatgevende boezempeil. Dit peil, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 meter voor de gevel voorkomen. Bij de verdere ontwikkeling van de bouwplannen wordt bij het bepalen van de aanleghoogte rekening gehouden met de droogleggingsnorm. Indien noodzakelijk wordt het Wetterskip gevraagd voor aanvullend advies.

Toename verharding

Met het project is per saldo geen sprake van een toename aan verharding groter dan 200 m2. Watercompensatie is dan ook niet nodig. In de nieuwe situatie wordt de afvoer van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd op het oppervlaktewater.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping ten behoeve van de bouw van de woning is een watervergunning nodig. Het water dient één op één gecompenseerd te worden. Voor De Zwemmer 3 voorziet de verleende watervergunning met kenmerk WFN1900110 hierin. Inzake De Zwemmer 5 is één en ander ook reeds afgestemd met en vergund door het Wetterskip.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat gebouwd wordt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Afkoppelen en waterkwaliteit

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak worden geloosd op het oppervlaktewater.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

De aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect, omdat met de plannen effecten kunnen ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. Het plangebied zelf maakt geen deel uit van natuurlijk beschermde gebieden. De sloop van de boerderij heeft enkele jaren geleden reeds plaatsgevonden. De bouwlocatie beschikt niet over watergangen of begroeiing e.d. met waardevolle (beschermde) flora of fauna. Voor zover dat nodig is, zal bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden met het broedseizoen.


De bestaande bomen blijven gehandhaafd en er wordt gedeeltelijk een natuurvriendelijke oever gecreëerd. De kans is daarnaast klein dat de ontwikkeling problemen veroorzaakt ten aanzien van vleermuizen. Wel dient met de uitvoering van de plannen met het volgende rekening te houden:

  • Er mag na zonsondergang geen licht op het water schijnen;
  • Er moet buiten het broedseizoen gestart worden met de werkzaamheden. Het broedseizoen loopt globaal van 1 maart – 15 juli;
  • De gemeente acht de kans op de aanwezigheid van de waterspitsmuis of grote modderkruiper nihil, gezien het intensieve gebruik als jachthaven, waardoor een ecologisch onderzoek naar deze soorten niet noodzakelijk wordt geacht.
  • Men dient rekening te houden met de zorgplicht (art. 1.11 Wnb) ten aanzien van vissen en amfibieën. Dit houdt in dat men dieren de kans moet geven om te kunnen ontsnappen of te verplaatsen naar een geschikt biotoop.
  • De zorgplicht van de Wet natuurbescherming zal in acht moeten worden genomen, vanwege o.a. werkzaamheden aan oevers en sloot. Daarnaast zal rekening moeten worden gehouden met broedende vogels, dat kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland.

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Partiële herziening Archeologie ontwerp 13-11-2017

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Toetsing

Onderhavig plangebied is in dit bestemmingsplan opgenomen en omvat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' ter hoogte van huidige bouwvlak op het perceel De Zwemmer 5. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter. Met de uitvoering van dit bestemmingsplan vinden geen ingrepen plaats ter hoogte van de gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3'. Voor de rest van het gebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 2.500 m2. Daar is met dit bestemmingsplan geen sprake van. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.9 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie heeft dan ook geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.10 Bedrijven- en milieuzonering

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Ook om die reden wordt aansluiting gezocht bij de VNG-publicatie.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.

De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:

“Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.“

De definitie van een gemengd gebied is:

“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend.“

In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de richtafstanden voor de verschillende milieucategoriën.

Milieucategorie   Richtafstand  
  Rustige woonwijk en rustig buitengebied   Gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Tabel 4.1: richtafstanden per milieucategorie

De achterliggende geluidnormen die in de VNG-publicatie worden gehanteerd om de richtafstanden te bepalen, zijn weergegeven in tabel 4.2.

Periode   Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT)   Maximale geluidniveaus (LAmax)  
  rustige woonwijk/
rustig buitengebied  
gemend gebied   rustige woonwijk/
rustig buitengebied  
gemend gebied  
dagperiode
(07:00 - 19:00 uur)  
45 dB(A)   50 dB(A)   65 dB(A)   70 dB(A)  
avondperiode
(19:00 - 23:00 uur)  
40 dB(A)   45 dB(A)   60 dB(A)   65 dB(A)  
nachtperiode
(23:00 - 07:00 uur)  
35 dB(A)   40 dB(A)   55 dB(A)   60 dB(A)  

Tabel 4.2: geluidnormen (richtwaarden) voor een rustige woonwijk/rustige buitengebied en gemengd gebied

Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. De VNG-brochure biedt hiervoor een stappenplan, opgenomen in bijlage B5.3 van de VNG-publicatie. Het stappenplan omvat de volgende methodiek:

  • stap 1: indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk;
  • stap 2: indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 45 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 50 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde), 65/60/65 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 50 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);
  • stap 3: indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 50 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 55 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70/65/60 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 65 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Met betrekking tot de maximale geluidsniveaus geldt dat de beoordeling plaatsvindt exclusief de maximale geluidniveaus vanwege aan- en afrijdend verkeer.

In het kader van stap 3 dient het bevoegd gezag te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.

Beoordeling van de situatie

De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich als een gemengd gebied. Dit vanwege de aanwezigheid van de camperplaats en de jachtenhaven op het perceel De Zwemmer 3, de verdere aanwezigheid van jachthavenrecreatie op het perceel De Zwemmer 7/9 en nog een watersportbedrijf (jachtwerf en jachthaven annex botenstalling) op het perceel nummer 1 ten zuiden van het plangebied. Er mag derhalve gewerkt worden met de richtafstanden die gelden voor gemengd gebied. Gelet op de beperkte omvang van de jachthavens op de percelen De Zwemmer 3, 7 en 9 kan ter plaatse theoretisch gezien worden uitgegaan van een milieucategorie 2-bedrijf met een bijbehorende richtafstand van 10 meter in gemengd gebied.

Nieuwe woning De Zwemmer 3

De richtafstand voor jachthavens bedraagt 10 meter in gemengd gebied, uitgaande van een bedrijf uit milieucategorie 2. Met dit bestemmingsplan wordt ten aanzien van het bouwvlak rekening gehouden met een afstand van 10 meter tot de aanduiding 'sr-jc' en voldoet hiermee aan de richtafstand. Verder wordt met dit bestemmingsplan detailhandel in campers en boten toegestaan ter plaatse van het perceel De Zwemmer 3. Dit betreft een milieucategorie 2 activiteit, waardoor rekening gehouden moet worden met minimaal 10 meter afstand tot de woning. Met een aanduidingsvlak wordt deze richtafstand geborgd.

De jachthaven op het perceel 1 wordt niet in zijn bedrijfsvoering belemmert omdat op basis van het geldende bestemmingsplan reeds een woning van derden is toegestaan op het perceel De Zwemmer 3 en 5. Een reguliere woning levert geen milieu-hygiënische beperking op voor de jachthaven omdat de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen een bouwvlak waar planologisch gezien een bedrijfswoning is toegestaan.

Nieuwe woning De Zwemmer 5

De locatie van de nieuwe woning aan De Zwemmer 5 is zodanig gekozen dat wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter ten opzichte van de jachthaven/camperstandplaatsen aan De Zwemmer 3. Daarnaast is de ligging van de hoofdwoning (niet de schuur/garage) zodanig dat wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter ten opzichte van De Zwemmer 7 en 9. Voor de nadere beschrijving van de milieukundige inpassing van dit perceel wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting.

Conclusie

Het realiseren van nieuwe woningen aan De Zwemmer 3 en 5 te Leeuwarden hoeft voor de omliggende bedrijven geen belemmeringen op te leveren onder de volgende voorwaarden:

- voor de de jachthaven aan De Zwemmer 3 wordt de benodigde geluidruimte vastgelegd in een maatwerkvoorschrift geluid Activiteitenbesluit (nader te bepalen) en/of een dove gevel aan de zuidzijde van de woning;

- de nieuwe woning aan De Zwemmer 5 dient op 10 m afstand van de omliggende jachthavens te worden gerealiseerd;

Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat met name door niet akoestische factoren.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het gebied.

4.12 MER (Milieu effect rapportage) verantwoording

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts twee woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast wordt de ontwikkeling, gelet op de aard en de omvang, ook niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het feitelijk gebruik van het perceel door de realisatie van twee vrijstaande woningen, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Met dit bestemmingsplan is sprake van een ruimte beslag dat vrijwel gelijk is als de huidige planologische mogelijkheden. Verder vinden geen wijzigingen aan de wijze van ontsluiting plaats en wordt de parkeerbehoefte, net als in de huidige situatie, binnen het plangebied opgelost. Daarnaast leidt de ontwikkeling niet tot een hogere verkeersaantrekkende werking dan in de huidige situatie mogelijk is. Op basis van voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling niet gekwalificeerd als stedelijk ontwikkelingsproject. Er behoeft dan ook geen besluit te worden genomen of een MER nodig, dan wel niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Beschrijving juridische regeling

Wonen

De woningen in het plangebied krijgen de bestemming 'Wonen'. Voor de woningen is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de woningen gerealiseerd mogen worden. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en bouwhoogte.

De jachthaven en camperplaatsen op het perceel De Zwemmer 3 blijven met dit bestemmingsplan ook toegestaan. Daarnaast is de aanduiding 'groen' opgenomen ten behoeve van een realisering- en instandhoudingsverplichting van met Hedera begroeide gaas hekwerken met een hoogte tussen de 1,8 meter en 2 meter.

Waarde - Archeologie 3

Het gebied van archeologische waarde waar archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden is bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. Het gaat hierbij om terreinen waarvan is vastgesteld dat hier essentiële informatie over het verleden van de gemeente in de bodem aanwezig is. Voor deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 100 m² en een diepte criterium van 30 cm.

Waarde - Archeologie 5

Het gebied met een middelhoge archeologische verwachting is bestemd als 'Waarde - Archeologie 5'.

In deze gebieden geldt op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen

archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en

gebieden waren net als de gebieden met een hogeverwachting in principe geschikt voor bewoning,

echter bood het landschap regelmatig minder gunstige woonomstandigheden. In deze gebieden is

de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager dan in de gebieden met een hoge verwachting. Voor

deze categorie geldt een oppervlakte criterium van 2500 m² en een diepte criterium van 50 cm.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan vindt overleg plaats met de overlegpartners. Het voorontwerp wordt niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de planologische procedure van 8 juli 2021 tot en met 19 augustus 2021 voor een periode van zes weken ter visie gelegen. Binnen de ter visie termijn zijn er drie zienswijzen ingediend. Eén zienswijze is namens vier omwonenden ingediend. De zienswijzennota is als bijlage 3 toegevoegd.

De zienswijze is in de zienswijzennota samengevat weergegeven en voorzien van een reactie door het college. De zienswijzen hebben het college geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan gewijzigd ter besluitvorming voor te leggen aan de raad. De indieners van de zienswijzen en andere betrokkenen hebben de kans gekregen om hun zienswijzen en belangen aan de raad toe te lichten in een informatieve bijeenkomst op 17 februari 2021. De indieners van de zienswijzen hebben geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 1 december 2021 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en ligt samen met het bestemmingsplan 6 weken ter visie. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.3 Grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarin de gemeente geen directe financiële rol of belangen heeft. De particulier kan het project volledig financieren. Er zijn voldoende financiële middelen beschikbaar. Daarmee is de financiële haalbaarheid voldoende gewaarborgd.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

Door het sluiten van een overeenkomst ambtelijke kosten is voorzien in het kostenverhaal. De overige kosten worden gedekt uit de leges. De eventuele planschade wordt betaald door de initiatiefnemer. Voorts wordt het project volledig gefinancierd door de initiatiefnemer en er is geen aanleiding om te veronderstellen dat deze niet over voldoende financiële middelen beschikt om dit project te realiseren.