REGELS

 

INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 5

Artikel 1 Begrippen 6

Artikel 2 Wijze van meten 15

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 17

Artikel 3 Agrarisch 18

Artikel 4 Bedrijf 22

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 24

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen 25

Artikel 7 Bedrijf - Watersportbedrijf 26

Artikel 8 Bos 29

Artikel 9 Dienstverlening 31

Artikel 10 Gemengd 32

Artikel 11 Groen 33

Artikel 12 Maatschappelijk 34

Artikel 13 Natuur 37

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven 39

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie 41

Artikel 16 Sport 44

Artikel 17 Sport - Manege 45

Artikel 18 Sport - Pitch & Putt 48

Artikel 19 Tuin 49

Artikel 20 Verkeer 50

Artikel 21 Verkeer - Parkeerterrein 51

Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied 52

Artikel 23 Water 53

Artikel 24 Water - Vaarweg 55

Artikel 25 Wonen 56

Artikel 26 Wonen - Woongebouw 60

Artikel 27 Woongebied 62

Artikel 28 Leiding - Gas 65

Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding 67

Artikel 30 Leiding - Riool 69

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1 71

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2 73

Artikel 33 Waarde - Archeologie 3 75

Artikel 34 Waarde - Archeologisch gemeentelijk monument 77

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie 1 79

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie 2 80

Artikel 37 Waarde - Monumentale bomen 81

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 84

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel 85

Artikel 39 Algemene bouwregels 86

Artikel 40 Algemene gebruiksregels 87

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels 88

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels 90

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels 92

Artikel 44 Overige regels 93

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 94

Artikel 45 Overgangsrecht 95

Artikel 46 Slotregel 96

 

BIJLAGEN

  1. Referentiedata

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan Leeuwarden - Tussen Van Harinxmakanaal, Wâldwei en Drachtsterweg

met identificatienummer NL.IMRO.0080.06018BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

*) betreft de (voormalige) vrije beroepen;

 

1.4 aan- en uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

 

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

 

1.9 archeologisch waardevol gebied

een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

 

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.11 bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

1.12 bebouwingspercentage

de oppervlakte van bouwwerken uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

 

1.13 bed and breakfast

het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt in een woning;

 

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,

inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel;

 

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroeps c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

 

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.18 bestaand

  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

 

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.21 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder;

 

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.29 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

 

1.30 culturele doeleinden

musea, (muziek)theaters, expositieruimten/galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

 

1.31 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een onderneming waarbij het accent ligt op het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

1.35 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.36 erf

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

 

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.39 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein, een luchtvaarterrein en/of een spoorweg;

 

1.40 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

1.41 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.42 gevellijn

de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;

 

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

1.44 horecabedrijf en/of -instelling

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.45 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

1.46 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

 

1.47 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

 

1.48 horecavloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.52 hospitaregeling

het verhuren van maximaal 2 wooneenheden aan maximaal 1 persoon per wooneenheid, waarbij de eigenaar de hoofdbewoner van de woning is en minimaal 50% van de woonoppervlakte van de woning zelf bewoont onder exclusief gebruiksrecht;

 

1.50 jachthaven

een haven waar men pleziervaartuigen tegen betaling aan steigers of kaden kan aanleggen;

 

1.53 kamerverhuur en kamerverkoop

de verhuur of verkoop van een wooneenheid ten behoeve van bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de Basis Registratie Personen noodzakelijk is;

 

1.54 kamerverhuurpand en kamerverkooppand

gebouw of een deel van een gebouw met drie of meer wooneenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet vallende onder de hospitaregeling, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen;

 

1.53 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.54 kampeerterrein

een terrein dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor de plaatsing van kampeermiddelen;

 

1.55 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden of werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

1.56 kap

een dak met een zekere helling;

 

1.57 kleine windturbine

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:

- met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m2 (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);

- met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde

niet-wiekturbines;

- met een verticale as;

 

1.58 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

1.59 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;

 

1.60 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;

 

1.61 ligplaats

een ruimte voor het afmeren en doen laten liggen van een drijvend object of vaartuig;

 

1.62 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

1.63 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

 

1.64 maatvoeringsvlak

een aangegeven vlak, voorzien van een maatvoeringsaanduiding;

 

1.65 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publiekgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

 

1.66 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

1.67 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

 

1.68 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en bouwwerken, die tot de betreffende bestemming of aanduiding behoren;

 

1.69 ondergeschikte detailhandel

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

 

1.70 ondergeschikte horeca

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

 

1.71 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.72 paardenhouderij

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

 

1.73 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  1. voor het bouwen van een bouwwerk in, op of over het water:

 

1.74 permanente bewoning

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

 

1.75 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden gekweekt, vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie bedrijfsmatig en qua omvang ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.76 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.77 recreatiebewoning

bewoning die plaats vindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

1.78 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

 

1.79 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

 

1.80 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.81 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.82 supermarkt

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;

 

1.83 trekkershut

een gebouw ten behoeve van kortdurend recreatief nachtverblijf, niet zijnde een recreatiewoning;

 

1.84 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

1.85 verkoopvloeroppervlakte

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

 

1.86 volumineuze detailhandel

detailhandel waarbij het gaat om artikelen die vanwege hun omvang en aard een relatief groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

 

1.87 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.88 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

 

1.89 waterwoning

een woning gefundeerd in de grond en al dan niet gedeeltelijk gebouwd in, op en/of boven water, niet zijnde een woonschip of woonschip recreatief;

 

1.90 windturbine

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektronisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;

 

1.91 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor

  1. de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of

  2. de verhuur van ten hoogste 2 wooneenheden of

  3. cbewoning conform de hospitaregeling;

 

1.92 wooneenheid

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.

 

1.93 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.94 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.95 woonschip

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object;

 

1.96 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen en beperken van hinder;

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 de bouwhoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.4 de breedte van een woonschip

over de grootste breedte van het woonschip; stootranden, loopranden, gangboorden, dakranden, goten etc. worden mee gemeten;

 

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.6 de hoogte van een woonschip

vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw; ondergeschikte boven de romp of de opbouw uitstekende delen en (redelijk) makkelijk verwijderbare onderdelen als antennes, masten en schoorstenen worden niet meegerekend; een gemetselde schoorsteen wordt wel mee gemeten;

 

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.8 de lengte van een woonschip

in een rechte lijn over de langste lengte van het woonschip; stootranden, loopranden, dakranden, goten etc worden mee gemeten;

 

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.10 de oppervlakte van een woonschip

als product van de lengte en de breedte van het woonschip.

 

2.11 de tiphoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wiek van de windturbine.

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

  4. (agrarische) cultuurgrond;

 

alsmede voor:

  1. een gebouw ten behoeve van de waterhuishouding, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  4. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° en niet meer dan 60° bedragen;

  5. per agrarisch bedrijf zal ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;

  6. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  7. het aantal gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding zal ten hoogste 1 bedragen;

  8. de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van de waterhuishouding zal ten hoogste 25 m² bedragen.

 

3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen zullen ten minste 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  4. de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60° bedragen;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

regels:

  1. silo’s mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie, met uitzondering van:

  1. het bestaand gebruik, met dien verstande dat als referentiedatum voor het bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.18, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels;

  2. het op grond van eerdere wetgeving vergunde gebruik;

  1. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten een bouwvlak;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in sub g onder 5;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en recreatie;

  5. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bouwvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;

  4. de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  3. het gebruiken van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in lid 3.3 sub j in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw van de woning of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert, waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt over een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  2. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingen buiten een bouwvlak, met een breedte van meer dan 4 m;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten een bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  4. het aanleggen van (half)verharde paden;

 

3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. een bouwvlak wordt verkleind of verwijderd, indien dit noodzakelijk is in verband met een bedrijfstechnische noodzaak daartoe, dan wel in verband met een wijziging als bedoeld onder c tot en met e;

  2. de aan een bestaand bouwvlak aangrenzende gronden worden voorzien van een bouwvlak ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:

  1. de oppervlakte van een bouwvlak met ten hoogste 5.000 m² wordt vergroot;

  2. het totale bouwvlak inclusief beplanting ten hoogste 20.000 m² zal bedragen;

  3. de vergroting nodig is in verband met een bedrijfstechnische noodzaak daartoe;

  4. indien er een bouwvlak ontstaat van ten hoogste 15.000 m², er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de uitbreiding;

  5. indien er een bouwvlak ontstaat dat groter is dan 15.000 m², ten aanzien van de uitbreiding het procesmodel Nije Pleats dan wel een daarmee vergelijkbare integrale methode is toegepast;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits:

  1. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;

  2. de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak;

  3. de woning wordt gerealiseerd in de oorspronkelijke bedrijfswoning dan wel in het oorspronkelijke bedrijfsgebouw waarbinnen de oorspronkelijke bedrijfswoning aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de vergroting van tuinen bij woningen, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van een bouwperceel met de bestemming ‘Wonen’ niet meer dan 2.000 m² mag bedragen;

  2. de erven landschappelijk worden ingepast en als één geheel worden ingericht;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’, al dan niet in combinatie met de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’, mits:

  1. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;

  2. de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak;

  3. er is voorzien in een goede landschappelijke inpassing van het bedrijf.

 

3.6.2 Toetsingscriteria

Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend toegepast mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van bedrijven onder de categorieën 1 en 2;

  2. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'.

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen, beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. aanleggelegenheid;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.1 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven onder de categorieën 1 en 2 mits:

  1. het gaat om bedrijven onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval aantoonbaar een lagere milieubelasting hebben;

  2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven betreft;

  1. het bepaalde in lid 4.3 sub a in die zin dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' wordt verwijderd, mits deze functie ter plaatse is beëindigd.

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbare nut, zoals elektriciteitsvoorzieningen, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies;

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum

bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;

  2. een vulpunt lpg ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';

  3. een afleverzuil lpg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';

  4. detailhandel voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen.

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een luifel zal ten hoogste de in de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' aangegeven maximale bouwhoogte bedragen.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;

  2. het gebruik van de gronden als vulpunt voor lpg, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg';

  3. het gebruik van de gronden als afleverzuil voor lpg, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

 

 

 

Artikel 7 Bedrijf - Watersportbedrijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Watersportbedrijf’ bestemde gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport;

  2. jachthavens annex botenstalling en -verhuurbedrijven;

  3. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  4. (aanleg)steigers, vlonders en plankieren;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. kaden en oevers;

  4. groenvoorzieningen;

  5. sloten, bermen, beplanting;

  6. water;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  3. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1 per bedrijf;

  4. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m².

 

7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

  2. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;

  3. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m²;

  3. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen;

  4. het gebruiken van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen een bouwvlak, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;

  4. de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.4.1 Afwijking

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in lid 7.3 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw van de woning of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert, waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

  1. het bepaalde in artikel 7.3 sub d ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat.

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen in de vorm van bospercelen;

  2. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

  3. gebouwen, voorzover ten dienste van het evenemententerrein, ten behoeve van;

  1. sanitaire voorzieningen;

  2. onderhoud en beheer;

  3. schuilgelegenheden.

  1. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

  2. gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;

  3. een molen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - molen';

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. erven en terreinen

  3. sloten, bermen, beplanting;

  4. waterlopen en waterpartijen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen ten behoeve van het evenemententerrein zoals genoemd in lid 8.1 sub b:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 250 m² bedragen;

  2. de goothoogte van de gebouwen zal ten hoogste 5,00 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 10,00 bedragen;

  1. gebouwen ten dienste van het evenemententerrein zoals genoemd in lid 8.1 sub c:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 250 m² bedragen;

  2. de goothoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,00 meter bedragen.

  1. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding zoals genoemd in lid 8.1 sub d:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 25 m² bedragen;

  2. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 5,00 bedragen;

  1. Gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud zoals genoemd in lid 8.1 sub e:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

  2. de goothoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,00 bedragen.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 50 cm over een oppervlak van 50 m² en meer;

  2. het aanbrengen van een gesloten verharding op paden en wegen met een grotere breedte dan 3,00 m.

 

8.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en gebruik betrefffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

8.3.3 Toetsingscriteria

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanbrengen van opgaande beplanting indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke zichtzone';

  2. het gebruik van de gronden die zijn aangeduid als 'evenemententerrein' voor permanente bouwwerken ten behoeve van evenementen, met uitzondering van de lid 8.1 sub c genoemde gebouwen.

 

 

 

 

Artikel 9 Dienstverlening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  2. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal per bouwvlak niet meer dan 1000 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige objecten indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelig object'.

 

 

Artikel 10 Gemengd

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van detailhandel;

  2. gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  3. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

  4. gebouwen ten behoeve van horeca categorie 1 tot en met 3.

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, indien de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 500 m² bedraagt;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte meer dan 250 m² bedraagt.

 

 

 

 

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

  2. erf bij nabijgelegen woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

 

met de daarbij behorende:

  1. ontsluitingswegen ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);

  2. oevers en kaden;

  3. in- en uitritten;

  4. verhardingen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. sloten, bermen, beplanting;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. aanleggelegenheid;

  9. parkeervoorzieningen;

  10. speelvoorzieningen;

  11. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  1. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

  2. het aantal bijgebouwen per woonschip zal ten hoogste twee bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

 

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

  2. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats;

  3. woningen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

 

waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, het behoud van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte detailhandel;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte horeca.

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit;

  5. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'wonen', zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige woning, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte woning ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 12.3 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

  1. het bepaalde in artikel 12.3 sub e ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

12.5.1 Vergunningplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is een omgevingsvergunning vereist.

 

12.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 12.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

12.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

 

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, eologische en landschappelijke waarden;

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;

  2. wegen en paden;

  3. sloten, bermen, beplanting;

  4. waterlopen en waterpartijen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² zal bedragen;

  2. de goothoogte van de gebouwen ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 4,00 zal bedragen.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven en ophogen van gronden met meer dan 50 cm over een oppervlak van 50 m² en meer;

  2. het dempen en graven van sloten en andere watergangen;

  3. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewas;

  4. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen op paden en wegen met een grotere breedte dan 3.00 meter.

 

13.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 13.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

13.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, ecologische en natuurlijke waarden van het gebied.

 

 

 

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ bestemde gronden zijn bestemd voor:

  1. jachthavens annex botenstalling en -verhuurbedrijven;

  2. camperplaatsten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - camperplekken';

  3. groenblijvende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - groenblijvende beplanting';

  4. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  5. beheers- en sanitaire voorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. kaden en oevers;

  4. groenvoorzieningen;

  5. sloten, bermen, beplanting;

  6. water;

  7. parkeervoorzieningen

  8. speelvoorzieningen;

  9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal gebouwen bedraagt ten hoogste één;

  3. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één;

  4. een combinatie van functies zoals genoemd in artikel 14.1 lid d en e moeten in één gebouw gerealiseerd worden;

  5. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  6. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 150 m².

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van camperplekken, met uitzondering van gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - camperplekken';

  3. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - camperplekken', voor meer dan 24 camperplekken;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m²;

  6. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen;

  7. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  9. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfwoning', zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte woning ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

14.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 14.3 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

  1. het bepaalde in artikel 14.3 sub g ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat.

 

14.5 Voorwaardelijke verplichting

 

14.5.1 Voorwaardelijke verplichting groenblijvende beplanting

Het gebruiken van de gronden voor camperplaatsen zoals genoemd in artikel 14.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - camperplekken' is slechts toegestaan indien de benodigde groenblijvende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - groenblijvende beplanting' zoals genoemd in artikel 14.1 sub c wordt gerealiseerd:

  1. in de vorm van groensblijvende beplanting met een minimale hoogte van 1,80 meter vanaf het niveau van de bestrating van de camperplaats;

  2. de inpassing duurzaam in stand wordt gehouden;

  3. binnen 12 maanden nadat onderhavig bestemmingsplan is vastgesteld.

 

 

 

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. stacaravans;

  2. bijgebouwen bij stacaravans;

  3. dagrecreatieve voorzieningen;

  4. een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. overige gebouwen ten dienste van de in lid a en c genoemde doeleinden, zoals:

  1. een horecabedrijf categorie 1 tot en met 3;

  2. dienstverlening;

  3. detailhandel;

  4. kantine;

  5. sanitaire voorzieningen;

  6. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en hiermee gelijk te stellen voorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen, beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 15.1 sub d en e genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

15.2.2 Stacaravans

Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:

  1. het aantal stacaravans bedraagt ten hoogste 6;

  2. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 70 m2;

  3. de bouwhoogte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 5,0 m;

  4. de minimale afstand tussen stacaravans bedraagt 5 m.

 

15.2.3 Bijgebouwen bij stacaravans

Voor het bouwen van bijgebouwen bij stacaravans gelden de volgende regels:

  1. het aantal bijgebouwen bedraagt ten hoogste 1 per stacaravan;

  2. de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 10 m2;

  3. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 2,50 meter.

 

 

 

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  2. het gebruik van de gronden voor meer dan 6 stacaravans;

  3. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel indien de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte meer dan 50 m2 bedraagt;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 1 tot en met 3 indien de gezamelijke horecavloeroppervlakte meer dan 250 m2 bedraagt;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  7. het gebruiken van bedrijfswoningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  8. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfwoning', zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte woning ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende bedrijfswoning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

15.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 15.3 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

  1. het bepaalde in artikel 15.3 sub g ten behoeve van kamergewijs bewonen van bedrijfswoningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat.

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en trainingsterreinen;

  2. gebouwen ten behoeve van sport- en trainingsterreinen, zijnde:

  1. onderhoud en beheer;

  2. berging en stalling.

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. sloten, bermen en beplanting;

  4. waterlopen en waterpartijen;

  5. Speelvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten,antennes, ballenvangers en vlaggenmasten.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

  2. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

 

 

Artikel 17 Sport - Manege

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een stalhouderij annex manege;

  2. standplaatsen voor kampeermiddelen en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Sport - Manege - Verblijfsrecreatie;

  3. dagrecreatieve voorzieningen;

  4. een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. overige gebouwen zoals de in lid a tot en met c genoemde doeleinden, zoals:

  1. ondergeschikte horeca categorie 1 tot en met 3;

  2. dienstverlening;

  3. ondergeschikte detailhandel;

  4. kantine;

  5. sanitaire voorzieningen;

  6. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en hiermee gelijk te stellen voorzieningen.

 

waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd;

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen, beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen zoals bedoeld in artikel 17.1 lid a en d en artikel 17.1 lid e onder 2 t/m 4 gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal dienstwoningen zal ten hoogste 1 bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

17.2.2 Gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer

Voor het bouwen van de in lid 17.1 sub e, onder 5 en 6 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 50 m2;

  2. de hoogte per gebouw bedraagt maximaal 4 m.

 

17.2.3 Stacaravans

Voor het plaatsen van stacaravans als bedoeld in lid 17.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Sport - Manege - Verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  1. het aantal stacaravans bedraagt ten hoogste 22;

  2. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 70 m2;

  3. de bouwhoogte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 5 m;

  4. de minimale afstand tussen stacaravans bedraagt 5 m.

 

17.2.4 Trekkershut

Voor het bouwen van trekkershutten als bedoeld in lid 17.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Sport - Manege - Verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  1. het aantal trekkershutten zal ten hoogste vier bedragen;

  2. de oppervlakkte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 20 m2;

  3. de bouwhoogte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 4 m.

 

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 68 kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte detailhandel indien de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m2;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 1 tot en met 3 indien de gezamelijke horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m2;

  5. het gebruiken van (bedrijfs)woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  6. het gebruiken van (bedrijfs)woningen als bed and breakfast;

  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfswoning op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Afwijking

  1. het bepaalde in artikel 17.3 sub e ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijn beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat;

  2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert, waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

17.5.1 Vergunningplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is een omgevingsvergunning vereist.

 

17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

17.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

Artikel 18 Sport - Pitch & Putt

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Pitch & Putt’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een pitch en putt terrein

  2. gebouwen ten behoeven van pitch en putt.

  3. horeca categorie 1 tot en met 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1 tot en met 3'.

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen, straten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. sloten, bermen en beplanting;

  4. waterlopen en waterpartijen;

  5. Speelvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, antennes en vlaggenmasten.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van horeca tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'horeca categorie 1 tot en met 3'.

Artikel 19 Tuin

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

  2. toegangswegen tot (achter)erven;

  3. ligplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - ligplaats'.

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 in die zin dat erkers bij woonhuizen mogen worden gebouwd, mits:

  1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  3. een erker over ten hoogste 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, mag worden gebouwd;

  4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd.

 

19.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 19.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de milieusituatie;

  5. de natuurlijke waarden;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de watersituatie;

  9. de woonsituatie.

 

Artikel 20 Verkeer

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. sloten, bermen en beplanting;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

  5. kades;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken.

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van die bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5 m zal bedragen.

 

 

 

 

Artikel 21 Verkeer - Parkeerterrein

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Parkeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. parkeervoorzieningen;

 

met de daarbij behorende;

  1. wegen, straten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten, paden en pleinen;

 

waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, het behoud van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. sloten, bermen, beplanting;

  4. waterlopen en waterpartijen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd .

 

22.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5 m zal bedragen.

 

22.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

22.3.1 Vergunningplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is een omgevingsvergunning vereist.

 

22.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 22.3.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

22.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

 

Artikel 23 Water

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;

  2. sloten, bermen en beplanting;

  3. oevers en paden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. dagrecreatief medegebruik;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede voor het innemen van een ligplaats voor permanent bewoonde woonschepen;

  7. aanlegsteigers, ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

  8. steigers, vlonders en plankieren, ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.

 

alsmede voor:

  1. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, overbeschoeiingen, bruggen, kaden, overige kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Woonschepen

Voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', gelden de volgende regels:

  1. de onderlinge afstand tussen woonschepen bedraagt ten minste 3 meter van kopzijde naar kopzijde van de onderbouw;

  2. de lengte van het woonschip bedraagt minimaal 12 meter en maximaal 20 meter;

  3. de breedte van het woonschip bedraagt maximaal 5 meter;

  4. de goothoogte / hoogte stuurhut bedraag maximaal 2,8 meter boven de waterlijn;

  5. de nokhoogte / hoogte opbouw bedraag maximaal 3,3 meter boven de waterlijn;

  6. het aantal woonschepen bedraagt ten hoogste het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de steigers, vlonders en plankieren, ter plaatse van de aanduiding 'steiger' zal ten hoogste 50% bedragen.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

 

23.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 23.2.2 sub a in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

23.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 23.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als ligplaats voor permanent bewoonde woonschepen, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’;

  2. het gebruiken van gronden voor aanlegsteigers, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

  3. het gebruiken van gronden voor steigers, vlonders en plankieren, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.

 

 

Artikel 24 Water - Vaarweg

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwegen;

  2. oevers;

  3. dagrecreatief medegebruik;

 

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder remmingswerken, oeverbeschoeiingen, kaden, overige kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking, niet zijnde kleine windturbines.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

 

24.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 24.2.1 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

24.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 24.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

 

 

Artikel 25 Wonen

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;

  2. waterwoningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – waterwoning';

  3. gebouwen ten behoeve van (complexen) garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  4. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

 

25.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – waterwoning' zullen uitsluitend bijgebouwen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – waterwoning' geldt dat de oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw ten hoogste 10 m2 bedraagt;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw andrs dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – waterwoning' zal ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

  4. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;

  5. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

 

25.2.3 (Complexen) garageboxen

Voor het bouwen van (complexen) garageboxen gelden de volgende regels:

  1. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;

  2. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m2 bedragen;

  3. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

 

25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

 

25.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – waterwoning' worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 sub a en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.

 

25.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 25.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  6. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

25.5.1 Afwijking

  1. het bepaalde in artikel 25.4 sub f ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijn beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat;

  2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast, waarbij uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert, waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

25.6.1 Vergunningplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is een omgevingsvergunning vereist.

 

25.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.6.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

 

Artikel 26 Wonen - Woongebouw

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van woongebouwen, al dan niet in combinatie met (ondergrondse) parkeervoorzieningen en een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;

  2. gebouwen ten behoeve van (complexen) parkeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen, beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  1. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

26.2.2 (Complexen) parkeerplaatsen

Voor het bouwen van (complexen) parkeerplaatsen gelden de volgende regels:

  1. de parkeerplaatsen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;

  2. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

 

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit;

  5. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand.

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige woning in het woongebouw, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per woning ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

26.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

26.4.1 Afwijking

  1. het bepaalde in artikel 26.3 sub e ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijn beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat;

  2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige woning in het woongebouw, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per woning ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

 

 

Artikel 27 Woongebied

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;

  2. woongebouwen;

  3. woongebouwen in combinatie met een woon- en zorgcentrum ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen.

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en beplanting;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 3.000 m2 bedragen.

 

27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 27.1 sub a tot en met c genoemde gebouwen worden gebouwd;

  2. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

27.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend bij woonhuizen worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

  3. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;

  4. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

 

27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

 

27.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2.3 sub b en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.

 

27.3.2 Toetsingscriteria

Een afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in lid 27.3.1 wordt uitsluitend toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan het aantal woningen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  2. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;

  7. het gebruik van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;

  8. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

  2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

  3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

  4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolg de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

  6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

  8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

27.5.1 Afwijking

  1. het bepaalde in artikel 27.4 sub g ten behoeve van kamergewijs bewonen van woningen, mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijn beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat;

  2. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.4 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwvlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;

  2. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

  3. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

  4. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

  5. het uiterlijk aanzien van de bedrijfswoning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

  6. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

  7. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de omgeving betrokken dient te worden;

  8. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

 

 

Artikel 28 Leiding - Gas

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een strook ten behoeve van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven basisbestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

 

28.2.2 Gebouwen

Op of in deze gebouwen mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 m zal bedragen.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 28.2 sub a en b en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, mits er geen kwetsbare objecten worden toegestaan, het belang dat met de leiding wordt gediend niet wordt geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;

  2. het bepaalde in lid 28.2 sub a en c en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, het belang van de leiding niet wordt geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het permanent opslaan van goederen;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);

  5. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.

 

28.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 wordt uitsluitend verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, in afwijking op alle andere bepalingen uitsluitend bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding

 

met de daarbij behorende:

  1. veiligheidszone;

  2. masten en (veiligheids)voorzieningen.

 

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalinge die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

 

29.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd zoals voor de hoogspanningsverbinding noodzakelijke masten en/of andere steunpunten;

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 60 m zal bedragen.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid lid 29.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, na voorafgaand positief schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de grond;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend, afgraven, woelen, mengen en egaliseren;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het aanleggen van straatmeubilair zoals lantaarnpalen;

  8. het permanent opslaan van goederen of het tijdelijk opslaan van (zeer) brandbare goederen.

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

  2. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerende strook bevatten;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

29.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4.1 wordt uitsluitend verleend nadat voorafgaand schriftelijk positief advies van de betreffende leidingbeheerder is gekregen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.

 

 

Artikel 30 Leiding - Riool

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  1. een strook ten behoeve van rioolpersleidingen, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven basisbestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.

 

30.2.2 Gebouwen

Op of in deze gebouwen mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

30.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 m zal bedragen.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 30.2.1 en lid 30.2.2 en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare gebouwen worden gebouwd, het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder;

  2. het bepaalde in lid 30.2.1 en lid 30.2.3 en toestaan dat op grond van de basisbestemming toelaatbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het permanent opslaan van goederen;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten en andere wateren.

 

30.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);

  5. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.

 

30.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.4.1 wordt uitsluitend verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

 

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

31.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 31.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport,- en of communicatieleidingen.

 

31.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 31.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m2 beslaan.

 

31.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.3.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

 

31.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

31.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

 

31.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 31.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring; te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

32.2 Bouwregels

 

32.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

32.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 32.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.3.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport,- en of communicatieleidingen.

 

32.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m2 beslaan.

 

32.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.3.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

 

32.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

32.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

 

32.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 32.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

Artikel 33 Waarde - Archeologie 3

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

33.2 Bouwregels

 

33.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

33.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 33.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.3.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport,- en of communicatieleidingen.

 

33.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m2 beslaan.

 

33.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.3.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

 

33.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

33.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

 

33.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 33.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

Artikel 34 Waarde - Archeologisch gemeentelijk monument

 

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch gemeentelijk monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

34.2 Bouwregels

 

34.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

34.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 34.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

34.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

 

34.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 25 m² beslaan.

 

34.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 34.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

 

34.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

34.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

 

34.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 34.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie 1

 

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

35.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd.

 

35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 44.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door het bouwen niet onevenredig worden verstoord, dan wel;

  2. er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden, tenzij;

  3. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenredig worden verstoord.

 

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

35.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  2. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en communicatieleidingen;

  3. alle overige werken en werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten.

 

35.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 35.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor op grond van de Erfgoedverordening van de gemeente Leeuwarden ook al een vergunning vereist is met het oog op het beschermen van de cultuurhistorische waarden.

 

35.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 35.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. een door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door de werkzaamheden niet onevenredig worden verstoord, danwel;

  2. er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden,tenzij;

  3. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenredig worden verstoord.

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie 2

 

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

36.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van walbeschoeiingen.

 

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door het bouwen niet onevenredig worden verstoord, dan wel;

  2. door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden, tenzij;

  3. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenredig worden verstoord.

 

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

36.4.1 Vergunningplichtig

Voor het dempen dan wel vergroten van waterlopen, sloten en greppels is een omgevingsvergunning vereist.

 

36.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 36.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor op grond van de Erfgoedverordening van de gemeente Leeuwarden ook al een vergunning vereist is met het oog op het beschermen van de cultuurhistorische waarden.

 

36.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 36.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  1. een door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door de werkzaamheden niet onevenredig worden verstoord, dan wel;

  2. er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden, tenzij;

  3. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenreding worden verstoord.

 

 

Artikel 37 Waarde - Monumentale bomen

 

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Monumentale bomen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van monumentale bomen.

 

37.2 Bouwregels

 

37.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, niet mag worden gebouwd.

 

37.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet mag worden gebouwd.

 

37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 37.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouwof de uitbreiding van een bestaand gebouw, wordt gebouwd mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast;

  2. het bepaalde in lid 37.2.2 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast.

 

37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;

  2. het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid van de betreffende monumentale boom.

 

37.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.4, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom.

 

37.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

37.6.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ophogen en afgraven van gronden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

37.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 37.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

37.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 37.6.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale boom plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom negatief wordt beïnvloed.

 

37.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Monumentale bomen’ wordt verwijderd, indien:

  1. de bescherming van de betreffede monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of

  2. de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of

  3. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

 

39.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie.

 

39.2 Bestaande afmetingen

Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  1. een grotere goothoogte;

  2. een grotere bouwhoogte;

  3. een grotere oppervlakte;

  4. een grotere dakhelling;

  5. een kleinere dakhelling;

 

heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:

  1. de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;

  2. de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;

  3. de oppervlakte ten hoogste debestaande oppervlakte;

  4. de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;

  5. de dakhelling ten ministe de bestaande dakhelling,

bedragen.

 

39.3 Welstandscriteria

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

 

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

 

40.1 Gebruiksregels

 

40.1.1 Strijdig gebruik

  1. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 35;

  2. Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de stallingen en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

40.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 40.1.1 sub a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

 

41.1 Geluidzone - industrie

 

41.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten vanwege het bedrijventerrein de Hemrik.

 

41.1.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt dat een toegestaan geluidgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevels van het geluidgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

41.1.3 Specifieke gebruiksregel

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

 

41.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding “geluidzone - industrie” wordt gewijzigd, mits de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

41.2 Milieuzone - nazorglocatie

 

41.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - nazorglocatie” zijn naast de voor de gronden aangewezen bestemmingen, mede aangeduid als nazorglocatie van een voormalig slibdepot Zuiderburen.

 

41.2.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - nazorglocatie' geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd.

 

41.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde in 41.2.2 in die zin dat gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd overeenkomstig de onderliggende bestemming , mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waarin is aangetoond dat de milieutechnische voorzieningen nodig voor de nazorg van het voormalig slibdepot Zuiderburen intact blijven en de gemeentelijke nazorglocatie goedkeuring heeft verleend.

 

41.2.4 Verguningplichtige werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - nazorglocatie" is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (mengwoelen, diepploegen);

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanleggen van bomen, bos en boomgaard en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  5. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  6. het bouwrijp maken van de grond en het verwijderen/aanbrengen van funderingen.

 

41.3 Veiligheidszone - lpg

 

41.3.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

41.3.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

 

41.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “veiligheidszone - lpg” wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

 

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

 

42.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zendontvang – en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;

  5. de bestemmingsregels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;

  6. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:

  1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationale uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;

  2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m2 bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits;

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m2 bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat mag worden afgeweken van de regels ten aanzien van de minimale of van de maximale dakhelling;

  2. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van de plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

  2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

  1. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijnde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

42.2 Toetsingscriteria

De in lid 42.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeerssituatie;

  5. de parkeercapaciteit;

  6. het waterbeheer;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeerssituatie;

  9. archeologie;

  10. cultuurhistorie;

  11. beschermd stadsgezicht;

  12. de externe veiligheid en brandveiligheid;

  13. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  14. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

 

 

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

 

43.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;

  2. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak.

 

43.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - Wijzigingsbebied' de aldaar voorkomende bestemmingen te wijzigen naar 'Bedrijf - Watersportbedrijf' voor de realisatie van een kleinschalige jachthaven met maximaal 20 ligplaatsen.

 

43.3 Toetsingscriteria

De in lid 43.1 en 43.2 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden toegepast indien:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeerssituatie;

  5. de parkeercapaciteit;

  6. het waterbeheer;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  9. archeologie;

  10. cultuurhistorie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

  12. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden of andere in het gebied aanwezige hoogte beperkingen.

 

Artikel 44 Overige regels

 

44.1 Parkeren

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.

  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand vaan op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de milieusituatie;

  6. de natuurlijke waarden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de watersituatie;

  10. de woonsituatie;

  11. de parkeersituatie.

 

44.2 Van toepassing verklaring

  1. De regels en bijbehorende bijlagen van het bestemmingsplan "Leeuwarden – Partiële herziening Plan voor de zon” (NL.IMRO.0080.00002BP00-VG01), zoals dat is vastgesteld op 13 februari 2017 zijn onverminderd van toepassing op dit plan.

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 45 Overgangsrecht

 

45.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%;

  2. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

45.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 46 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

regels van het bestemmingsplan Leeuwarden - Tussen Van Harinxmakanaal, Wâldwei en Drachtsterweg met identificatienummer NL.IMRO.0080.06018BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden.