direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - De Stove en De Hove
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06012WP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Leeuwarden werkt aan de realisering van een nieuw woon- en werkgebied "De Zuidlanden" ten zuiden van de stad. In het open gebied tussen buurtschap Techum en het in ontwikkeling zijnde buurtschap De Klamp zijn plannen om op twee verschillende locaties woningen te realiseren. Locatie één betreft een woningbouwplan voor twee woningen op het agrarische perceel direct ten oosten van It Uleboerd 87 te Leeuwarden. Het perceel maakt deel uit van het kadastrale nummer 1906. De tweede locatie ligt op ongeveer 160 meter ten zuiden van locatie één. Ook dit betreft een agrarisch perceel. Het plan is om hier acht half –vrijstaande woningen bouwen. Met beide plannen worden in totaal 10 woningen voorgesteld.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. De gronden zijn namelijk voorzien van een agrarische bestemming waarbinnen woningen niet zijn toegestaan. Binnen dezelfde bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de ontwikkeling mogelijk te maken. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat twee gebieden tussen het reeds ontwikkelde buurtschap Techum en het in ontwikkeling zijnde buurtschap De Klamp

In figuur 1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het gewenste woonerf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06012WP01-VG01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (noordelijk deel De Stove en zuidelijk deel De Hove) (Bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Leeuwarden – De Zuidlanden, restgebied en omgeving'. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Agrarisch'.

De bestemming is bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering en de daarbijbehorende bebouwing. Het beoogde bouwplan is derhalve in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Daarnaast is de aanduiding 'wro zone – wijzigingsgebied' op het plangebied van toepassing. Binnen deze zone kunnen de gronden worden gewijzigd ten behoeve van wonen. Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • 1. het totaal aantal te realiseren woningen mag niet meer bedragen dan 20;
  • 2. het aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • 3. de minimale oppervlakte van een bij een woning behorend erf bedraagt ten minste 750 m²;
  • 4. de oppervlakte van een woning bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • 5. de hoogte van een woning bedraagt ten hoogste 11 m;
  • 6. bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 150 m² mag bedragen;
  • 7. de hoogte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • 8. de geluidsbelasting op de gevels van de woning mag niet meer bedragen dan krachtens de Wet geluidhinder is toegestaan ;
  • 9. een zelfstandig woongebied (of bouwperceel) dient te worden omrand door een erfsingel met een breedte van minimaal 6 meter;
  • 10. de bebouwingsvrije afstand ten opzichte van de erfsingel zal ten minste 4 meter bedragen;
  • 11. een zelfstandig woongebiedje (of bouwperceel) mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • 12. de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in de “Visie Duurzaamheid in de Zuidlanden” vastgesteld d.d. 2012 moet in acht worden genomen.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

De gronden van dit wijzigingsplan liggen in het open agrarisch gebied direct ten oosten van buurtschap Techum. De gronden, onbebouwd, zijn in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Beide locaties worden ontsloten op de It Uleboerd.

Het gebied tussen De Klamp en buurtschap Techum heeft een landschappelijk en open karakter, bebouwing in dit gebied is ondergeschikt en extensief.

De wijk Techum is planmatig op gebouwd waarbij de oorspronkelijk verkaveling als uitgangspunt gehanteerd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06012WP01-VG01_0002.png" Figuur 2. Ligging plangebied (Bron: Google Maps)

2.2 Beschrijving initiatief

Het plan is om in totaal 10 woningen te bouwen verspreid over twee locaties. De noordelijke locatie betreft een woningbouwplan voor twee woningen en op de zuidelijke locatie zijn acht half –vrijstaande woningen voorzien.

Met beide plannen wordt een stedebouwkundig ontwerp voorgesteld in de vorm van boerenerven (zie figuur 2). Hierdoor wordt bijgedragen aan het open landschappelijke karakter. Conform de landschappelijke karakteristieken van boerenerven in de omgeving worden de randen van beide locaties voorzien van een bomensingel van 6 meter breed.

De beoogde invulling van de noordelijke locatie is nog niet bekend. Met de situering van de locatie wordt bijgedragen aan het stedenbouwkundig plan dat is opgesteld voor het buurtschap De Klamp. Het plan is om hier twee vrijstaande woningen te bouwen. Figuur 3 geeft de invulling van het zuidelijke gebied weer. Het plan is om hier 8 semi-vrijstaande schuurwoningen te bouwen. Ook hier is rekening gehouden met het stedenbouwkundig plan dat is opgesteld voor het buurtschap De Klamp.

Voor beide locaties geldt dat deze ontsloten worden door de It Uleboerd. Deze weg ontsluit de wijk Techum in westelijke richting naar de invalsweg van en naar Leeuwarden, de Overijselselaan.

Voor parkeren geldt als uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost wordt. Dit overeenkomstig de gemeentelijke parkeernorm. Voor de 10 grond gebonden woningen met een oppervlakte van groter dan 120 m2 geldt een parkeernorm van 2,0 plekken per woning. De parkeerbehoefte kan worden opgevangen op eigen erf. Op het noordelijke gebied worden 2 woningen gerealiseerd. Het perceel heeft voldoende omvang om het parkeren op eigen terrein te realiseren. Zodoende wordt aan de parkeernorm voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06012WP01-VG01_0003.png"

Figuur 3 Stedenbouwkundig plan De Klamp

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06012WP01-VG01_0004.png"

Figuur 4. Beoogde invulling zuidelijk deel plangebied.

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 sub a van het geldende bestemmingsplan. Hiermee kan de bestemming worden gewijzigd ten behoeve van wonen. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.

Het totaal aantal te realiseren woningen mag niet meer dan 20 bedragen.

Met dit wijzigingsplan worden 10 woningen mogelijk gemaakt. Ten zuiden van het plangebied is reeds een bestemmingsplan opgesteld voor in totaal 10 woningen (Tiny Houses). Hiermee komt het totaal aantal woningen op 20. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

Het aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer dan 2 bedragen.

De voorgestelde woningen in dit wijzigingsplan bedragen twee aaneen woningen. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan. In de regels van dit wijzigingsplan wordt opgenomen dat het aantal aaneen te bouwen woningen maximaal twee bedraagt.

De minimale oppervlakte van een bij een woning behorend erf ten minste 750 m² bedraagt.

Het plan bestaat uit de realisatie van twee boerenerven. De oppervlakte bedraagt circa 5.200 m² voor De Hove en circa 5.900 m² voor De Stove. Hiermee zijn de boerenerven van voldoende omvang en wordt aan deze voorwaarde voldaan.

De oppervlakte van een woning mag ten hoogste 150 m² bedragen.

In de regels van dit wijzigingsplan wordt in de bouwregels opgenomen dat de oppervlakte van een hoofdgebouw niet meer dan 150 m² mag bedragen. Overigens hebben de voorgestelde woningen een oppervlakte van circa 74 m². Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De hoogte van een woning mag ten hoogste 11 meter mag bedragen.

In de regels van dit wijzigingsplan wordt in de bouwregels opgenomen dat de bouwhoogte van een woning niet meer dan 11 meter mag bedragen. Overigens hebben de voorgestelde woningen een bouwhoogte van circa 10 meter. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

Bij iedere woning aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 150 m² mag bedragen.

In de regels van dit wijzigingsplan wordt in de bouwregels opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning ten hoogste 150 m² mag bedragen. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De hoogte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen

In de regels van dit wijzigingsplan wordt in de bouwregels opgenomen dat de hoogte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De geluidsbelasting op de gevels van de woning mag niet meer bedragen dan krachtens de Wet geluidhinder is toegestaan.

Paragraaf 4.3 gaat nader in op de Wet geluidhinder. Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting op de gevels van de woningen voldoen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

Een zelfstandig woongebied (of bouwperceel) dient te worden omrand door een erfsingel met een breedte van minimaal 6 meter.

Conform het voorgestelde bouwplan wordt om beide locaties een erfsingel met een breedte van minimaal 6 meter voorgesteld. Deze dient ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' aanlegd worden. Tevens wordt in de regels een voorwaarde opgenomen dat de houtsingel binnen een jaar na het in gebruik nemen van bebouwing gerealiseerd moet zijn. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan en wordt gewaarborgd dat de erfsingel wordt aangelegd.

De bebouwingsvrije afstand ten opzichte van de erfsingel zal ten minste 4 meter bedragen.

In de regels wordt bepaald dat bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd wordt. Bebouwing buiten het bouwvlak is niet toegestaan. Vanaf de grens van het bestemmingsplan tot de verbeelding wordt een afstand van 10 meter aangehouden. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de bebouwingsvrije afstand ten opzichte van de erfsingel ten minste 4 meter bedraagt.

Een zelfstandig woongebiedje (of bouwperceel) voor ten hoogste 50% mag worden bebouwd.

om te voorkomen dat er een te hoge bebouwingsdichtheid ontstaat, geldt een maximaal bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel. In de regels wordt bepaald een bouwperceel ten hoogte tot een oppervlakte van 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.

De uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in de “Visie Duurzaamheid in de Zuidlanden” vastgesteld d.d. 2012 hierbij in acht genomen worden.

Met de bouw van de toekomstige woningen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in de “Visie Duurzaamheid in de Zuidlanden”. Met de totstandkoming van het stedenbouwkundig ontwerp wordt rekening gehouden met het stedebouwkundig plan dat is opgesteld voor het toekomstig buurtschap De Klamp. Hierdoor wordt rekening gehouden met de landschappelijke en culturele achtergrond van de omgeving. De oriëntatie van de woningen en dakvlakken is daarnaast gericht op de zon, er wordt gebruikt gemaakt van onderhoudsarme materialen en de woningen zullen voldoen aan de duurzaamheidsnormen uit het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen wijzigingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit wijzigingsplan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een plan om 10 woningen te bouwen wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, door de Raad van State niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in wijzigingsplannen moeten worden opgenomen.

Voor dit wijzigingsplan zijn de regels ten aanzien van de Waddenzee en waddengebied en defensie

van belang. Ten aanzien van de Waddenzee en het waddengebied geldt dat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn die hier negatieve gevolgen voor kunnen hebben. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het wijzigingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. In artikel 1 van de verordening staat dat in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. Onderhavig plangebied grenst aan het stedelijk gebied en ligt derhalve in het landelijk gebied. Stedelijke functies zijn in eerste instantie niet toegestaan.

Wel is in artikel 3.1 bepaald dat een woningbouwproject in overeenstemming moet zijn met een goedgekeurd gemeentelijk Woonplan. Dit is het geval. De voorgestelde ontwikkeling past binnen de kaders van de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is uiteengezet in het bestemmingsplan 'Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving'. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3 lid 3.7.1 sub a, die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen ten behoeve van maximaal 20 woningen. De wijzigingscriteria hiervoor zijn uiteengezet in paragraaf 2.3.

Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en voldoet aan de wijzigingscriteria. Hierop is al eerder ingegaan in paragraaf 2.3. Hiermee past het plan dan ook in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen wijzigingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het wijzigingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit wijzigingsplan.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie.

In een straal van 150 meter tot het plangebied komen geen bedijfsactiviteiten voor. Ten noorden van het plangebied ligt een crematorium. Een crematorium valt onder milieucategorie 3.2. Hierbij hoort een richtafstand van 100 meter (op basis van geur). De conclusie is dat aan de richtafstand wordt voldaan.

Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.2 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden in de omgeving. In het plangebied worden slechts 10 woningen mogelijk gemaakt. Deze gaan niet gepaard met het dempen van sloten, kappen van bomen of slopen van bebouwing. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de soortenbescherming.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Voor de wegen in de omgeving geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het plangebied ligt dus niet binnen de geluidszone van wegen. De Overijsselselaan daarentegen is een 80 km/uur weg. Hiervoor geldt een geluidszone van 350 meter in stedelijk gebied en 400 meter in buiten stedelijk gebied. De ligging van de dichtsbijzijnde woning in het plangebied tot de as van de weg bedraagt ruim 450 meter. De woningen liggen dan ook niet in de geluidszone van deze weg.

Ten zijde van het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden. Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de verplaatsing van de Overijsselselaan blijkt dat in de nieuwe situatie de 48 dB contour over bebouwing direct grenzend aan deze weg ligt. Gezien de ligging van het plangebied tot de weg kan worden aangenomen dat de geluidsbelasting op het plangebied aan de voorkeursgrenswaarde kan voldoen. Nader onderzoek is niet nodig.

Daarnaast betreffen de wegen in het plangebied wegen die geen belangrijke ontsluitende functie hebben. Deze zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast dient ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.

4.4 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

De woningen worden gebouwd op gronden die nu ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering in gebruik zijn. Er is dan ook geen sprake van een verdachte locatie. Het aspect bodem staat de vaststelling van het wijzigingsplan derhalve niet in de weg. Wel dient ten tijde van een omgevingsvergunningsaanvraag voor het onderdeel bouwen de bodemkwaliteit opnieuw in kaart te worden gebracht middels het aanleveren van een verkennend bodemonderzoek. Dit onderzoek (06.F576, maart 2007) heeft overigens al plaats gevonden. De gemeente heeft aangegeven dat de grond geschikt voor het beoogde gebruik.

4.5 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180129-2-16941). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Ook heeft Wetterskip Fryslân in het kader van het ontwerpbestemmingsplan op 10 april 2018 op het wijzigingsplan gereageerd.

De uitgangsnotitie geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het ruimtelijke plan of besluit. Bij de uitwerking van de plannen wordt, inclusief met de reactie van 10 april 2018, hier rekening meegehouden.

Regionale en lokale kering

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen de zonering van een regionale waterkering. Op de gronden van deze kering vinden met de ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt geen ingrepen plaats. De kering wordt dan ook niet beschadigd. De kerende werking wordt dan ook niet aangetast.

Waterafvoer/berging

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

De ontwikkeling die met dit wijzigingsplan mogelijk gemaakt worden voorziet in een toename aan verharding van 1.138 m2. Voor de 8 woningen aan de zuidkant is sprake van een toename aan verharding (inclusief wegen) van 838 m2. De beoogde invulling van de noordelijke locatie is nog niet bekend. Er kan daarom nog niet concreet worden aangegeven hoeveel de toename aan verharding in dit gebied is. Op dit deel van het plangebied worden twee woningen mogelijk gemaakt. Indien uit wordt gegaan van 2 woningen van elke 150 m2 aan verharding betekent dit een gezamenlijk oppervlak van 300 m2.

Bij ontwikkelingen in het buitengebied dient bij een toename van meer dan 1.500 m2 gecompenseerd te worden. Voor ontwikkelingen in stedelijk gebied geldt een drempelwaarde van 200 m2. Voor het plangebied geldt een compensatie norm van 10%. Derhalve is 113,8 m2 aan compensatie nodig.

Om de watercompensatie te regelen wordt de greppel aan de zuidkant van het fietspad vergroot tot een watergang. De minimale waterbreedte (voor een sloot met 0,80 waterdiepte en een bodembreedte van 0,50) wordt 3,70 meter. De lengte van de watergang is ca. 70 meter waarmee 259 m2 water wordt aangelegd. Derhalve wordt ruimschoots voldaan aan de watercompensatienorm. Tevens wordt hierdoor rekening gehouden met enige flexibiliteit in verband met (extra) toevoeging aan verhard oppervlak.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld op het hemelwaterriool.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateraspect is gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel maakt het plangebied deel uit van een gebied dat voorheen als agrarische gronden in cultuur is gebracht. Met de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de verkavelingsrichting. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.7 Archeologie

Voor archeologische resten in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Voor de gemeente Leeuwarden wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart. Hierop worden alle vindplaatsen en terreinen met een archeologische (verwachtings)waarde aangegeven, alsmede alle vrijgegeven gebieden. Op basis van deze kaart heeft het plangebied een lage verwachtingswaarde. Vervolgonderzoek is hierdoor niet nodig.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Leeuwarden schoon en worden geen grenswaarden overschreden.

Het omgevingsaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone vanvervoer van gevaarlijke stoffen valt.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 900 m. ten zuiden en oosten van het plangebied. De invloedszone van deze buisleiding overlapt de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

Verbeelding

Het Wijzigingsplan 'Leeuwarden - De Stove en De Hove' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving' van de gemeente Leeuwarden.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Leeuwarden - De Stove en De Hove' zijn, met inachtneming van de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 3 lid 3.7.1 sub a, grotendeels van toepassing op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling van het zuiderlijke kavel is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van dit plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. De gronden van het noordelijk plan zijn in eigendom van de gemeente. De kosten worden gedekt uit de grondverkoop. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval is de grond in eigendom van de gemeente. De door de gemeente gemaakte kosten kunnen worden doorberekend bij de kaveluitgifte.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten uit de wijzigingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan. Met dit wijzigingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.

Ontwerp

Het ontwerpwijzigingsplan heeft voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Dit kan al dan niet leiden tot wijzigingen van het wijzigingsplan. Van het Wetterskip Fryslân is een reactie binnengekomen. De reactie is als bijlage bij de toelichting toegevoegd en in paragraaf 4.5 verwerkt.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is vervolgens op 5 juni 2018 door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.