Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - Aldlân / Pieter Christiaanpark
Status:
vastgesteld
Statusdatum:
19-09-2013

REGELS

 

INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 : Begrippen

Artikel 2 : Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 : Bedrijf

Artikel 4 : Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 5 : Detailhandel

Artikel 6 : Groen

Artikel 7 : Horeca

Artikel 8 : Maatschappelijk

Artikel 9 : Tuin

Artikel 10 : Verkeer

Artikel 11 : Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 12 : Water

Artikel 13 : Water - Vaarweg

Artikel 14 : Wonen

Artikel 15 : Wonen - Wooncentrum

Artikel 16 : Wonen - Woongebouw

Artikel 17 : Leiding - Riool

Artikel 18 : Leiding - Water

Artikel 19 : Waarde - Archeologie 3

Artikel 20 : Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 21 : Waarde - Monumentale bomen

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 22 : Anti-dubbeltelregel

Artikel 23 : Algemene bouwregels

Artikel 24 : Algemene gebruiksregels

Artikel 25 : Algemene aanduidingsregels

Artikel 26 : Algemene afwijkingsregels

Artikel 27 : Algemene wijzigingsregels

Artikel 28 : Overige regels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS - EN SLOTREGELS

Artikel 29 : Overgangsrecht

Artikel 30 : Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 : Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. plan:

het Bestemmingsplan Leeuwarden - Adlân / Pieter Christiaanpark met identificatienummer NL.IMRO.0080.05012BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;

 

  1. bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

  1. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps*)- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbijbehorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

*) betreft de (voormalige) vrije beroepen

 

  1. aanbouw / uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

 

  1. archeologisch waardevol gebied:

een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

 

  1. bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

 

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van tijdelijk logies en ontbijt in een woning;

 

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

  1. beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

  1. bestaand:

a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

 

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

  1. bijzondere woonvorm:

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

 

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

  1. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder;

 

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

  1. bruto vloeroppervlakte:

de totale beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte, loopruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte en verblijfsruimte voor personeel, buitenwerks gemeten;

 

  1. cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

  1. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

werkzaamheden bestaand uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;

 

  1. eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

  1. erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals in de Wet geluidhinder;

 

  1. geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

 

  1. geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

  1. geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

  1. geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

  1. hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

  1. hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, het belangrijkst is;

 

  1. horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

  1. horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

  1. horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

 

  1. horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

 

  1. horecabedrijf categorie 5:

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en dranken;

 

  1. kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

  1. kap:

een dak met een zekere helling;

 

  1. kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

  1. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

  1. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

  1. maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak;

 

  1. maatvoeringsvlak:

een aangegeven vlak, voorzien van een maatvoeringsaanduiding;

 

  1. ondergeschikte detailhandel:

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

 

  1. ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

 

  1. ondergronds:

beneden peil;

 

  1. pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

  1. peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 m (het Fries Zomerpeil);

  1. productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

  1. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

  1. recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

 

  1. rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;

 

  1. risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

 

  1. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

  1. sexinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

onder sexinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostituiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

  1. vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

  1. watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

 

  1. winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

  1. woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

  1. woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

  1. woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.

Artikel 2 : Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

3. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

4. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

5. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 : Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

  2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

  1. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

 

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,

 

met de daarbijbehorende:

c. tuinen, erven en terreinen;

d. wegen, straten en paden;

e. parkeervoorzieningen;

f. groenvoorzieningen;

g. sloten, bermen, beplanting;

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning’;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';

c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 3.1 sub a.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:

  1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 1 en 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

  2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven betreft;

  1. het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

3.6.1 Vergunningsplicht

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een omgevingsvergunning vereist.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;

b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

c. het delen van een pand of aan- of uitbouwen of bijgebouwen betreft die opzichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bedrijfwoning' wordt verwijderd, mits deze functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 : Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

 

met de daarbijbehorende:

b. terreinen;

c bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 : Detailhandel

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van detailhandel;

b. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

 

met de daarbijbehorende:

c. erven en terreinen;

d. wegen, straten en paden;

e. parkeervoorzieningen;

f. groenvoorzieningen;

g. sloten, bermen en beplanting;

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;

c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de verkoop en opslag van motorbrandstoffen (inclusief lpg).

Artikel 6 : Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

c. een opslagpunt voor lpg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag';

d. wegen, straten en paden;

e. in- en uitritten;

f. ontsluitingswegen ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);

 

met daaraan ondergeschikt:

g. bermen en beplanting;

h. parkeervoorzieningen;

i. waterlopen en waterpartijen;

j. oevers en kaden;

 

met de daarbij behorende:

k. verhardingen;

l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;

b. de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag' zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 : Horeca

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

  1. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';

2. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';

 

met de daarbij behorende:

b. erven en terreinen;

c. groenvoorzieningen;

d. parkeervoorzieningen;

e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés en bar- /dancings;

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.

Artikel 8 : Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. sloten, bermen en beplanting;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat buiten het bouwvlak per bouwperceel één gebouw ten behoeve van berging, stalling of andere vormen van beheer wordt gebouwd, mits:

a. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m2 zal bedragen;

b. de hoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen.

 

8.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 8.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. het straat- en bebouwingsbeeld;

  1. een goede woonsituatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidgevoelige objecten indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelig object';

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte detailhandel;

c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf, met uitzondering van aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte horeca.

 

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming ‘Dienstverlening’.

 

8.6.2 Toetsingscriteria

De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. het straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de milieusituatie;

d. de verkeersveiligheid;

e. de sociale veiligheid;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 : Tuin

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

b. toegangswegen tot achtererven;

 

met de daarbijbehorende:

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 in die zin dat erkers bij woonhuizen mogen worden gebouwd, mits:

a. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

b. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

c. een erker over ten hoogste 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, mag worden gebouwd;

d. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd.

 

9.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 9.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 : Verkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met de daarbij behorende:

c. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

d. groenvoorzieningen;

e. parkeervoorzieningen;

f. kades;

g. sloten, bermen en beplanting;

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. als gebouwen mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken worden gebouwd;

b. de hoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,50 m bedragen.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

 

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 : Verkeer - Verblijfsgebied

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. (woon)straten en pleinen;

b. speelvoorzieningen;

c. voet- en rijwielpaden;

d. parkeervoorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. kaden en oevers;

g. sloten, bermen en/of waterlopen;

 

en tevens voor:

h. garageboxen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'garage';

 

met de daarbij behorende:

i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. als gebouwen mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;

b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage';

c. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m2 bedragen;

d. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 : Water

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;

  2. oevers en paden;

  3. recreatief medegebruik;

  4. bermen en beplanting/groenvoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, bruggen, duikers en/of dammen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig worden gebruikt.

 

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

 

12.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;

b. het vergraven van oevers.

 

12.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

12.6.3 Voorwaarde

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

Artikel 13 : Water - Vaarweg

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwegen;

  2. oevers;

  3. recreatief medegebruik;

 

met de daarbijbehorende:

d. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. als gebouwen mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken worden gebouwd;

b. de hoogte van de gebouwen zal ten hoogste 4,50 m bedragen.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de hoogte van de oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

13.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.2 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig worden gebruikt.

 

 

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

 

13.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;

b. het vergraven van oevers.

 

13.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 13.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

13.6.3 Voorwaarde

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

Artikel 14 : Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, niet bedoeld bed and breakfast;

b. bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

met de daarbij behorende:

d. tuinen en erven;

e. parkeervoorzieningen;

f. sloten en water;

g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

14.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

  2. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

  3. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2 sub a en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het erf zal bedragen.

 

14.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 14.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bed and breakfast';

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis- verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

14.6.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.5 sub c, d en e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

b. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

c. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

d. de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;

e. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

f. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeeroverlast;

g. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de buurt of wijk betrokken dient te worden;

h. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.

 

 

 

 

Artikel 15 : Wonen - Wooncentrum

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

1. woningen in combinatie met ruimte voor sociaal-medische voorzieningen;

2. dienstverlenende bedrijven en/of detailhandel ten behoeve van een wooncentrum, voor zover het de eerste bouwlaag betreft en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

3. dienstverlenende bedrijven en/of detailhandel ten behoeve van een wooncentrum, voorzover dit ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengde functies';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. woonstraten en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water;

  5. groenvoorzieningen;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ondergeschikt is aan en ten dienst staat van de functie van binnen de bestemming aanwezige voorzieningen;

b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende bedrijven, tenzij het dienstverlenende bedrijven betreft die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de functie van binnen de bestemming aanwezige voorzieningen;

c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van een horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie van binnen de bestemming aanwezige voorzieningen;

d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 16 : Wonen - Woongebouw

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woongebouwen, per woning al dan niet combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden- beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;

b. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

c. een overdekte parkeervoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overdekte parkeervoorziening';

d. een parkeergarage op de begane grond en eerste verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

 

met de daarbij behorende:

e. tuinen, erven en terreinen;

f. wegen en paden;

g. parkeervoorzieningen;

h. speelvoorzieningen;

i. water;

j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zal de eerste bouwlaag van een gebouw niet worden gebouwd;

c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;

d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een overdekte parkeervoorziening mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bed and breakfast';

  6. het het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis- verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:

1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m2 mag bedragen;

2. de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;

3. het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan drie bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan twee;

4. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

5. er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

6. de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;

7. de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;

8. het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan;

9. de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.

 

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 sub c, d en e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:

a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de aanwezige woning in het woongebouw met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per woning in het woongebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;

b. er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;

c. de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;

d. de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;

e. de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeeroverlast;

f. de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de buurt of wijk betrokken dient te worden;

g. het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning;

h. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0.5 m2 in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclameuitingen is toegestaan.

 

 

Artikel 17 : Leiding - Riool

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

17.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2,00 m zal bedragen.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig funcioneren van de betreffende nutsleiding;

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het in de grond drijven van voorwerpen;

  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen.

 

 

17.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

17.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

Artikel 18 : Leiding - Water

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

18.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2,00 m zal bedragen.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 18.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het in de grond drijven van voorwerpen;

  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen.

 

18.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

18.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

Artikel 19 : Waarde - Archeologie 3

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

19.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

 

19.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 19.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m2 beslaan.

 

19.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

 

19.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

19.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

 

19.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 19.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 20 : Waarde - Cultuurhistorie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a. door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door het bouwen niet onevenredig worden verstoord;

b. er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden;

c. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenredig worden verstoord.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

a. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

b. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en communicatieleidingen;

c. alle overige werken en werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten.

 

20.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

a. die het normale onderhoud en beheer betreffen;

b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c. waarvoor op grond van de Erfgoedverordening van de gemeente Leeuwarden ook al een vergunning vereist is met het oog op het beschermen van de cultuurhistorische waarden.

 

20.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

a. door de aanvrager door middel van een advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door de werkzaamheden niet onevenredig worden verstoord;

b. er door de aanvrager maatregelen worden getroffen, waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden;

c. er zwaarwegende belangen zijn die rechtvaardigen dat de cultuurhistorische waarden onevenredig worden verstoord.

Artikel 21 : Waarde - Monumentale bomen

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van monumentale bomen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, niet mag worden gebouwd.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet mag worden gebouwd.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 21.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw, wordt gebouwd mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast;

  2. het bepaalde in lid 21.2.2 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ophogen en afgraven van gronden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  4. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

21.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

21.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale boom plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom negatief wordt beïnvloed.

 

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;

  2. het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid van de betreffende monumentale boom.

 

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5 in die zin dat het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels wordt toegestaan, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom.

 

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Monumentale bomen' wordt verwijderd, indien:

a. de bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of

b. de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of

c. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 22 : Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 : Algemene bouwregels

 

23.1 Bestaande afmetingen

Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  1. een grotere goothoogte;

  2. een grotere bouwhoogte;

  3. een grotere oppervlakte;

  4. een grotere dakhelling;

  5. een kleinere dakhelling;

 

heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:

  1. de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;

  2. de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;

  3. de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte;

  4. de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;

  5. de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.

 

23.2 Welstandscriteria

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

Artikel 24 : Algemene gebruiksregels

 

24.1 Gebruiksregels

 

24.1.1 Strijdig gebruik

a. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 21.

b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:

1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

2. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

4. het bruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

24.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.

Artikel 25 : Algemene aanduidingsregels

 

25.1 geluidzone - industrie

 

25.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen dat een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

 

25.1.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemmingen geldt dat een toegestaan geluidsgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevel van het geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde dan wel niet hoger dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

25.1.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

 

25.2 veiligheidszone - lpg

 

25.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat een te hoog

veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten moet worden

tegengegaan.

 

25.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voorkomende bestemming mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

25.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

 

25.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

 

 

Artikel 26 : Algemene afwijkingsregels

 

26.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;

  5. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;

  6. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:

  1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;

  2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat mag worden afgeweken van de regels ten aanzien van de minimale of van de maximale dakhelling van 0° tot en met 80°;

j. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

k. de bestemmingsbepalingen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag worden vergroot, met dien verstande dat:

 

  1. de onderlinge goot- en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen ten minste 0,20 m van elkaar verschillen;

  2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de bouwhoogte van het naastgelegen gebouw bedraagt plus 0,20 m;

l. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

26.2 Toetsingscriteria

De in lid 26.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de parkeercapaciteit;

  5. het waterbeheer;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de verkeerssituatie;

  8. archeologie;

  9. cultuurhistorie;

  10. beschermd stadsgezicht;

  11. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  12. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  13. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;

Artikel 27 : Algemene wijzigingsregels

 

27.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;

  2. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  3. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;

  4. antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie of andere zend- ontvangst- en sirenemasten worden gebouwd met een bouwhoogte tot ten hoogste 50,00 m;

  5. de bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Maatschappelijk' of 'Horeca' wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie, met bijbehorende voorzieningen;

  6. de bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel' of 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd ten behoeve van een horecafunctie, met bijbehorende voorzieningen;

  7. de bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel' of 'Horeca' wordt gewijzigd ten behoeve van lokale maatschappelijke voorzieningen, zoals educatie, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijnsvoorzieningen en overige maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende voorzieningen;

  8. de bestemming 'Detailhandel', 'Horeca' of 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd ten behoeve van een bedrijfsfunctie, met bijbehorende voorzieningen.

 

27.2 Toetsingscriteria

De in lid 27.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de parkeercapaciteit;

  5. het waterbeheer;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de verkeerssituatie;

  8. archeologie;

  9. cultuurhistorie;

  10. beschermd stadsgezicht;

  11. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  12. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  13. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 28 : Overige regels

 

28.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

e. de ruimte tussen bouwwerken.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS - EN SLOTREGELS

 

Artikel 29 : Overgangsrecht

 

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a. met maximaal 10%.

  2. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

29.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

 

Artikel 30 : Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het Bestemmingsplan Leeuwarden - Aldlân / Pieter Christiaanpark van de gemeente Leeuwarden.

 

Behorend bij het besluit van