direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - SVL Groningerstraatweg 401
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Leeuwarden is eigenaar van de gronden ten oosten van Blitsaerd. De Survival vereniging Leeuwarden (SVL) traint al circa 25 jaar op deze gronden aan de Groningerstraatweg in Leeuwarden. Voor het gebruik van deze locatie heeft SVL een gebruiksovereenkomst gesloten met de gemeente Leeuwarden.

Daarnaast staat er een voormalige boerderij op het adres Groningerstraatweg 401. De boerderij en omliggende gronden zijn ook in eigendom van de gemeente. SVL maakt gebruik van de schuur van de boerderij als opslag. De woning in de boerderij wordt verhuurd en bewoond.

De activiteiten van SVL zijn niet mogelijk op basis van de geldende bestemmingsplannen Tusken Moark en le (2004) en Groote Wielen deelplan 4, gemeente Tietjerksteradeel (1971). In beide bestemmingsplannen voldoet het gebruik van SVL niet. Ook de bewoning van de boerderij voldoet niet aan de gebruiksregels van de geldende bestemmingsplannen.

Om de trainingsdoeleinden van de Survival Vereniging Leeuwarden en de bewoning van de boerderij aan de Groningerstraatweg 401 in Leeuwarden juridisch- planologisch mogelijk te maken is een nieuw planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.

1.2 Ligging plangebied

In figuur 1.1 is te zien dat het plangebied is gelegen aan de noordoostkant van Leeuwarden en gelegen is ten westen van natuurgebied de Groote Wielen. Het plangebied is kadastraal bekend als Leeuwarden, sectie L, met de kadastrale percelen 66, 67, 68, 76, 1756, 1757, 1820, 1821, 2076 en 2077. In figuur 1.2 zijn de kadastrale percelen van het plangebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0001.jpeg"

Figuur 1.1: Globale ligging plangebied in Leeuwarden (Bron: pdok.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Kadastrale percelen plangebied (Bron: pdok.nl)

Aan de zuidkant van het plangebied ligt het recreatiegebied de Groene Ster en de wijk Camminghaburen. Ten westen ligt de woonwijk Blitsaerd en aan de noordkant liggen voornamelijk agrarische percelen. Het plangebied wordt aan de zuidkant ontsloten door de Groningerstraatweg. In figuur 1.3 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0003.jpeg"

Figuur 1.3 Luchtfoto huidige situatie met het beoogde plangebied (Bron: pdok.nl)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Huidige planologische regelingen

Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van de geldende bestemmingsplannen Tusken Moark en le en Groote Wielen deelplan 4, gemeente Tietjerksteradeel. Het bestemmingsplan Tusken Moark en le is vastgesteld op 26 mei 2004. Figuur 1.4 bevat een uitsnede van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0004.png"

Figuur 1.4 Plangebied met het geldende bestemmingsplan 'Tusken Moark en Ie' (2004).

Het plangebied kent op basis van het bestemmingsplan Tusken Moark en le (2004) de enkelbestemmingen 'Natuurgebied' en 'Verkeersdoeleinden'. Binnen de bestemming 'Natuurgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste 2 meter bedragen.

Aan een gedeelte van het bestemmingsplan Tusken Moark en le (2004) is goedkeuring onthouden. In onderstaande figuur is dat deel doorgestreept.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0005.png"

Figuur 1.5 Fragment bestemmingsplan Tussen Moark en Ie waaraan goedkeuring is onthouden

Het deel waaraan goedkeuring is onthouden op die gronden geldt het bestemmingsplan Groote Wielen deelplan 4, gemeente Tietjerksteradeel, vastgesteld in 1971 door de gemeenteraad van de vroegere gemeente Tietjerksteradeel. In figuur 1.6 is een uitsnede van dat bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0006.png"

Figuur 1.6 Uitsnede van het bestemmingsplan 'Groote Wielen' (1971) voor het deel waaraan goedkeuring is onthouden (Bron: gemeente Leeuwarden)

Het gedeelte van het plangebied waarvoor het bestemmingsplan Groote Wielen deelplan 4, gemeente Tietjerksteradeel (1971) geldt, heeft de volgende bestemmingen:

  • Bijzondere doeleinden klasse I (de boerderij aan Groningerstraatweg 401) voor een havenpaviljoen, cultureel centrum en kantoorgebouw voor havenbeheer;
  • Speel- en/of zonneweide;
  • Groenvoorzieningen;
  • Bebossing;
  • Parkeerterrein;
  • Wegen;
  • Water.

Van belang is hier dat de boerderij in dit bestemmingsplan niet voor bewoning is bestemd. En ook binnen dit bestemmingsplan is het recreatieve gebruik door SVL niet toegestaan. In figuur 1.7 is een uitsnede opgenomen van de geldende omliggende bestemmingsplannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0007.jpeg"

Figuur 1.7 Plangebied met omliggende vigerende plannen (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.2 Overige bestemmingsplannen gemeente Leeuwarden

Naast bovenstaande bestemmingsplannen heeft de gemeente Leeuwarden op 29 maart 2022 het paraplubestemmingsplan Partiële herziening Archeologie vastgesteld. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings)waarden. In dit paraplubestemmingsplan heeft de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast heeft het oostelijke gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

Ook is het parapluplan Plan voor de zon uit 2018 van toepassing op het plangebied. Dit parapluplan houdt in het kort in dat zonneprojecten vergunningvrij zijn als wordt voldaan aan de regels van het bestemmingsplan en aan de kwaliteitscriteria.

1.4 Leeswijzer

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het feitelijke bestemmingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en gewenste situatie beschreven;
  • In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • Een toetsing van het project aan de omgevingsaspecten vanuit milieu en planologie is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • In hoofdstuk 5 is de beschrijving van het juridische systeem en de verschillende bestemmingen opgenomen;
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden in hoofdstuk 6 aangetoond.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied hoort bij de stad Leeuwarden, en ligt aan de Groningerstraatweg. De omgeving bestaat voornamelijk uit open landschap en water en het plangebied ligt nabij het natuurgebied Groote Wielen.

Op dit moment zijn de gronden bestemd als natuurgebied en in gebruik door de Survivalvereniging Leeuwarden (SVL). Ook staat er in de zuidwesthoek van het plangebied een voormalige boerderij met enkele bijgebouwen. De woning van de voormalige boerderij wordt op dit moment bewoond. In figuur 2.1 wordt het plangebied in relatie met de omgeving afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0008.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie met het beoogd plangebied en kadastrale percelen (Bron: pdok.nl)

Op het terrein waar SVL actief is, zijn verschillende hindernissen aanwezig. Deze hindernissen bestaan uit onder andere touwen, netten, balken en bomen. De aanwezige hindernissen van SVL hebben een maximale hoogte van 3,5 meter conform de richtlijnen van de survivalrunbond Nederland. De meeste hindernissen zijn geconcentreerd ten noorden van de bestaande boerderij. Daarnaast zijn er in het plangebied nog een aantal solitaire hindernissen aanwezig.

SVL is momenteel aan het onderzoeken waar in de toekomst eventueel hindernissen kunnen worden gerealiseerd. De definitieve locatie hiervan is nog niet bepaald.

Aan de oostkant van de voormalige boerderij is een parkeerterrein gesitueerd, een stelling voor opslag en een inloopveld. Er lopen verschillende onverharde routes door het plangebied. De schuur van de voormalige boerderij wordt door SVL gebruikt voor opslag.

2.2 Gewenste ontwikkeling

Het is de wens om de bestaande situatie als genoemd in paragraaf 2.1 te legaliseren. Hiertoe is dit bestemmingsplan opgesteld. Om de bestaande situatie te legaliseren wordt er onder andere in de natuurbestemming van de percelen 66, 67, 68, 1756, 1757, 1820 en 1821 ondergeschikt dagrecreatief medegebruik planologisch mogelijk gemaakt. Het gaat hier met name om de mogelijkheid voor het gebruiken van sport- en speelattributen door SVL (tot maximaal 4 meter hoog). Van belang is dat de natuur de belangrijkste bestemming blijft in het plangebied, de hindernissen mogen hierin niet de overhand krijgen. De randen van het plangebied, wegen en paden zullen vrij blijven van hindernissen en obstakels. Daarnaast zijn de paden en wegen van het terrein toegankelijk voor extensieve dagrecreatie voor dagelijkse activiteiten zoals wandelen (met de hond).

De activiteiten van SVL vinden grotendeels plaats in het midden van het plangebied. Er wordt daarom een recreatieve bestemming toegevoegd aan de percelen 2076, 76 en een deel van de percelen 1820 en 2077 om de bestaande activiteiten van SVL planologisch mogelijk te maken. Het is de wens van SVL om op termijn een hindernis (bok) bij te bouwen met een hoogte van ongeveer 10 meter op het perceel 76. Dit wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bok' meegenomen in de recreatieve bestemming.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal niet meer dan 4 meter of de bestaande hoogte bedragen.

De bestaande woning (deel van de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401) krijgt, samen met de bijbehorende tuin, een woonbestemming. Hierbij is het van belang dat er één woning is toegestaan en dat de bestaande goot- en bouwhoogte als uitgangspunt gelden. Om te voorkomen dat het bestaande gebouw wordt uitgebreid, ligt er een bouwvlak om de gehele boerderij.

De boerderijschuur die SVL momenteel gebruikt, krijgt een recreatieve bestemming waarbij in de bestemmingsomschrijving vermeld wordt dat enkel gebruik ten dienste van en ondergeschikt aan de survivalactiviteiten is toegestaan. Nergens in het plangebied worden nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt.

Samengevat is de gewenste ontwikkeling het juridisch planologisch mogelijk maken van de huidige gebouwen, het huidige gebruik en de bestaande bouwwerken. Hiermee regelt het nieuwe bestemmingsplan grotendeels de bestaande situatie die tot dusver is gedoogd. Omdat SVL op termijn een extra hindernis gaat realiseren, is de mogelijkheid hiervoor door middel van de functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bok' meegenomen in de recreatieve bestemming van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Friesland is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Realiseren opgaven

In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren.

1. De Omgevingsagenda.

Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Fryslân onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en de regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

De ontwikkeling in het plangebied raakt geen rijksbelangen zoals verwoord in de NOVI. Het betreft een kleinschalig initiatief waarbij de activiteiten en attributen van SVL ondergeschikt zijn aan de omgeving.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Bovendien hoeft de Laddertoets alleen te worden uitgevoerd als de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. Als de Ladder niet van toepassing is, moet in het plan worden gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing

Op basis van vaste jurisprudentie geldt dat voor andere stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Het ruimtebeslag van SVL in de vorm van de hindernissen, het parkeerterrein en het inloopveld blijft ruim onder de 500m². De hindernissen zijn ondergeschikt aan de omgeving en nemen weinig ruimte in beslag in het gebied. Daarnaast is er geen sprake van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. De bestaande situatie wordt door middel van dit bestemmingsplan planologisch geregeld. Ook door de eventuele realisatie van een bok zal de grens van 500 m² niet worden overschreden.

Het plangebied met de activiteiten van SVL worden niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Dit bestemmingsplan hoeft daarom niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking

Conclusie

Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de Ladder en is voldoende gemotiveerd dat de beoogde ontwikkeling geen rijksbelangen raakt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân

De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. Veel provinciaal beleid, programma’s en projecten raken de Friese leefomgeving waarin mensen wonen, werken, zich verplaatsen, elkaar ontmoeten en recreëren. In de Omgevingsvisie staat waar de provincie met de leefomgeving van Fryslân naar toe wil: de ambitie en doelen voor de toekomst. Het is een visie voor de lange termijn op een tamelijk hoog abstractieniveau. Het is geen blauwdruk voor hoe Fryslân er over 20 à 30 jaar bij ligt. Wel geeft de visie de richting aan waar de provincie met allerlei partijen naar toe wil werken. Samen met verschillende organisaties, inwoners en ondernemers in Fryslân geeft de provincie nu invulling aan deze visie. Dit gebeurt in programma’s, concrete projecten en initiatieven, en zo nodig ook in regels.

De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

  • Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
  • Energietransitie met kracht voortzetten;
  • Fryslân klimaatadaptief inrichten;
  • Versterken biodiversiteit.

Dagrecreatie in de vorm van sport dat door SVL wordt aangeboden draagt bij aan de opgave van de provincie Fryslân om Friesland vitaal, leefbaar en bereikbaar te houden. Er wordt namelijk een sport en recreatieve voorziening in stand gehouden. De Omgevingsvisie ziet recreatie in combinatie met kwaliteitsverbetering als kans voor nieuwe vitaliteit van Fryslân en de provincie zet daarom in op de versterking van de recreatiesector.

Conclusie

De ontwikkeling in het plangebied draagt bij aan de leefbaarheid en vitaliteit van de omgeving van het plangebied door het bieden van recreatieactiviteiten voor jong en oud.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân (2014)

Het plangebied ligt buiten het bestaand stedelijk gebied zoals bedoeld in de Verordening Romte (2014) van de provincie Fryslân.In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen voor buiten stedelijke gebieden. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

1.1.1 Algemeen

In dit artikel uit de verordening Romte (2014) staat dat in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden mogen worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. Een stedelijke functie wordt gedefinieerd als functies die gekoppeld zijn aan het functioneren van kernen (dorpen en steden). Een voorbeeld hiervan zijn woningen, maar ook maatschappelijke, educatieve, culturele en sportvoorzieningen. De bewoning van de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401 en de activiteiten van SVL vallen beide onder stedelijke functies.

Er is in dit geval geen sprake van nieuwe stedelijke functies omdat dit bestemmingsplan een bestaande situatie vastlegt. Bovendien sluit de locatie aan op bestaand stedelijk gebied. In de verordening wordt hiervoor ruimte geboden.

1.2 Hergebruik vrijkomende (niet-) agrarische bebouwing

In afwijking op artikel 1.1.1, eerste lid kunnen nieuwe stedelijke functies in landelijk gebied worden toegestaan indien sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen.

De voormalige boerderij werd eerder gebruikt als havenpaviljoen, cultureel centrum en kantoor.

In de bestaande situatie wordt de voormalige boerderij en bestaande bebouwing gebruikt voor bewoning en opslag. Er is hier geen sprake van bestaande karakteristieke of monumentale gebouwen. Er wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 1.2.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met de regels uit de Verordening Romte (2014).

3.3 Gemeentelijk beleid

Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke inrichting voor de gemeente Leeuwarden is

vastgelegd in verschillende beleidskaders. Hieronder is een overzicht gegeven van de

verschillende op het plan van toepassing zijnde beleidskaders en thema's.

3.3.1 Positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028'

Voorafgaand aan de omgevingsvisie voor de gemeente Leeuwarden is in 2020 het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028' door de gemeenteraad vastgesteld. In dit document zijn drie hoofdambities opgenomen die een positieve en kansrijke ontwikkeling van Leeuwarden naar 2028 beschrijven:

  • 1. Het is goed leven in Leeuwarden in 2028;
  • 2. Leeuwarden is in 2028 het hart van een bijzondere groen-blauwe regio;
  • 3. Leeuwarden is in 2028 een sterke economische gemeente.

De situatie die in dit bestemmingsplan wordt geregeld, past binnen de eerste twee hoofdambities uit het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028'. De leefomgeving nodigt uit tot ontmoeting, ontspanning en beweging. Iedereen kan daar van genieten en aan meedoen. Bij nieuwbouw en nieuwe inrichtingen zet de gemeente Leeuwarden sterk in op ruimtelijk kwaliteit en houdt zoveel mogelijk rekening met het belang van de natuur, het water en een open, groene ruimte. De natuurgebieden Grote Wielen en Alde Feanen zijn belangrijke groene en blauwe onderdelen van Leeuwarden, liggen dichtbij de stad en zijn daardoor ook belangrijk voor recreatie en (cultuur)toerisme, met respect voor de natuur. Door de recreatieve activiteiten van SVL ondergeschikt te houden aan de natuur wordt er rekening gehouden met de kwaliteit en openheid van de omgeving. Daarnaast zijn recreatieve voorzieningen, in de vorm van sport, van belang voor de leefbaarheid en kwaliteit van deze omgeving.

Conclusie

Het voorgenomen plan sluit aan bij de ambities uit het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028'

3.3.2 Omgevingsvisie Leeuwarden

De omgevingsvisie Leeuwarden definieert de belangrijke opgaven en formuleert daarvoor doelstellingen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan die doelstellingen. Dat kan door zelf initiatief te nemen, ontwikkelingen in de markt te sturen en door particulieren bij te laten dragen aan de grotere doelen voor de komende jaren. In de omgevingsvisie Leeuwarden wordt aangegeven hoe afwegingen en keuzes gebiedsgericht worden gemaakt, waardoor de visie een belangrijk richtinggevend instrument is.

Het buitengebied kent veel agrarische bedrijven, natuurgebieden en ruimte voor recreatie en toerisme. De gemeente Leeuwarden wil de specifieke kwaliteiten van het platteland benutten die de economie kunnen versterken en ziet nog ruimte voor een verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme. De omgevingsvisie stelt dat nieuwe functies in het buitengebied bestaande waarden moeten versterken of waarden toevoegen.

Er wordt in de omgevingsvisie Leeuwarden niet specifiek ingegaan op het plangebied of de nabije natuurgebieden de Grote Wielen of de Groene Ster. Wel wordt er aandacht besteed aan de wijken in Leeuwarden Oost. Voor de ontwikkeling van deze wijken is de nabijheid en toegankelijkheid van voorzieningen, bereikbaarheid, (openbaar) groen/ recreatiemogelijkheden van groot belang. Door de ligging van het plangebied nabij de wijken in Leeuwarden-Oost wordt een bedrage geleverd aan de recreatieve- en sportvoorzieningen in deze omgeving.

Conclusie

De recreatieve activiteiten van SVL dragen al ongeveer 25 jaar bij aan het versterken van sportvoorzieningen in de omgeving van Leeuwarden-Oost. In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik vastgelegd. Het plan is niet in strijd met het beleid uit de Omgevingsvisie Leeuwarden.

3.3.3 Beleidsplan Groen

Op 18 april 2016 is het beleidsplan Groen vastgesteld door de gemeenteraad. In het groenbeleidsplan wordt uitgegaan van drie pijlers:

1. ‘Bied ruimte aan de Mienskip’; Rijker groen door bewonersinitiatieven.

2. ‘Versterk het natuurlijke- en recreatieve netwerk’; Stepping Stones brengen de natuur dichterbij.

3. ‘Beheer het groen slim’; Hoogwaardig waar het moet, sober waar het kan.

Groene steden worden door velen als aantrekkelijk ervaren. Groen nodigt uit tot bewegen en recreatie en zorgt voor stressvermindering met een betere gezondheid tot gevolg. Daarom is het belangrijk dat het groen dichtbij huis is en dat het groen een gebruiksfunctie heeft. Leeuwarden kent een breed scala aan soorten groengebieden met ieder een eigen verschijningsvorm en gebruikswaarde. Naast dagrecreatie die in alle gebieden plaatsvindt, zijn parken vaak het decor van evenementen en specifieke recreatievormen zoals waterrecreatie, sport of hobby. Om de verscheidenheid te behouden, zal de komende jaren goed worden gekeken naar de kracht van deze parken en waar de verschillende recreatievormen een plek kunnen krijgen.

Het planvoornemen voorziet in het gebruik van een groengebied voor recreatie in de vorm van sport. De kracht van de activiteiten in dit plangebied is dat recreatie hier ondergeschikt kan worden gebruikt aan het groen en de natuur. Dit wordt al meerdere jaren met succes gedaan door SVL. Door het vrijhouden van de paden is er ook voldoende mogelijkheid voor onderhoud en beheer.

Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met het beheerplan Groen (2016) van de gemeente Leeuwarden.

3.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid

Uit het beleid van de gemeente Leeuwarden komt duidelijk de wens naar voren om de activiteiten op het SVL terrein planologisch mogelijk te maken. Er wordt met het plan aangesloten op twee hoofdambities uit het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028'. Daarnaast dragen de recreatieve activiteiten van SVL bij aan het versterken van sportvoorzieningen in de omgeving van Leeuwarden-Oost. Het plan is hiermee in lijn met de Omgevingsvisie Leeuwarden. Er komt duidelijk naar voren dat groen uitnodigd tot bewegen en recreatie en zorgt voor stressvermindering met een betere gezondheid tot gevolg. Daarom is het belangrijk dat het groen dichtbij huis is en dat het groen een gebruiksfunctie heeft. De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor dit bestemmingsplan. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de woonfunctie en de activiteiten van SVL mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn en dat eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De verkeersgeneratie van de woning wordt berekend op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. De verkeersgeneratie van SVL wordt berekend op basis van de gegevens van SVL. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen 'Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014'.

4.1.1 Verkeersgeneratie

Verkeersgeneratie woning

Op basis van één vrijstaande woning bedraagt het aantal verkeersbewegingen ten hoogste 9 mvt per etmaal (lichtemotorvoertuigen). Dit is berekend op basis van CROW-kentallen (publicatie 381). Het aantal verkeersbewegingen per woning van zware motorvoertuigen bedraagt 0,02 mvt/etmaal (CROW publicatie 381). De woning in de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401 wordt via een eigen inrit op de Groningerstraatweg ontsloten.

Verkeersgeneratie SVL

Het plangebied wordt gebruikt ten behoeve van een survivalvereniging. Voor deze functie zijn geen kencijfers beschikbaar vanuit het CROW. Tevens zijn er geen functies opgenomen in het CROW die goed aansluiten op het gebruik van het plangebied. Daarom is de verkeersgeneratie berekend aan de hand van gegevens van de gebruiker.

De survivalvereniging heeft 572 leden. Per week worden in totaal 13 lessen gegeven door de vereniging. Het aantal leden per les varieert tussen de 15 tot 75 deelnemers. Voor een worstcase benadering wordt uitgegaan van het maximum aantal leden per les. Per les komt gemiddeld 85% van de aanwezige leden per auto, waarbij een gemiddelde bezetting van 1,5 personen per auto wordt aangehouden. Dit komt neer op (75 x 0,85 / 1,5 =) 42,5 auto's per les. Per auto wordt uitgegaan van 2 voertuigbewegingen voor het op- en afrijden van het terrein, wat resulteert in een verkeersgeneratie van gemiddeld (42,5 x 2 =) 85 voertuigbewegingen per les. Het gemiddelde aantal lessen per dag bedraagt (13 / 7 =) 1,86 lessen. Hieruit volgt dat de verkeersgeneratie van de survivalvereniging gemiddeld (85 x 1,86 =) 158 mvt/etmaal bedraagt voor een gemiddelde weekdag.

Toetsing

In totaal heeft het plan een verkeersgeneratie van 167 mvt/ etmaal. Deze generatie van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende wegen en kruispunten en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.

Voor de beoordeling van de verkeersveiligheid kan gesteld worden dat de geringe toename van het verkeer na de planontwikkeling geen effect heeft op de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid wordt dan ook niet negatief beïnvloed als gevolg van het plan.

4.1.2 Parkeren

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de gemeentelijke parkeernormen uit Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014 gehanteerd. Voor de bewoning van de voormalige boerderij is parkeren op eigen terrein het uitgangspunt. Hiervoor is op de gronden van de boerderij voldoende mogelijkheid. Er wordt in dit bestemmingsplan uitgegaan van een parkeerbehoefte van twee parkeerplaatsen.

In de Nota parkeernormen wordt de functie survivalvereniging of survivalterrein niet genoemd. Daarom wordt er aangesloten op de parkeernormen die horen bij een sportveld. Voor een sportveld geldt dat er per ha netto terrein in het buitengebied 27 parkeerplaatsen nodig zijn. Zoals aangegeven wordt er uitgegaan van een worst-case scenario van 42,5 auto's per les. 30% van de leden is op dit moment minderjarig en zal gebracht en gehaald worden. Er zijn dan nog 29,75 parkeerplekken nodig voor de leden die met de auto naar de les komen. Er is op dit moment al een parkeerterrein aanwezig dat door SVL wordt gebruikt (perceel nummer 76) waar voldoende parkeergelegenheid is voor het gebruik. Met dit parkeerterrein wordt aan de parkeerbehoefte van de vereniging voldaan.

Daarnaast blijft het plangebied openbaar toegangelijk voor derden zoals wandelaars. Voor derden is het parkeerterrein van SVL niet toegankelijk. Zij kunnen parkeren langs de toegangsweg aan de oostkant van het plangebied (perceel 2015). Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein bij de Groote Wielen, ten oosten van het plangebied.

Conclusie

De verkeersgeneratie van SVL heeft geen negatieve invloed op de omgeving. Er zijn op het terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig zodat het gebruik niet zorgt voor parkeerproblemen in de omgeving.

4.2 Vormvrije mer- beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vastgelegd wanneer een milieueffectrapportage (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) moet plaatsvinden. Hierbij gelden drempelwaarden.

In onderdeel D (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Toetsing

Het initiatief omvat de legalisatie van het gebruik van de gronden door SVL, de bestaande bouwwerken en de bewoning van de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401 in Leeuwarden. De feitelijke situatie verandert niet maar wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd. Er vindt geen aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling plaats boven de drempelwaarde van 100 hectare. De eventuele realisatie van extra hindernissen voor SVL zijn dermate kleinschalig en ondergeschikt dat de drempelwaarde niet zal worden overschreden. Er is dan ook geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een mer-beoordeling is niet noodzakelijk voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Uit de beoordeling in de navolgende paragrafen blijkt dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Ook de ecologische onderzoeken bevestigen dit. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een MER-procedure.

4.3 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden, zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

De gemeente heeft op 29 maart 2022 het paraplubestemmingplan Partiële herziening Archeologie vastgesteld. Dit ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente Leeuwarden. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Het plangebied maakt deel uit van de Partiële herziening Archeologie. De voormalige boerderij met omliggende gronden heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (zie figuur 4.1). Daarnaast heeft een klein deel van het plangebied aan de oostkant de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0009.jpeg"

Figuur 4.1: plangebied met Partiële herziening Archeologie (2022) (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voor ruimtelijke plannen op gronden met deze dubbelbestemmingen moet een archeologisch onderzoek worden overlegd bij 'Waarde - Archeologie 3' wanneer bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 100 m2 die de bodem dieper dan 0,30 meter beneden maaiveld beroeren. En bij 'Waarde - Archeologie 6' voor bodemingrepen die nodig zijn met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en die de bodem dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld verstoren. Dit bestemmingsplan legaliseert een bestaande situatie. Er is geen sprake van werkzaamheden waarvoor de gronden worden geroerd. Ook met het mogelijk maken van nieuwe sport- en speelattributen voor SVL in dit bestemmingsplan (tot maximaal 4 meter hoog) is er vanuit de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 6' geen aanleiding tot het doen van archeologisch onderzoek.

Conclusie

Vanuit archeologie is er geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het bepalen of deze mogelijk een belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Toetsing

De gronden zijn in gebruik voor zowel een recreatieve- als een woonfunctie. Een groot deel van het plangebied is natuur. Voor het gebruik van de gronden voor wonen en recreatie worden hoge eisen gesteld aan de bodemkwaliteit. Om inzicht in te krijgen in de bodemkwaliteit is het Bodemloket geraadpleegd. Het Bodemloket verwijst door naar de gemeentelijke website zichtopgrond.nl. Op deze website is de beschikbare bodeminformatie van percelen binnen de gemeente Leeuwarden te vinden.

In het plangebied zijn door de jaren heen verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd waaronder verkennend bodemonderzoek in 2001 en 2007 door Van Der Wiel Infra en Milieu B.V. Ook is er door Enviso in 2020 een Nader bodemonderzoek en Asbestonderzoek uitgevoerd. Volgens de verschillende uitgevoerde onderzoeken komen er licht tot matige verontreiniging voor in de bodem van het plangebied. Deze verontreinigingen zijn dermate laag dat er geen sprake is van een saneringsnoodzaak is. Voor de bestemming 'Natuur' geldt dat er in principe geen wijzigen in het gebied plaatsvinden. Daarnaast wordt er in dit deel van het plangebied kort verbleven waardoor verder onderzoek naar de bodem niet noodzakelijk is.

Voor de volledigheid is het overzicht van bodemonderzoeken toegevoegd in bijlage 1.

Conclusie

Het aspect bodem is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de Cultuurhistorische kaart Fryslân (CHK2) betreffen de gronden met perceelnummers 2076 en 2077 een oude boerderijplaats en heeft er een eendenkooi gezeten. De eendenkooi is niet bewaard gebleven. In dit plan wordt een bestaande situatie gelegaliseerd en worden er geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt. De cultuurhistorische kenmerken die nog in dit gebied aanwezig zijn worden niet aangetast.

Conclusie

Het is niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.6 Ecologie

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de 'Groote Wielen' en de 'Alde Feanen'. Het plangebied ligt tegen de 'Groote Wielen' aan en de 'Alde Feanen' ligt op ongeveer 9 kilometer afstand. Ondanks dat de planlocatie buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan het gebruik leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit te voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

AERIUS Calculator

Op 5 oktober is een nieuwe versie van de AERIUS Calculator verschenen. Met deze nieuwe versie is een berekening gemaakt van de stikstofdepostie voor de gebruiksfase van het plangebied door SVL en de bewoning van de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401 in Leeuwarden. Er is geen sprake van een aanlegfase omdat het hier gaat om het vastleggen van een bestaande situatie. De gerealiseerde bouwwerken van SVL zijn handmatig aangelegd.

Stikstofberekening

Uit de berekening met AERIUS blijkt dat er voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden geen overschrijding is van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Er zijn geen negatieve gevolgen voor Natura 2000- gebieden. Daarnaast is het nabijgelegen gebied De Groote Wielen geen stikstofgevoelig Natura- 2000 gebied. Eventuele nadelige gevolgen door stikstofdepositie kan worden uitgesloten.

Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De memo van deze stikstofberekening en de berekening zelf zijn als bijlage 2 opgenomen.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt direct naast het NNN (figuur 4.2). In de provincie Friesland geldt dat ook effecten van ontwikkelingen buiten het NNN (externe werking) op het NNN getoetst moet worden (provincie Friesland, 2022). Daarom moeten de eventuele effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het NNN worden onderzocht en getoetst. Als onderdeel van de ecologische quickscan heeft TAUW de effecten van het voornemen op de oppervlakte, samenhang en wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN onderzocht ( bijlage 3).

Oppervlakte en samenhang

Er worden geen activiteiten gepland binnen het NNN gebied en het gebied wordt ook niet betreden. Bovendien worden er geen barrières opgeworpen tussen verschillende delen van het NNN. Negatieve effecten op het oppervlakte en de samenhang van het NNN zijn daarom uitgesloten.

Kenmerken en waarden NNN

Ten noorden van het plangebied ligt een zoetwaterplas. Ten noorden daarvan ligt een NNN gebied dat wordt gedefinieerd als vochtig weidevogel grasland (Provincie Friesland, 2023). Ten zuiden van het plangebied liggen ook enkele NNN gebieden. Uit het ecologisch onderzoek (bijlage 3) blijkt dat vanwege de tussenliggende N weg, het huidige gebruik en de beoogde activiteit effecten op deze gebieden worden uitgesloten. Negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland zijn uitgesloten. Vervolgstappen zijn daarom niet nodig.

Het hooiland ten noordoosten van het plangebied is begrensd als ‘Natuur buiten het NNN’ (zie figuur 4.2 en 4.3). De regels voor gronden die deel uitmaken van Natuur buiten het NNN zijn gericht op het behoud, herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden. Het hooiland wordt in de huidige situatie weinig door mensen gebruikt. Door betreding van dit hooiland kan de bodem verdichten en daarmee schadelijk zijn voor de vegetatie. Voor de activiteiten van SVL en de bewoning van de boerderij wordt het hooiland niet betreden. Afname in oppervlak of het optreden van versnippering is uitgesloten. Doordat het gebied niet betreden wordt, zijn negatieve effecten op plantensoorten uitgesloten. Dagvlinders en sprinkhanen zijn niet gevoelig voor optische verstoring en verstoring door geluid. In de huidige situatie vinden al vergelijkbare activiteiten in het plangebied plaats. Het water wordt niet overgestoken en de activiteiten vinden binnen de paden en het afgekaderd zwemgebied plaats. Hierdoor zijn de bewegingen voorspelbaar en is er minder kans op verstoring van vogels (Tauw, 2023). Negatieve effecten voor habitattypen zijn ook uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0010.png"

Figuur 4.2: Ligging van NNN gebieden nabij het plangebied (Bron: Natuurtoets TAUW 2023).

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04021BP00-OW01_0011.jpeg"

Figuur 4.3: Ligging van het hooiland in relatie tot het plangebied en het Natura2000-gebied.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Ecologische Quickscan

In het kader van dit plan is ecologische quickscan uitgevoerd om na te gaan of er maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van beschermde soorten (bijlage 3). In april 2020 is een ecologisch quickscan uitgevoerd om te onderzoeken of de activiteiten van SVL doorgang kunnen vinden zonder beschermde soorten te verstoren. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van de otter in het plangebied verder te onderzoeken. Het is mogelijk dat verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van de otter wordt verstoord door het huidige gebruik.

De negatieve effecten op de otter kunnen niet met zekerheid uitgesloten worden. Er dient daarom nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de otter. Voor de overige soorten is er geen overtreding van de Wnb.

Nader onderzoek

Vanwege de mogelijke aanwezigheid van de otter, is in juli 2020 nader onderzoek (Bijlage 4) uitgevoerd. Tijdens het onderzoek is niet met zekerheid vastgesteld dat de otter in het plangebied verblijft. Door verschillende aanwijzingen is er voldoende aanleiding om de otter als aanwezig te beschouwen. Het gaat daarbij om incidentele en zwervende exemplaren. Van een vaste rust- of verblijfplaats of van essentieel leefgebied is dus geen sprake.

Negatieve effecten op de otter zijn zodoende voor het huidige gebruik en de voorgenomen activiteiten van SVL uitgesloten. Nieuwe activiteiten dienen altijd beoordeeld te worden door een ter zake kundig ecoloog.

Tijdens het onderzoek is ook een nestlocatie van buizerd vastgesteld en is de aanwezigheid van steenmarter vastgelegd. Voor steenmarter zal uitgegaan moeten worden van verblijfplaatsen in de takkenhopen, rommelhoekjes of de ruigte in het gebied.

Naast deze soorten zijn verschillende algemenere en bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijgestelde soorten vastgesteld.

Hoewel strikt genomen de activiteiten zoals die nu worden uitgevoerd doorgang kunnen vinden, heeft het wel de aanbeveling om het huidige passieve beheer voort te zetten. Voor de algemene biodiversiteit is het huidige beheer van grote meerwaarde.

Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt, zoals onderzocht tijdens de ecologische onderzoeken, geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Wel wordt aanbevolen om het passieve beheer van het terrein voort te zetten om de algemene biodiversiteit in het plangebied in stand te houden.

4.7 Water

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip. Een ander belangrijk gegeven is dat de huidige waterkering langs het plangebied te laag is en deze aan onderhoud toe is. Hiervoor heeft overleg plaatsgevonden met het Wetterskip.

Toetsing

In dit nieuwe bestemmingsplan is er sprake van het vastleggen van een bestaande situatie en worden er geen aanpassingen gedaan aan de bestaande bebouwing. Voor de eventuele realisatie van een nieuwe hindernis voor SVL zal het verhard oppervlak niet toenemen. De hindernissen bestaan uit houten palen en andere natuurlijke materialen. Er zal geen verharding worden aangelegd.

Voor het houden van een evenement ter plaatse van een regionale waterkering dient een melding bij het Wetterskip gedaan te worden. Het eventueel plaatsen van hindernissen op (de beschermingszone van) de waterkering is vanuit het waterbeheer niet wenselijk en zonder vergunning niet toegestaan. Indien dit toch gewenst is, dan is het verstandig om eerst via een vooroverleg uit te zoeken of een vergunning verleend kan worden. Hiervoor kan contact opgenomen worden met de vakgroep vergunningverlening van het Wetterskip.

Samengevat worden er geen waterschapsbelangen geraakt en is een verdere procedure of vervolg overleg met het Wetterskip over dit onderwerp niet noodzakelijk. Uit de digitale watertoets (bijlage 5) en de vooroverleg reactie van het Wetterskip blijkt dat er geen sprake is van een negatief effect op de waterschapsbelangen.

Onderhoud regionale waterkering

In het kader van de hoogteopgaaf 2027 voor regionale waterkeringen moeten de hoogtetekorten voor de regionale waterkeringen in Friesland worden opgelost. Het gaat in het ruimere gebied Leeuwarden Oost om diverse locaties waaronder het traject in eigendom van de gemeente Leeuwarden aan de Groningerstraatweg.

Vooraf zullen bermen gemaaid en obstakelvrij gemaakt moeten worden om de regionale waterkeringen te kunnen ophogen. Wat betreft survival-evenementen is de jaarlijkse bikkelrun een aandachtspunt, deze wordt begin oktober gehouden. Op basis van de wedstrijdroute en het traject voor de werkzaamheden worden er weinig problemen verwacht door en voor de survivalvereniging. Er is misschien zelfs een extra uitdaging mogelijk voor in de bikkelrun door het verwachte grondverzet. Er wordt duidelijk en vroegtijdig gecommuniceerd tussen de gemeente Leeuwarden, SVL en het Wetterskip.

Conclusie

Het aspect water heeft geen invloed op dit plan.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (nibm) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Omdat dit bestemmingsplan een bestaande situatie legaliseert zal er geen sprake zijn van een toename van luchtverontreiniging. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Deze rangschikking is gekoppeld aan richtafstanden. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand wordt bepaald door de grootste afstand van deze aspecten. In het geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt in het buitengebied en hoort bij de stad Leeuwarden. Er is daarom sprake van een rustig gebied. Dagrecreatie in de vorm van een survivalterrrein wordt niet genoemd in de richtafstandenlijst van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (versie 2009). Omdat de survivalactiviteiten niet jaarrond plaatsvinden, en enkel op korte en specifieke gedeelten van de dag, is het niet mogelijk om de activiteiten van SVL te koppelen aan een richtafstand zoals genoemd in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Maar vooralsnog moet gemotiveerd worden dat ter plaatse van de woning aan de Groningerstraatweg 401 een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd.

De dichtsbijzijnde woning nabij het survivalterrein is de voormalige boerderij aan de Groningerstraatweg 401. De survivaltrainingen worden in bepaalde tijdsblokken gegeven, waarbij de tijden afhankelijk zijn van de leeftijd en ervaring van de deelnemers. Door de verschillende groepen wordt de drukte in het gebied verdeeld over verschillende dagen en tijden. SVL maakt maximaal 20 uur per week gebruik van het terrein. Ook concentreren de activiteiten zich niet enkel nabij de woning. De activiteiten zijn verspreid waardoor de geluidsbelasting zich niet op één plek bevindt.

Op dit moment maakt SVL ook gebruik van de schuur aansluitend aan de boerderij voor opslag. Tussen de schuur en de woning is een doorgang aanwezig. Om te voorkomen dat de bewoners van de boerderij hinder ondervinden van de activiteiten in de schuur, is het belangrijk dat de schuur kan worden afgesloten van de woning. De bestaande doorgang wordt in het kader van de brandveiligheid (vluchtroute) behouden. De doorgang zal worden voorzien van een brandwerende deur die tevens een geluiddempende werking heeft. Voor het overige is de aanwezige muur een solide afscheiding tussen de woning en de schuur. Omdat de schuur voornamelijk gebruik wordt voor opslag zijn er weinig tot geen mensen aanwezig en zal er in de praktijk vrijwel geen geluidoverlast zijn. Door de realisatie van een branddeur kan de eventuele geluidshinder nog verder worden beperkt.

Hierbij is wel van belang dat het afspelen van versterkte muziek wordt uitgesloten om de geluidsbelasting op de naastgelegen woonbestemming te beperken. Dit verbod is opgenomen in de specifieke gebruiksregels. Geconcludeerd uit bovenstaande, in combinatie met een goede verstandhouding tussen SVL en de bewoner van de boerderij, wordt een goed woon- en leefklimaat in combinatie met het gebruik van het terrein door de survivalvereniging geborgd.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.10 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een plan dat een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt er moet worden voldaan aan een aanvaardbare situatie. In de omgeving van het plangebied is geen gezoneerd bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, aanwezig. Het aspect industrielawaai is niet van toepassing. Ook spoorwegen komen niet voor in de nabijheid van het plangebied. Het aspect railverkeerslawaai kan dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Voor de planlocatie is alleen wegverkeerslawaai van belang.

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. Voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de wettelijke geluidszone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Voor het plangebied geldt de algemene voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB. De maximale grenswaarde bedraagt Lden = 63 dB.

Toetsing

De activiteiten van SVL vallen niet onder geluidgevoelige objecten. Het aspect geluid hoeft daarom voor de survivalvereniging niet verder worden onderzocht. De woning aan de Groningerstraatweg 401 is een voormalige boerderij die in het verleden werd bewoond. Omdat de woning was weg bestemd en er ook een periode geen bewoning is geweest, is de huidige bewoning in strijd met het bestemmingsplan. Het opnieuw bestemmen van de woning, is een functiewijziging van 'geen geluidsgevoelig object' naar 'wonen'. Er moet daarom getoetst worden aan de Wet geluidhinder (Wgh).

Akoestisch onderzoek

Om te bepalen of er sprake is van een aanvaardbare situatie is de geluidsbelasting op de woning aan de Groningerstraatweg 401 berekend. De geluidbelasting is berekend op de zogenaamde 'kop' van de boerderij, waar het woongedeelte wordt gerealiseerd. Ter hoogte van de Groningerstraatweg 401 is 100 km/uur de maximaal toegestane snelheid. De aftrek ex artikel 110g Wgh is derhalve 2 dB, of 3 dB indien de geluidbelasting 56 dB is, of 4 dB indien de geluidbelasting 57 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde voor wegen bedraagt 48 dB en de maximale grenswaarde 53 dB, beide inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De geluidbelasting op de woning bedraagt 52 dB, inclusief 2 dB aftrek ex artikel 110g Wgh. Gekeken dient te worden of wordt voldaan aan de eisen van het binnenniveau van ten hoogste 33 dB voor wegverkeerslawaai. In bijlage 6 zijn de berekeningen uit GeoMilieu toegevoegd. Voor het binnenniveau van de woning is de FUMO om advies gevraagd. Het advies van de FUMO is in het vervolg van deze paragraaf uitgewerkt.

Binnenniveau Groningerstraatweg 401

Het binnenniveau van de woning dient te worden getoetst aan het 'rechtens verkregen' niveau. De woning heeft bouwjaar 1903 volgens BAG. Er golden toen geen eisen aan het binnenniveau. Er  zou aangesloten kunnen worden bij het niveau bestaande woningen (38 dB = saneringsnorm), in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Op basis van de berekende geluidbelasting op de gevel (57 dB exclusief aftrek art 110g) en de basisgeluidwering bouwbesluit (20 dB) kan worden voldaan aan het genoemde binnenniveau bestaande woning (38 dB) (57 minus 20 dB = 37 dB).Voor het bestaande gebouw hoeven dan ook geen aanvullende gevelmaatregelen te worden genomen.  Indien er sprake is van nieuwbouw, dan zullen er wel aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Toetsing

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart worden meerdere soorten risico's benoemd, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • wel is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Transportroute van gevaarlijke stoffen

Over de Groningerstraatweg wordt een beperkt aantal gevaarlijke stoffen vervoerd voor plaatselijke bevoorrading. Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de Groningerstraatweg. Daarom zal rekening moeten worden gehouden met artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.

Met betrekking tot externe veiligheid zijn er geen relevante risicocontouren aanwezig wegens het geringe aantal transportbewegingen ( 1 transport per drie dagen). Er is sprake van een laag groepsriciso omdat het plangebied buiten de effectafstanden van brandbare stoffen ligt. Van belang is ook dat er sprake is van een bestaande situatie waarbij de kans op een extern veiligheidsscenario laag is.

Advies Brandweer Fryslân

In het kader van het vooroverleg heeft Brandweer Fryslân een advies uitgebracht (bijlage 7). Het advies is gebaseerd op de Wet veiligheidsregio's in relatie tot omgevingsveiligheid en de brandweerzorg. Hieronder wordt het advies samengevat en is uitgewerkt hoe er in het planvoornemen rekening wordt gehouden met de belangen van de brandweer.

1. Er dient geborgd te worden dat de brandweer het plangebied kan bereiken

De toegangsweg naar het plangebied is ongeveer 3,5 meter breed met grotendeels asfalt. Alleen het laatste deel naar het woongebouw is voorzien van puinverharding. De gemeente onderzoekt in hoeverre de bereikbaarheid kan worden verbeterd. Wanneer noodzakelijk zal dit met de brandweer worden gecommuniceerd.

2. Er dient een keermogelijkheid bij het woongebouw te zijn

Het is mogelijk om bij het woongebouw te keren. Dit zal niet tot knelpunten voor de brandweer leiden.

3. Geadviseerd wordt om het open water voor het woongebouw geschikt te maken om als bluswater te kunnen gebruiken.

Het water rondom de boerderij is na een beoordeling van de gemeente geschikt bevonden voor bluswater. Het open water is toegankelijk voor de brandweer en er is voldoende water beschikbaar.

Conclusie

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen. De transportroute van de Groningerstraatweg voor gevaarlijke stoffen is voldoende onderzocht. Het advies van Brandweer Fryslân is meegenomen in het plan. Er zijn geen gevolgen voor de brandweerzorg. Vanuit externe veiligheid is er geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.12 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die een planologische beperking vormen en waarvoor een regeling nodig is.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen heeft geen invloed op dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1 Algemeen

De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn.

Het bestemmingsplan 'Leeuwarden - SVL Groningerstraatweg 401' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Leeuwarden - SVL Groningerstraatweg 401' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en de overgangs- en slotregels.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de volgende bestemmingen gekregen:

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden van het gebied en zowel ondergeschikt dagrecreatief medegebruik als extensieve dagrecreatie. Met extensieve dagrecreatie worden onder andere dagelijkse activiteiten als wandelen (met de hond) mogelijk gemaakt. Via dagrecreatief medegebruik zijn de activiteiten van SVL toegestaan. Deze activiteiten blijven ondergeschikt aan de natuurbestemming.

Recreatie

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatieve activiteiten ten behoeve van een survivalvereniging en extensieve dagrecreatie. Door middel van een specifieke bouwaanduiding wordt de bouwmogelijkheid voor een bok van maximaal 10 meter hoog aangegeven. Het afspelen van versterkte muziek wordt in deze bestemming uitgesloten.

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen. De hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd, en de bestaande maatvoering is vastgelegd.

Naast de bovengenoemde enkelbestemmingen, zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Waarde - Archeologie 3

Over een deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' gelegd. De hiervoor aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Vanaf bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en die de bodem dieper dan 0,30 m beneden het maaiveld verstoren is op basis van deze dubbelbestemming archeologisch onderzoek vereist.

Waarde - Archeologie 6

Op grond van de partiële herziening Archeologie (2022) is het oostelijk gelegen deel van het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 6'. De voor deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit houdt in dat voor bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en die de bodem dieper dan 0,50 m beneden het maaiveld verstoren, archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Verder blijven de partiële herzieningen woningsplitsing en woonzorgfuncties (2022) en Plan voor de zon (2018) van toepassing.

Gebiedsaanduidingen

Over het plangebied ligt een aantal luchtvaartverkeerszones die als gebiedsaanduidingen zijn opgenomen. Hiermee worden de belangen van de Vliegbasis Leeuwarden beschermd.

Luchtvaartverkeerszone - ils verstoringsgebied 2

Voor de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – ils verstoringsgebied 2' gelden hoogtebeperkingen voor bouwplannen om eventuele verstoring van het radionavigatiesysteem van de vliegbasis tegen te gaan. Het is hier niet op voorhand verboden om te bouwen, maar er gelden hoogtebeperkingen. Als de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte wordt overschreden, mag hier alleen worden gebouwd na overleg met de beheerder van het ILS-systeem.

Luchtvaartverkeerszone - obstakelbeheergebied

De gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - obstakelbeheergebied' geeft de maximale hooogte aan van bouwwerken en beplanting die hier zijn toegestaan om het gebruik, de veiligheidssituatie en de invliegfunnel van de vliegbasis Leeuwarden te kunnen blijven garanderen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Op basis van het wettelijk vooroverleg is het voorontwerp bestemmingsplan aangeboden aan verschillende overlegpartners. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van provincie Fryslân (bijlage 8) zijn de ecologische rapporten geactualiseerd. Ook zijn de effecten op het NNN gebied ten noorden van het plangebied uitgebreider beoordeeld. Het Wetterskip heeft aandachtspunten meegegeven met betrekking tot de regionale waterkering in het plangebied. Deze aandachtspunten zijn gecommuniceerd aan de gebruikers van het plangebied. In het kader van het vooroverleg heeft Brandweer Fryslân een advies uitgebracht. Het advies is gebaseerd op de Wet veiligheidsregio's in relatie tot omgevingsveiligheid en de brandweerzorg. De gemeente onderzoekt naar aanleiding van het advies van de brandweer in hoeverre de bereikbaarheid kan worden verbeterd. Indien noodzakelijk zal dit met de brandweer worden gecommuniceerd.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen. Tijdens deze periode zal eenieder in de gelegenheid worden gesteld om een zienswijze in te dienen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van eventuele zienswijzen gewijzigd of ongewijzigd worden vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze waarop gemeentelijke kosten op het plan worden verhaald (grondexploitatie). De gemeente is de initiatiefnemer van dit bestemmingsplan. Omdat door middel van dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd is de financiële haalbaarheid niet in het geding. Daarnaast is het niet noodzakelijk om overeenkomsten op te stellen voor het kostenverhaal. De gemeente is verantwoordelijk.