direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeuwarden - Energiecampus
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.03006BP00-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leeuwarden - Energiecampus van de gemeente Leeuwarden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.03006BP00-VG01.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs.

1.6 bebouwing:

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat verhoudingsgewijs de grootte aangeeft van het deel van het bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca.

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.11 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan.
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlak:

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte en verblijfsruimten voor personeel.

1.23 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden.

1.24 dagrecreatie:

recreatie in hoofdzaak gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het verlenen van maatschappelijke en economische diensten aan derden.

1.28 duurzaamheid

een evenwichtige balans tussen de drie algemeen gebruikte domeinen van duurzaamheid: economie, natuur & milieu en sociaal-cultureel.

1.29 duurzaam ondernemen

een vorm van het uitvoeren van de kerntaken waarbij rekening gehouden wordt met een evenwichtige balans tussen de drie algemeen gebruikte domeinen van duurzaamheid: economie, natuur & milieu en sociaal-cultureel.

1.30 duurzame bedrijfsvoering

maatschappelijk duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen.

1.31 duurzame bedrijvigheid:
  • productie van duurzame energie; of
  • (dienstverlenende) bedrijven of instellingen met kennis, onderwijs, experiment en/of productie op het (thema)gebied van energie of water; of
  • (dienstverlenende) bedrijven of instellingen gericht op processen, onderzoek en ontwikkeling, diensten en producten die bijdragen aan duurzame energieproductie en/of zorgen voor innovatie ten aanzien van energiebesparing.
1.32 duurzame energieopwekking:

energie, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen.

1.33 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.34 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.36 extensieve (dag)recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.39 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt.

1.40 geluidgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.42 hernieuwbare energiebronnen:

energiebronnen waarvan bij het gebruik de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden beperkt, zoals wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, geothermie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

1.43 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.44 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.45 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.46 horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.47 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants.

1.48 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.

1.49 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.50 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.51 kap:

een dak met een zekere helling.

1.52 kleine windturbine:

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind,

  • a. met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
  • b. met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
  • c. met een verticale as.

1.53 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.54 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.55 maatschappelijk verantwoord ondernemen

is gelijk aan duurzaam ondernemen.

1.56 maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak.

1.57 maatvoeringsvlak:

een aangegeven vlak, voorzien van een maatvoeringsaanduiding.

1.58 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. Hieronder worden ook verstaan leidingen ten behoeve van een warmtenet, lokale energietransportleidingen.

1.59 ondergeschikte detailhandel:

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan.

1.60 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan.

1.61 ondergeschikt kantoor:

een niet zelfstandige kantoorfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan.

1.62 ondergronds:

beneden peil.

1.63 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 m (het Fries Zomerpeil).
1.64 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.65 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.66 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.67 risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

1.68 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.69 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.71 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.72 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

1.73 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.74 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht.

1.75 windturbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.5 de hoogte van een windturbine of kleine windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine of kleine windturbine.

2.6 de tiphoogte van een windturbine of kleine windturbine:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wiek van de windturbine of kleine windturbine.

2.7 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (agrarische) cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke hoofdstructuur;
  • c. (dag)recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. aanleggelegenheid;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en recreatie;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt over een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingen met een breedte van meer dan 4 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het aanleggen van (half)verharde paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik.
3.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toetsingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 onder e waarbij voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden aangelegd groter dan 5.000 m², wordt uitsluitend verleend indien er geen sprake is van strijd met het provinciaal weidevogelbeleid.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 onder a tot en met e wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de cultuurhistorische waarden;
    • 4. de landschappelijke waarden;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de natuurlijke waarden;
    • 7. de sociale veiligheid;
    • 8. de verkeersveiligheid;
    • 9. de watersituatie;
    • 10. de woonsituatie.
3.5 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de aldaar voorkomende bestemming 'Agrarisch' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein - Energiecampus' met dien verstande dat:

  • a. de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - Energiecampus' voor 80% in gebruik zijn genomen;
  • b. de gronden na wijziging bestemd zijn voor:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de opwekking van duurzame energie die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
    • 2. duurzame bedrijvigheid die is genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
    • 3. ter plaatse van de op de afbeelding in Bijlage 2 Zonering maatvoering opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – experimentenkavel' experimenten op het gebied van productie en consumptie van duurzame energie en op het gebied van duurzame bedrijvigheid;
    • 4. ondergeschikte kantoren;
    • 5. kleine windturbines;

met daarbij behorende:

    • 1. erven en terreinen;
    • 2. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. productiegebonden detailhandel
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. groenvoorzieningen;
    • 7. bermen en beplanting;
    • 8. oevers en kaden;
    • 9. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
    • 10. nutsvoorzieningen;

met uitzondering van:

    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen voor opwekking van duurzame energie;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6, 10 of 12 meter conform de afbeelding opgenomen in Bijlage 2 Zonering maatvoering;
  • d. de bouwhoogte voor experimenten op het gebied van productie en consumptie van duurzame bedrijvigheid, zoals bedoeld onder artikel 3.5 lid b.3. niet meer bedraagt dan 20 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – experimentenkavel' conform de afbeelding opgenomen in Bijlage 2 Zonering maatvoering;
  • e. de bouwhoogte van een duurzame energie opwekkend bedrijf met SBI-code 35B0, SBI-code 35B1 of SBI-code 35B2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten niet meer bedraagt dan 20 m voor maximaal 12.000 m² bebouwd oppervlakte;
  • f. voor het overige wordt aangesloten bij de toepasselijke regelgeving van de bestemming ''Bedrijventerrein - Energiecampus' van dit plan.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Energiecampus

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Energiecampus' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de opwekking van duurzame energie die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • b. bouwwerken ten behoeve van de opwekking van duurzame energie die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • c. duurzame bedrijvigheid die is genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met een duurzame bedrijfsvoering;
  • d. ondergeschikte kantoren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – experimentenkavel' experimenten op het gebied van productie en consumptie van duurzame bedrijvigheid;
  • f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie';
  • g. een haven, ter plaatse van de aanduiding 'haven', ten behoeve van het aanleggen van schepen, alsmede voor laad- en losvoorzieningen;
  • h. kleine windturbines;

met daarbij behorende:

  • i. erven en terreinen;
  • j. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  • k. laad- en losvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. bermen en beplanting;
  • o. oevers en kaden;
  • p. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • q. nutsvoorzieningen;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. in uitzondering op artikel 4.2.1 onder c. mag de bouwhoogte van een duurzame energie opwekkend bedrijf met SBI-code 35B0, SBI-code 35B1 of SBI-code 35B2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten niet meer bedragen dan 20 m voor maximaal 18.000 m2 bebouwd oppervlakte;
  • e. in uitzondering op 4.2.1 onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – experimentenkavel' de bouwhoogte voor experimenten op het gebied van productie en consumptie van duurzame bedrijvigheid niet meer bedragen dan 20 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de afstand tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • h. de afstand tot aan de weg mag niet minder bedragen dan 10 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de tiphoogte van een kleine windturbine mag niet meer bedragen dan 20 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m;
  • b. Het bepaalde in lid 4.2.1 sub d in die zin dat het oppervlakte mag worden vergroot tot meer dan 18.000 m2 bebouwd oppervlakte, met een maximum van 70% van het bouwperceel.
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub f in die zin dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind tot ten hoogste 2 m;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub g in die zin dat de afstand tot de achterste perceelsgrens wordt verkleind tot ten hoogste 2 m;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.1 sub h in die zin dat de afstand tot aan de weg niet minder mag bedragen dan 5 m en het gebouw niet is gelegen aan een hoofdontsluitingsweg;
4.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 4.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor duurzame bedrijvigheid die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'haven' gedurende de nachtperiode van 23:00 – 5:00 uur.
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel in duurzame producten;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, anders dan voor de opwekking van duurzame energie;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de verkoop en opslag van lpg;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige bedrijven.
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van duurzame energie of duurzame bedrijvigheid, zodanig dat er sprake is van een negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie van meer dan 0,05 Mol per jaar, met dien verstande dat tot een strijdig gebruik met deze bestemming niet wordt aangemerkt:
    • 1. het bestaand gebruik, waarbij als referentiedatum voor het bestaand gebruik, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.11, wordt verstaan de referentiedata die zijn genoemd in Bijlage 3 bij deze regels, of;
    • 2. het gebruik dat vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming, of;
    • 3. het gebruik waarvan het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming niet nozakelijk is.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat tevens duurzame bedrijvigheid wordt gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:
    • 1. het gaat om duurzame bedrijvigheid die niet is genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig is aan de bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1;
    • 2. het gaat om duurzame bedrijvigheid onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 3. het geen risicovolle inrichting anders dan een inrichting voor de opwekking van duurzame energie betreft;
    • 4. het geen vuurwerkbedrijven betreft;
    • 5. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b en toestaan dat tevens gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de opwekking van duurzame energie die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:
    • 1. het gaat om de opwekking van duurzame energie die niet is genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig is aan de bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder de hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen risicovolle inrichting anders dan een inrichting voor de opwekking van duurzame energie betreft
    • 3. het geen vuurwerkbedrijven betreft;
    • 4. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub c en toestaan dat tevens gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de opwekking van duurzame energie die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:
    • 1. het gaat om de opwekking van duurzame energie die niet is genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig is aan de bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder de hogere categorie dan 4.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen anders dan een inrichting voor de opwekking van duurzame energie betreft;
    • 3. het geen vuurwerkbedrijven betreft;
    • 4. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
4.6.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 4.6.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de voormalige stortplaats Skinkeskans (nazorglocatie);
  • c. de opwekking van duurzame energie;
  • d. experimenten op het gebied van productie en consumptie van duurzame bedrijvigheid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor ontmoetingsruimten, educatie en onderwijs en kantoren ten behoeve van aan duurzaamheid gerelateerde activiteiten en duurzame bedrijvigheid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca van categorie 1 en 2;
  • g. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie';
  • h. dagrecreatie;
  • i. waterlopen, waterwegen, waterpartijen, waterzuivering en waterberging;
  • j. bruggen, duikers, dammen, kades, oevers;
  • k. bermen en beplanting;
  • l. wegen, straten en paden;
  • m. parkeervoorzieningen
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' worden gebouwd
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 17 m boven NAP;
  • c. de brutovloeroppervlakte voor horeca bedraagt niet meer dan 250 m2;
  • d. de brutovloeroppervlakte voor een gebouw voor een stoommachine bedraagt niet meer dan 100 m2;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nazorglocatie' mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder c in die zin dat de brutovloeroppervlakte van horeca wordt vergroot tot 750 m2, mits 50% van het brutovloeroppervlakte onder c. is ingevuld.
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' worden gebouwd, mits:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waarin is aangetoond dat de milieutechnische voorzieningen nodig voor de nazorg van nazorglocatie Skinkeskans intact blijven en de provinciale nazorgorganisatie goedkeuring heeft verleend;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw niet meer bedraagt dan 19 m boven NAP;
    • 3. de brutovloeroppervlakte voor 'gemengd' niet meer bedraagt dan 2.500 m2, met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte voor 'gemengd' mag worden uitgebreid tot maximaal 7.500 m2, mits 50% van de 2.500 m2 brutovloeroppervlakte in gebruik is genomen.
    • 4. het aantal bouwlagen voor 'gemengd' niet meer dan 1 laag bedraagt, met dien verstande dat het aantal bouwlagen voor 'gemengd' ter plaatse van de aanduiding 'horeca' meer dan 1 laag mag bedragen;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.2 onder a in die zin dat bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nazorglocatie' mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waarin is aangetoond dat de milieutechnische voorzieningen nodig voor de nazorg van nazorglocatie Skinkeskans intact blijven en de provinciale nazorgorganisatie goedkeuring heeft verleend;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 1 m;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit niet meer bedraagt dan 17 m boven NAP.
    • 4. de tiphoogte van een kleine windturbine niet meer bedraagt dan 22 m boven NAP;
    • 5. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 22 m boven NAP.
5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de verkoop en opslag van lpg.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nazorglocatie' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (mengwoelen, diepploegen);
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanleggen van bomen, bos en boomgaard en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • f. het bouwrijp maken van de grond en het verwijderen/aanbrengen van funderingen;
5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
  • b. nodig zijn in het kader van de nazorg van nazorglocatie Skinkeskans;
  • c. niet dieper reiken dan 0,5 m;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen afbreuk aan de eeuwigdurende nazorg van nazorglocatie Skinkeskans wordt gedaan.

5.6.4 Onderzoeksplicht en advies

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin in voldoende mate is aangetoond dat de milieutechnische voorzieningen nodig voor de nazorg van nazorglocatie Skinkeskans intact blijven en de provinciale nazorgorganisatie goedkeuring heeft verleend.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met maximaal 2 rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;

met de daarbij behorende:

  • c. bermen en beplanting;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken, kades, oevers;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
  • h. vaarwegen
  • i. waterlopen, waterwegen en waterpartijen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • c. de doorvaarhoogte van kunstwerken dient ten minste 1,50 m ten opzichte van het peil te bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Water - Vaarweg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarwegen;
  • b. oevers, kaden
  • c. bermen en beplanting
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. dagrecreatief medegebruik;
  • f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

met de daarbij behorende:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
    • 1. remmingwerken, oeverbeschoeiingen, dammen en/of duikers;
    • 2. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor woonschepen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
  • b. het vergraven van oevers.
7.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de landschappelijke waarden;
  • c. de natuurlijke waarden
  • d. de cultuurhistorische waarden
  • e. het bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de milieusituatie;
  • i. de woonsituatie;
  • j. de sociale veiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksregels
10.1.1 Opwekking duurzame energie

Ten minste 6 hectare aan bouwpercelen en/of gedeelte van het plangebied dient in gebruik te zijn of nog kunnen worden gebruikt voor de opwekking van duurzame energie.

10.1.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden voor windturbines, niet zijnde kleine windturbines.
10.1.3 Mitigerende maatregelen

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan het bouwen van bouwwerken en/of het in gebruik nemen van gronden dat niet in overeenstemming is met de navolgende regels:

  • a. het gebruik van lichtbronnen, anders dan amberkleurig licht, in de gedeelten van het plangebied die grenzen aan het Sylsterrak en het Harinxmakanaal;
  • b. lichtbronnen mogen niet direct op watergangen schijnen;
  • c. langs het Sylsterrak en het Harinxmakanaal zijn uitsluitend lage armaturen met een minimale lichtverstrooiing toegestaan;
  • d. lichtbronnen aan de zijde van de watergang worden afgeschermd.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie
11.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
11.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van :

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
  • f. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
    • 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
    • 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
  • g. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • i. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
12.2 Toetsingscriteria

De in lid 12.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de parkeercapaciteit;
  • e. het waterbeheer;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de verkeerssituatie;
  • h. archeologie;
  • i. cultuurhistorie;
  • j. beschermd stadsgezicht;
  • k. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
  • l. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • m. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;
  • d. antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie of andere zend- ontvangst- en sirenemasten worden gebouwd met een bouwhoogte tot ten hoogste 50 m.
13.2 Toetsingscriteria

De in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de parkeercapaciteit;
  • e. het waterbeheer;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de verkeerssituatie;
  • h. archeologie;
  • i. cultuurhistorie;
  • j. beschermd stadsgezicht;
  • k. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
  • l. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • m. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de cultuurhistorische waarden;
    • 4. de landschappelijke waarden;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de natuurlijke waarden;
    • 7. de sociale veiligheid;
    • 8. de verkeersveiligheid;
    • 9. de watersituatie;
    • 10. de woonsituatie.
14.2 Van toepassing verklaring

De regels en bijbehorende bijlagen van het bestemmingsplan "Leeuwarden – Partiële herziening Plan voor de zon” (NL.IMRO.0080.00002BP00-VG01) zoals dat is vastgesteld op 13 februari 2017, zijn met uitzondering van het in dit plan bepaalde, onverminderd van toepassing op dit plan.

14.3 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Energiecampus'

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 september 2017

De voorzitter, De griffier,