direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - James Wattstraat naast 24 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op bedrijventerrein De Zwette ligt tussen James Wattstraat 22 en 24 een braakliggende kavel. Hier lag een ontsluitingsweg van het bedrijventerrein, maar deze is met de aanleg van de Haak om Leeuwarden verwijderd. De gronden hebben echter nog wel een verkeersbestemming. Vanwege deze bestemming is het niet mogelijk om hier een bedrijf te vestigen.

In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de verkeersbestemming kan worden omgezet naar een bedrijfsbestemming. Met dit wijzigingsplan wordt hieraan toepassing gegeven. Ook wordt met dit plan, via een andere wijzigingsbevoegdheid, het bouwvlak op het nieuwe bedrijfsperceel aangepast en worden enkele aansluitende gronden voorzien van een bedrijfsbestemming.

In het voorliggend wijzigingsplan zijn tevens enkele andere gronden in de directe omgeving meegenomen. Deze hebben op dit moment ook nog een verkeersbestemming maar zijn feitelijk al onderdeel van bedrijfspercelen.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel gelegen tussen James Wattstraat 22 en 24 te Leeuwarden en een stuk grond ten noordwesten van James Wattstraat 24. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0001.jpeg" Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologisch regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West, dat is vastgesteld op 31 oktober 2011. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Verkeer' met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.

Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden. Ondergeschikt zijn tevens gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, groen-, parkeer-, geluidbeperkende-, en nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken toegestaan. Bedrijven zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Op grond van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 5.5 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied';
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 (van het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West) van toepassing zijn, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
    • 2. geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • c. geen detailhandel is toegestaan anders dan productiegebonden detailhandel en perifere detailhandel.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure worden doorlopen. De aanpassing van het bouwvlak en het wijzigen van extra gronden naar een bedrijfsbestemming wordt mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid uit de algemene regels van het bestemmingsplan (artikel 16, lid a en lid b). In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

In onderstaand figuur is een uitsnede van de verbeelding weergegeven met daarin het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende verbeelding

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving plangebied

De gronden van dit wijzigingsplan maken deel uit van het Industrieterrein West, dat in het westen van Leeuwarden ligt. Het plangebied ligt aan de James Wattstraat, tussen nummer 22 en 24 en omvat ook enkele gronden in de directe nabijheid van dit perceel. Rondom het plangebied zijn meerdere bedrijven gevestigd, waaronder een autobedrijf, motorzaak en een zandhandel. De bebouwing bestaat grotendeels uit grote bedrijfsloodsen bestaande uit één bouwlaag met plat dak. Ook zijn kantoorruimtes ten behoeve van de bedrijven aanwezig, bestaande uit één tot twee bouwlagen. Ten noorden van het plangebied loopt een treinspoor een ontsluitingsweg vanuit het centrum van Leeuwarden richting het westen.

2.2 Voormalige en huidige situatie plangebied

De gronden van het plangebied waren voorheen in gebruik ten behoeve van een verkeersontsluiting. Door het plangebied liep voorheen een weg die het bedrijventerrein ontsloot richting het westen. De weg sloot aan op een brug die over het Van Harinxmakanaal liep. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de voormalige situatie in het plangebied.

Sinds 2017 is de weg uit het plangebied verwijderd. De gronden liggen nu braak. Met de aansluiting van de Fahrenheitweg op de Haak op Leeuwarden, direct ten noorden van het spoor, en een onderdoorgang onder het Van Harinxmakanaal is een nieuwe ontsluiting richting het westen gerealiseerd. Daardoor was de ontsluitingsweg door het plangebied niet langer nodig. De James Wattstraat is door het weghalen van deze weg rechtgetrokken voor het plangebied langs.

In figuur 2.2 is een vooraanzicht van de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Voormalige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Huidig aanzicht plangebied

2.3 Gewenste situatie

Het voornemen is het herbestemmen van het plangebied als bedrijfskavel. De herontwikkeling van deze locatie naar een bedrijfslocatie past binnen de omgeving, gezien de ligging op een industrieterrein en de aanwezigheid van omliggende bedrijven.

Met dit wijzigingsplan wil de gemeente het juridisch-planologisch mogelijk maken dat een bedrijf zich op het perceel kan vestigen. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksmogelijkheden wordt aangesloten op de naastgelegen percelen, conform de mogelijkheden die worden geboden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Dit houdt in dat ter plaatse een bedrijf wordt toegestaan tot en met milieucategorie 4.2. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met een maximaal bebouwingspercentage van 70 % en en maximale bouwhoogte van 15 meter.

Daarnaast wordt ter plaatse ook perifere detailhandel mogelijk gemaakt, in aansluiting op de regeling voor het perceel ten westen van het plangebied.

Het parkeren ten behoeve van het toekomstige bedrijf vindt volledig plaats op eigen terrein. Op het terrein is voldoende ruimte om te voorzien in de volledige parkeerbehoefte.

Naast de realisatie van het bedrijfsperceel zijn nog enkele andere gronden in de omgeving meegenomen in dit wijzigingsplan. In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden nog bestemd als 'Verkeer'. In de praktijk maken deze gronden deel uit van bedrijfspercelen dan wel gaan deel uit maken van een bedrijfsperceel. Tevens wordt een bouwvlak op het nieuwe bedrijfsperceel aangepast.

2.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het geldende bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West van de gemeente Leeuwarden zijn opgenomen.

2.4.1 Artikel 5.5

Met artikel 5.5 kunnen Burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd ten behoeve van de bestemming 'Bedrijventerrein'. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.

De wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.

De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de begrenzing van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen de regels van artikel 4 van toepassing te zijn met dien verstande dat:

  • 1. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  • 2. geen bedrijfswoningen zijn toegestaan

In de juridische regeling van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 4 van het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West onverkort van toepassing verklaard. Op de verbeelding is de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' toegepast. Daarmee zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan. Tot slot is geen aanduiding voor een bedrijfswoning toegepast, waardoor bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

Er is geen detailhandel toegestaan anders dan productiegebonden detailhandel en perifere detailhandel.

Ter plaatse van het nieuwe bedrijfsperceel is de aanduiding 'detailhandel perifeer' opgenomen, waarmee uitsluitend perifere detailhandel mogelijk wordt gemaakt.

2.4.2 Artikel 16.1

Met artikel 16.1 kunnen burgemeester en wethouders het plan als volgt wijzigen:

  • a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 meter wordt overschreden;
  • b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20 % van de oppervlakte van het bouwvlak.

de wijzigingsbevoegdheid heeft een aantal toetsingscriteria die hieronder worden behandeld.

16.2 Toetsingscriteria

De in lid 16.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. het straat- en bebouwingsbeeld;

b. de verkeerssituatie;

c. de parkeercapaciteit;

d. het waterbeheer;

e. de sociale veiligheid;

f. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

g. de milieusituatie;

h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

i. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast om een bouwvlak aan te passen en om enkele gronden te voorzien van een bedrijfsbestemming zonder bouwvlak. Het gaat om gronden die binnen de kadastrale begrenzing van het nieuwe bedrijfsperceel vallen. De wijzigingsbevoegdheid van artikel 5.5 van het bestemmingsplan is echter niet van toepassing op deze gronden.

Op het perceel wordt bedrijvigheid mogelijk gemaakt conform de regels die ook gelden voor de omliggende bedrijven. Alle activiteiten, waaronder ook het parkeren, vinden op het eigen perceel plaats. Bij de uiteindelijke inrichting van het bedrijfsperceel wordt hiermee rekening gehouden.

Het aangepaste bouwvlak staat in lijn met de bouwvlakken van de naastgelegen percelen en daarmee ook in lijn met de bebouwing op deze percelen. Voor de conclusies van de diverse milieuaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van dit wijzigingsplan. Geconcludeerd is dat er geen belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Voor dit wijzigingsplan zijn de regels ten aanzien van de defensie van belang. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het wijzigingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De functiewijziging van het perceel maakt het mogelijk dat een bedrijf tot en met milieucategorie 4.2 zich vestigt in het plangebied, eventueel met uitoefening van perifere detailhandel. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling vindt plaats binnen stedelijk gebied, op een bedrijventerrein. Er is concrete interesse in het perceel, waardoor de wijziging voorziet in een concrete behoefte. Daarmee voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals bedrijven, toegevoegd worden.

Op de kaarten behorende bij de provinciale verordening is het plangebied aangewezen als bedrijventerrein. Verder zijn in artikel 4 van de verordening regels ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen. Hier is opgenomen dat een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In dit geval past de voorgenomen ontwikkeling in het reeds opgestelde bedrijventerreinplan. Daarmee wordt voldaan aan de regeling in de provinciale verordening.

Ten aanzien van het mogelijk maken van perifere detailhandel is in artikel 4.4.3 opgenomen dat in en aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied van de kern Leeuwarden buiten het kernwinkelgebied verruimde perifere detailhandel kan worden toegestaan mits in de plantoelichting wordt gemotiveerd dat dit geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het kernwinkelgebied van Leeuwarden.

In dit geval wordt uitsluitend perifere detailhandel mogelijk gemaakt. Het kernwinkelgebied van Leeuwarden biedt fysiek geen ruimte voor deze vorm van detailhandel. Wanneer hier perifere detailhandel wordt uitgeoefend zal dat daarom zin door een bedrijf dat niet binnen het kernwinkelgebied van Leeuwarden past. Bovendien gaat het om een relatief klein oppervlakte waar perifere detailhandel wordt toegestaan. Dit heeft geen wezenlijke impact op mogelijke uitruil met een locatie in het kernwinkelgebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West, dat is vastgesteld op 31 oktober 2011. Voor het plangebied is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar een bedrijfsbestemming. Hiermee wordt de ontwikkeling in het plangebied mogelijk gemaakt.

Door te voldoen aan de wijzigingscriteria die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid en is het voornemen in overeenstemming met de gemeentelijke beleidspunten.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

De gemeente Leeuwarden heeft de ambitie om vrij te zijn van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat fors op duurzame energie moet worden ingezet. Dit bestemmingsplan geeft inhoud aan het plan voor de zon, een plan om de realisering van zonne-energie- of zonnewarmteprojecten makkelijker mogelijk te maken.

Voor het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - bedrijventerrein'. Ter plaatse geldt een regeling waarin is bepaald dat een omgevingsvergunning niet is vereist indien de activiteit betrekking heeft op het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren op al dan niet bestaande constructies en/of in permanente grondopstelling. Daaraan is een aantal voorwaarden gekoppeld.

Partiële herziening Archeologie ontwerp 13-11-2017

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, exclusief de gronden van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en Littenseradiel, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor onderhavig plangebied geldt op basis van het ontwerpbestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Ter plaatse geldt dat voor ontwikkelingen met een oppervlakte van 10.000 m2 en dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het bestemmingsplan Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur van toepassing. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 (Vormvrije) Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het wijzigingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of m.e.r. - beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (onderdeel C en D), projectmer-plichtig (onderdeel C) of mer-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.3) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein opgenomen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer is een planmer-plicht van toepassing. De totale ontwikkeling maakt slechts 1 bedrijfsperceel mogelijk, die qua oppervlakte ruim onder de 75 ha blijft en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast blijkt uit de beoordeling in de hierop volgende beschreven paragrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure. Alle milieu- en omgevingsaspecten zijn voldoende onderzocht en leiden niet tot belemmeringen van het plan. Bovendien betreft het voornemen een gemeentelijk initiatief.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. De VNG-publicatie onderscheidt 'gemengde gebieden' en 'functiemengingsgebieden'. Functiemengingsgebieden zijn bijvoorbeeld:

  • stadscentra, dorpscentra of winkelcentra;
  • of (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemening wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Als een gebied is aangewezen als functiemengingsgebied, dan kan de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging worden toegepast. Hierbij is het beter mogelijk om menging van functies toe te staan.

Toetsing

In het plangebied wordt een bedrijf mogelijk gemaakt tot en met maximaal milieucategorie 4.2. Voor het bedrijf in het plangebied geldt daarom een maximale richtafstand van 300 meter tot een rustige woonwijk of een rustig buitengebied.

Binnen 300 meter van het plangebied is geen sprake van gevoelige functies. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand en er is geen nader onderzoek noodzakelijk voor wat betreft milieuzonering.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Industrielawaai

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.

Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van een gezoneerd industrieterrein. Er is een zonetoets uitgevoerd om na te gaan of het te vestigen bedrijf past binnen de geluidruimte van het zonemodel van het gezoneerde industrieterrein. Hieruit is naar voren gekomen dat voldoende ruimte is om een bedrijf uit maximaal milieucategorie 4.2 te vestigen.

Omdat wordt voldaan aan de richtafstand en voldoende geluidruimte beschikbaar is voor het voorgenomen bedrijf is geen nader onderzoek noodzakelijk met betrekking tot bedrijven en milieuzonering.

Daarnaast stelt het wijzigingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn er dan ook geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.

Toetsing

In dit plan is slechts sprake van de functiewijziging van één bedrijfsperceel. Gezien de aard en omvang van dit plan kan er op voorhand vanuit worden gegaan dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20200817-2-24053). In bijlage 1 is de watertoets toegevoegd. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

Waterkwantiteit

Het plangebied heeft een oppervlak van circa 4.300 m2. In principe kan dit oppervlak in zijn geheel worden verhard wat betekent dat watercompensatie noodzakelijk is. Gelet op de door de gemeente gehanteerde regels betreft het een compensatie van circa 430 m2 (10%). Dit is meer dan de 5% die het waterschap vraagt.

In het plangebied en omgeving lag een ontsluitingsweg van het industrieterrein. Door de aanleg van de Haak om Leeuwarden was deze weg niet meer nodig en is alle verharding verwijderd (ca 3.500 m2). Ook is aan de noordzijde van het gebied een extra sloot gegraven. Deze herinrichting heeft in 2018 plaatsgevonden (zie onderstaande afbeeldingen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0005.png"

Situatie in 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03001WP01-VG01_0006.png"

Situatie in 2020

Wetterskip Fryslân heeft aangegeven dat met deze herinrichting de toename aan verharding in het plangebied voldoende is gecompenseerd. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Bij nieuwbouw in het plangebied worden deze uitgangspunten in acht genomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden in de omgeving. Met betrekking tot stikstofuitstoot als gevolg van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is een stikstofberekening uitgevoerd aan de hand van de AERIUS-calculator. Deze berekening is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is naar voren gekomen dat geen sprake is van resultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar ter plaatse van stikstofgevoelige gebieden. Daarmee is geen sprake van significante stikstofdepositie en zijn geen maatregelen noodzakelijk.

In het plangebied is slechts sprake van een functiewijziging. Deze gaan niet gepaard met het dempen van sloten, kappen van bomen of slopen van bebouwing waarin mogelijk (beschermde) soorten verblijven. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de gebiedsbescherming.

4.7 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

In het kader van dit voornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de resultaten milieuhygiënisch gezien niet leiden tot belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk en de bodem is geschikt bevonden voor het voorgenomen gebruik.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West

Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt voor het plangebied geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie '.

Archeologische waardenkaart Leeuwarden

Op basis van de Archeologische waardenkaart Leeuwarden heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor de terreinen met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt dat bij (niet mer-plichtige) ontwikkelingen archeologisch onderzoek niet vereist is.

Partiële herziening Archeologie

De gemeente is bezig met de voorbereiding van een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden.

Voor onderhavig plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Hierin is geregeld dat voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 10.000 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

In dit geval worden de grenswaarden van de archeologische dubbelbestemming uit het ontwerp-bestemmingsplan Archeologie niet overschreden omdat een dergelijke oppervlakte aan bebouwing niet mogelijk wordt gemaakt. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Toetsing

Binnen het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook tast een nieuwe invulling van de gronden de bestaande structuren niet aan. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Er is wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Voor dit plan is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat het plangebied niet gelegen is binnen een invloedzone van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid gelden geen beperkingen voor dit wijzigingsplan.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

Aan de oostzijde van het bedrijfsperceel ligt een zakelijk rechtstrook in verband met de aanwezigheid van een leiding. Deze zone moet gevrijwaard blijven van onder andere bebouwing. Het bouwvlak is buiten deze zone geplaatst.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Leeuwarden - James Wattstraat naast 24 e.o.' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West van de gemeente Leeuwarden.

Regels

De regels die deel uitmaken van bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West, vastgesteld 31 oktober 2011, artikel 4 'Bedrijventerrein' zijn van toepassing op dit wijzigingsplan. Voor de volledigheid zijn de relevante regels uit het moederplan uiteengezet in de juridische regeling van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijk vooroverleg is het wijzigingsplan voorgelegd aan de Provincie Fryslân. Zij heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan. De overlegreactie is opgenomen als bijlage 4.

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de genoemde periode zijn bij het college van Burgemeester en Wethouders geen zienswijzen ingediend omtrent het ontwerpwijzigingsplan. Het wijzigingsplan is daarmee ongewijzigd vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

De kosten voor dit plan worden gedekt uit de opbrengsten van de kavel.

Grondexploitatie 

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Een exploitatieplan en/of overeenkomst is in dit geval niet aan de orde.