direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum - 3
Plan: Leeuwarden - Parkeergarage Nieuwe Oosterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.02004BP00-VG01

Artikel 3 Centrum - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, niet zijnde supermarkten, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
    • 2. publiekgerichte dienstverlening, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
    • 3. ondergrondse parkeervoorzieningen met de daarbijbehorende in- en uitritten en in- en uitgangen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
    • 4. woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;

waarbij het behoud van de in hoofdstuk 2 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. stegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten minste één gevel van een gebouw zal in de gevellijn worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven maximale bouwhoogte bedragen;
  • d. tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over een horizontale diepte van ten minste 10,00 m dan wel de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de in hoofdstuk 2 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van de in lid 3.1 sub a onder 1 en 2 genoemde functies;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, niet bedoeld ondergeschikte horeca;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte van de winkel 1500 m² of minder bedraagt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte van de winkel meer dan 1500 m² bedraagt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 onder a in die zin dat de tweede of hogere bouwlaag van een gebouw wordt gebruikt ten behoeve van een detailhandelsfunctie, mits:
    • 1. deze functie een directe relatie heeft met de detailhandelsfunctie in de eerste bouwlaag;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de individuele ruimtelijke waarden van het betreffende pand;
  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub d in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan hetgeen in het Vuurwerkbesluit is bepaald.
3.5.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de in hoofdstuk 2 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.